Marloes

Marloes: ‘Ik heb ruimte in mijn huis en hart voor twee pleegkinderen’

Toen Daan (nu 19) een thuis nodig had, twijfelde Marloes (36) geen moment. Natuurlijk mocht hij bij haar en Robbert-Jan komen wonen. Vorig jaar werd hun gezin uitgebreid met Jasper (6).

Marloes: “Robbert-Jan en ik zijn dol op kinderen. Toen we zes jaar geleden trouwden, was het niet de vraag óf we kinderen zouden krijgen, maar wanneer. Groot was ons verdriet toen we onvruchtbaar bleken. Mijn ziel vloog alle kanten op. De gedachte nooit moeder te worden, vond ik onverteerbaar.

Toch voelde ik diep van binnen dat we op een dag wél kinderen zouden krijgen. In het weekend nadat we te horen hadden gekregen dat zwanger worden uitgesloten was, nam Robbert-Jan, die jongerenwerker is en ook actief is in de kerk, een tiener mee naar huis. Daan, een jongen van veertien die het, om redenen waar ik niet over wil uitweiden, erg moeilijk had. Hij had een plek nodig om tot rust te komen, zei hij, dus hij logeerde een weekend bij ons.

Ik herinner me dat ik naar hem keek terwijl hij lag te slapen en me afvroeg of dit soms de weg was die Robbert-Jan en ik moesten gaan. De gedachte om samen kinderen groot te brengen die biologisch niet van ons waren, voelde heel natuurlijk.”

Een warm thuis

“Robbert-Jan en ik groeiden allebei op in een gezin waar iedereen welkom was. Zijn ouders waren pleegouders geweest, dus toen ik dat idee met hem besprak, snapte hij het meteen. Ook hij stond er positief tegenover. Adoptie was voor ons allebei uitgesloten. Uit eigen ervaring wisten we dat in Nederland zo veel kinderen een fijn gezin nodig hebben. Dat warme thuis wilden wij graag bieden.

Toch duurde het nog een paar jaar voordat we officieel pleegouders werden van twee pleegkinderen. Achteraf denk ik dat dat met een reden was: we moesten eerst ons verdriet verwerken dat ik nooit zwanger zou worden. We hadden allebei ons eigen rouwproces. Voor mij was het belangrijk dat ik kon praten over mijn gevoelens. Ik ben pedagogisch medewerker en werd geconfronteerd met zwangere vrouwen en baby’s. Ook onze vrienden kregen kinderen. Gelukkig kon ik makkelijk praten over mijn verdriet. Robbert-Jan vond het daarentegen fijn om zichzelf soms een weekend op te sluiten om te gamen. Het was allemaal goed. We lieten elkaar vrij om te doen wat nodig was.”

Juist hechter

“In de tussentijd bleef Daan bij ons over de vloer komen. Hij is een ontzettend aardige en getalenteerde jongen, die veel in zijn mars heeft. Robbert-Jan geloofde in hem. Het maakte niet uit wat Daan deed, Robbert-Jan liet hem niet los. Zelfs niet toen Daan in de jeugdgevangenis terechtkwam. Hun contact werd in die periode juist hechter. Wat ik bewonder aan mijn man, is dat hij verantwoordelijkheid neemt. Door hem te blijven bezoeken, wilde hij Daan laten weten dat hij altijd op ons kon terugvallen.

Toen hij twee jaar geleden op zijn zeventiende uit de jeugdgevangenis kwam, zocht hij een thuis. Ik dacht terug aan de allereerste keer dat hij bij ons op de bank lag en ik me afvroeg of het pleegouderschap soms de weg was die Robbert-Jan en ik moesten gaan. Weer voelde ik in elke vezel van mijn lijf dat dit inderdaad onze weg was. Inmiddels was ik veel van Daan gaan houden. Het leek mij ook fijn als hij bij ons zou komen wonen.

Om zijn pleegouders te kunnen worden, volgden Robbert-Jan en ik een voorbereidingscursus bij pleegzorgorganisatie Trias Jeugdhulp. Dat deden we met een groep anderen die net als wij pleegouders wilden worden. Het viel me op dat sommige deelnemers zelf een moeilijke jeugd hadden gehad, maar dat dit niet werd gezien als een risico. Het werd juist gezien als een pré, omdat ze door hun eigen ervaring kinderen extra goed konden ondersteunen. De cursusleidster benadrukte wel dat het belangrijk is dat je moeilijkheden en pijnpunten hebt verwerkt. Alleen dan kun je er voor kinderen zijn.”

Toch best spannend

“Ze zei ook dat het niet werkt om een vooropgezet plan te hebben hoe het pleegouderschap zal zijn, omdat ieder kind anders is en andere behoeftes heeft. Ik begreep wat ze hiermee bedoelde: door mijn werk als pedagogisch medewerker weet ik dat ieder kind uniek is. Toch vond ik het best spannend toen Daan bij ons kwam wonen. Met tieners had ik niet veel ervaring.

Veel pleegouders vangen liever jonge kinderen op en dat snap ik ook. Jonge kinderen hebben veel zorg nodig en meestal blijven ze voor langere tijd bij je wonen. Maar zo veel tieners hebben een behoefte aan een warm pleeggezin. Als pleegouders kun je écht veel voor ze betekenen. De tienertijd is een vormende periode omdat ze voor allerlei keuzes komen te staan, zoals voor opleiding en werk. Het is belangrijk dat ze daarover met een ouderfiguur kunnen sparren en zich veilig voelen. Alleen als een kind zich veilig voelt, kan het zich goed ontwikkelen.

Robbert-Jan en ik wilden niets liever dan Daan een fijn thuis geven. We wisten dat hij door omstandigheden op het verkeerde pad was gekomen. Het lag niet aan hem. En vanaf het begin, nu twee jaar geleden, gaat het inderdaad goed met hem. Daan volgt een opleiding en heeft zijn draai gevonden.”

Lees ook: Mirjam ving jarenlang pleegkinderen op: ‘Ze hebben mijn leven verrijkt’

Ondernemend en vrolijk

“Daan woonde een jaar bij ons, toen we besloten nog een kind op te vangen. Ons huis en hart waren er groot genoeg voor. Het verlangen werd steeds groter. Toch overlegden we eerst met Daan of hij het ook zag zitten. We wilden dat hij er ook achter zou staan. Hem leek het wel leuk, al had hij geen idee wat hij kon verwachten.

Het was best even wennen voor hem toen Jasper van zes vorig jaar in ons gezin kwam. Wat een ondernemende jongen met een sterke wil. Robbert-Jan en ik zagen hem voor het eerst bij zijn toenmalige pleegouders, waar hij niet meer kon blijven. Toen we langskwamen om kennis te maken, maakte Jasper een praatje met ons, waarna hij uitgelaten naar buiten ging om te spelen. Ook toen hij een dagje bij ons kwam om te wennen, trok hij er meteen op uit met de buurtkinderen. Ik heb veel bewondering voor Jaspers kracht. Hoewel hij veel heeft meegemaakt, is hij altijd vrolijk.

Toen hij bij ons kwam wonen, kregen we blikken blauwe verf mee, zodat we zijn nieuwe kamer dezelfde kleuren konden geven als de kamer bij zijn vorige pleeggezin. Deze grote verandering leek me loodzwaar voor hem en ik verwachtte dus dat hij extra begeleiding en gesprekjes nodig had. Maar dat waren mijn gedachten. Jasper bleek vooral behoefte te hebben aan structuur en duidelijkheid. Dat was ik niet gewend. Ik praat vooral met kinderen. Door Jasper werd ik gedwongen om stelling te nemen en standvastig te blijven. Dat was lang niet altijd makkelijk, maar achteraf zie ik de waardevolle lessen wel.

Voor die duidelijke grenzen moest ik namelijk bij mezelf nagaan wat ik wil en belangrijk vind. Jasper heeft me dus zelfverzekerder gemaakt. Ik vind het mooi dat je als mens wordt gevormd door wat je meemaakt. Je bent als het ware een diamant die door situaties en gebeurtenissen wordt geslepen. Dat geldt voor Jasper en Daan, maar ook voor Robbert-Jan en mij. Ik vind mezelf nu een mooier mens dan voor het pleegouderschap.”

Naar elkaar toe groeien

“Mijn relatie met Robbert-Jan is ook betekenisvoller geworden. Hij gaat voor de jongens door het vuur. Hij is streng, maar ook duidelijk. We vullen elkaar aan in de opvoeding. Sinds Daan en Jasper er zijn, voel ik me nog meer met hem verbonden. We doen er alles aan om de jongens een fijn leven te geven. Het voelt goed om samen zo’n superbelangrijk doel te hebben.

Natuurlijk is het ook weleens zwaar. Aan het einde van de dag zijn we allebei moe. Sinds de kinderen er zijn, zijn we niet meer met z’n tweeën geweest. Een weekendje weg willen we niet omdat we willen focussen op ons nieuwe gezin. We zijn alle vier anders en natuurlijk moesten we naar elkaar toe groeien.

De coronacrisis was voor veel gezinnen een beproeving, maar voor ons was het goed. We waren op elkaar aangewezen, waardoor we elkaar letterlijk en figuurlijk meer zagen. We voerden andere gesprekken en Daan en Jasper speelden zelfs met elkaar. Door het leeftijdsverschil en hun drukke levens kwam het daar eerder niet van, maar nu zaten ze samen op de Playstation. Dat lijkt iets kleins, maar voor Robbert-Jan en mij is het prachtig om te zien.”

Zielsveel

“Als pleegouder moet je niet een te groot ego hebben en niet alleen het kind willen helpen. Een pleegkind kan niet meer bij zijn biologische familie wonen, maar zij zullen altijd belangrijk voor hem blijven. Jaspers moeder en vader komen regelmatig bij ons langs zodat ze elkaar kunnen zien. Ze houden zielsveel van elkaar. Die speciale band moet erkend worden. Ook voor de ontwikkeling van Jasper. Ik zal me er daarom voor blijven inzetten dat hun contact zo goed mogelijk is. Als je een pleegkind opvangt, krijg je zijn of haar familie erbij. Of dat belastend is? Nee, mijn hart is groter geworden door het pleegouderschap. De jongens hebben het opgerekt.”

Lees ook: Romy (23) runt een gezinshuis met vijf pleegkinderen

Tekst: Sonja Brekelmans. Foto’s: Robert Elsing. Om privacy-redenen zijn de namen Daan en Jasper gefingeerd.