Debby

Debby: ‘Plots zie ik de hartmonitor omhoogschieten: de jongen leeft’

Wie als zorgverlener werkt, maakt van alles mee. Debby blikt terug naar haar mooiste moment in de zorg. Het moment waarop ze wist: dáárom doe ik dit werk.

Debby (46) werkt als ambulanceverpleegkundige, is getrouwd met Richard en moeder van Jessie (9 †) en Wessel (4). In 2012 redt ze een kind dat op een boerenerf in een gierput is gevallen.

Automatische piloot

“Mogelijke reanimatie kind na val in gierput. Zodra de melding binnenkomt, gaat mijn hart sneller kloppen. Een kind in levensgevaar – dat maak ik niet vaak mee. Binnen een kwartier arriveer ik met mijn collega bij de boerderij. Het jochie, drie jaar oud, is al uit de gierput gehesen. Hij ligt bewusteloos op het erf, onder de koeienpoep. Hoeveel daarvan is in zijn longen terechtgekomen? Ik kniel neer en zuig zo veel mogelijk gier uit zijn mond. De stank merk ik niet, ik werk op adrenaline en de automatische piloot. Mijn collega en ik volgen het protocol: hij start de hartmassage, ik ga beademen. Na twee minuten pauzeren we – ademt het slachtoffer, is er een hartslag? Nee. Opnieuw: één, twee, drie… Kom op jochie, kom bij.”

Een hartslag

“Na tien minuten arriveren een kinderarts en collega-verpleegkundigen. Zij leggen de jongen aan een infuus. Ik blijf hem beademen, ook in de ambulance op weg naar het ziekenhuis. Daar neemt het reanimatieteam het over. Seconden later zie ik de rechte lijn op de hartmonitor plotseling omhoogschieten: er is een hartslag – de jongen leeft! Ik voel opluchting, maar blijf bezorgd. Wat houdt hij hier aan over?”

Taak zit erop

“De kinderarts ontfermt zich over hem, mijn taak zit erop. Terwijl ik met mijn collega de brancard schoonmaak, praten we erover: hebben we alles goed gedaan? We nemen een time-out met een kop koffie, maar staan een half uur later alweer klaar voor de volgende rit. Later die dag zinkt het in. ‘Jemig, wat hebben we meegemaakt’, zeggen we tegen elkaar. ‘En hoe zou het met de jongen gaan?’”

Goede afloop

“’s Avonds praat ik erover met mijn man. Ik ben een sterke, nuchtere vrouw, maar ook moeder. Dat maakt dit voorval heftiger. Een andere moeder had bijna haar kind verloren – hoe zou het met haar gaan? Een half jaar later willen zij en haar man mij en mijn collega bedanken. Ze nodigen ons uit in het revalidatiecentrum van hun zoon. Het is de eerste keer dat ik een slachtoffer naderhand ontmoet. Zodra ik het jochie zie, maakt mijn hart een sprongetje. Hij kan lopen en langzaam weer praten. Hoewel hij het zelf nog niet beseft, doe ik dat des te meer: samen met mijn collega’s heb ik voor hem het verschil kunnen maken.”