Jolanda’s leven werd overheerst door paniekaanvallen: ‘Ik wil geen angstige moeder meer zijn’

Jolanda (25) heeft al jaren last van paniekaanvallen. Vorig jaar durfde ze zelfs haar huis niet meer uit. Door de juiste therapie en medicijnen heeft ze het nu onder controle.

Jolanda (25) heeft al jaren last van paniekaanvallen. Vorig jaar durfde ze zelfs haar huis niet meer uit. Door de juiste therapie en medicijnen heeft ze het nu onder controle.

Eerste paniekaanval

Jolanda: “Voordat ik mijn eerste paniekaanval kreeg, nu zo’n zes jaar geleden, had ik een leuk, zorgeloos leven. Ik speelde trombone in een orkest, deed mee aan allerlei activiteiten in ons dorp en had veel vriendinnen. Door mijn paniekaanvallen – of eigenlijk: door de angst voor een nieuwe aanval – vielen al die leuke dingen een voor een weg. Ik ging zaken vermijden waarvan ik wist dat ze een paniekaanval konden uitlokken. Zo durfde ik niet meer naar de supermarkt, naar verjaardagen, feestjes of het orkest. Vorig jaar bereikte ik een nieuw dieptepunt: ik durfde ons huis niet meer uit. Ik sloot me op, samen met mijn twee kinderen. De angst voor de angst beheerste mijn hele leven. Tot ik tegen mezelf zei: ‘En nu is het genoeg geweest. Ik wil geen angstige moeder meer zijn die niet met haar kinderen naar de speeltuin durft. Geen boodschappen kan halen en voor wie een dagje uit te veel is. Ik kan mezelf blijven ‘bang denken’ zodat ik de deur van mijn huis niet meer uit durf, maar misschien kan ik mezelf ook wel sterk denken. Dat was het zetje dat ik mezelf moest geven om opnieuw hulp te zoeken.”

Vol gas de vangrail in

“Mijn paniekaanvallen begonnen nadat ik getuige was van een ernstig auto-ongeluk. Ik reed mee op de vrachtwagen van mijn man Kor (29) en het was druk op de weg. Ik zag automobilisten twijfelen: afslaan of toch nog een stukje snelweg? We reden afwisselend snel, dan weer langzaam. Tot we ineens vol in de rem moesten. Vlak voor ons schoot een vrachtwagen naar de linkerbaan, er vloog allerlei puin in het rond, wij weken uit naar de vluchtstrook en ondertussen zag ik iets verderop een witte vrachtwagen vol gas de vangrail in vliegen. Er volgde een enorme klap. Daarna stilte. Ik sprong meteen de vrachtwagen uit. Dit is niet goed, schoot het door mijn hoofd. De witte vrachtwagen was van de collega van Kor. Het motorblok lag een meter voor de wagen, de cabine was achterover geklapt en er kwam rook uit. Overal lagen glasscherven en Cors collega zat voorovergebogen over het stuur. Zijn hele gezicht was bebloed.

Ik ben bij hem gaan zitten, praatte tegen hem en op een gegeven moment kwam hij bij. De man heeft echt een engeltje op zijn schouder gehad, want hij kwam er met slechts een hersenschudding vanaf. Ikzelf heb nog even zitten napraten met een politieagent. Ik had goed gehandeld, zei hij. En ik was zo lekker rustig gebleven, vond hij. Die rust bleek achteraf uiterlijke schijn. Na het ongeluk kon ik overdag de draad vrij goed oppakken, maar ’s nachts in mijn slaap zag ik constant de witte vrachtwagen de vangrail in vliegen. Zwetend werd ik dan wakker. Na verloop van tijd werden die angstdromen minder en leek ik het hele voorval achter me te hebben gelaten.”

Lees ook: Angélica heeft een paniekstoornis: ‘Kon ik maar nieuwe hersenen kopen’

Zweten, trillen en een hoge hartslag

“Een jaar na het ongeluk reed ik op de snelweg. Het was snikheet en ik had geen airco, dus stond het raam wijd open. Voor me reden wat auto’s die slingerende bewegingen maakten. Ik dacht: ik houd afstand. Als er iets gebeurt, kan ik remmen. Op een gegeven moment heb ik de auto’s ingehaald. Ook passeerde ik een witte vrachtwagen. En toen ik die zag, voelde ik me niet goed worden. Uit het niets begon ik enorm te zweten, te trillen en alles begon te draaien. Mijn hartslag vloog omhoog. Ik kon niet meer helder denken. Het enige wat ik dacht, was: ik ga dood. In een split second besloot ik de auto aan de kant te zetten, half in de berm, half op de vluchtstrook. Terwijl het verkeer met 120 km/uur langs me heen raasde, belde ik Kor. ‘Ik ga dood’, riep ik. Het was even stil aan de andere kant van de lijn. Toen zei hij heel nuchter: ‘Wat eten we vanavond?’ Hij had direct in de gaten dat ik overstuur was, totaal in paniek en dacht: ik moet haar rustig krijgen. Niet meegaan in haar emotie, maar haar proberen af te leiden. Natuurlijk reageerde ik boos. Woedend zelfs. Ik voelde me niet serieus genomen door hem. Maar zijn tactiek werkte wel. Na een minuut of vijf werd ik rustiger en kon ik verder rijden. Beduusd weliswaar. Wat was me overkomen? Het kon niet anders of het was een reactie op wat ik een jaar eerder had meegemaakt.

Een dag later zat ik bij mijn huisarts. Hij dacht dat er niet zo veel aan de hand was. ‘Waarschijnlijk ben je gaan hyperventileren vanwege de hitte.’ Ammehoela. Het was echt erger dan alleen hyperventileren. Na die eerste paniekaanval volgden er meer. Het kwam voor dat ik bijvoorbeeld in de rij van de kassa bij de supermarkt stond en het ineens wazig werd voor mijn ogen. Door mijn hoofd spookten allerlei gedachten: niet misselijk worden. Wat als ik moet overgeven? Flauwval? Wie helpt me dan? Op zo’n moment versnelde mijn hartslag, begonnen mijn handen te zweten, trilden mijn benen en voelde ik me vreselijk onveilig. Het enige wat dan hielp, was zo snel mogelijk naar buiten rennen. Op adem komen, frisse lucht happen. Op een gegeven moment stuurde mijn huisarts – na mijn derde bezoek aan hem – me door naar zijn praktijkondersteuner, een psycholoog van het GGZ. Zij constateerde dat ik last had van paniekaanvallen. Eindelijk. Een diagnose. Gelukkig ben ik niet gek. Maar daarmee was ik er nog niet vanaf. Ik kreeg online hulp om mijn gedachten op orde te krijgen. Dat hielp een tijdje.

Ondertussen raakte ik zwanger van mijn dochter Famke (3,5 jaar) en al snel daarna volgde zoon Sybren (1,5 jaar). Gek genoeg had ik tijdens beide zwangerschappen geen last van paniekaanvallen. Ogenschijnlijk had ik het helemaal voor elkaar. Ik was de trotse moeder van een koningskoppel, had een leuke man, een mooi huis, maar toch sluimerde er iets onderhuids. Ik voelde hoe de spanning zich in mij opbouwde. Ik had nu de verantwoordelijkheid over twee kinderen, Kor was als vrachtwagenchauffeur veel weg en dus kwam zo’n beetje alles op mijn schouders terecht. Dat leverde stress op. En op een dag gebeurde er iets waarvoor ik al bang was: ik kreeg een nieuwe paniekaanval. Zo maar. Onverwacht tijdens een druk verjaardagsfeestje. Het enige wat ik kon denken was: ik wil hier weg. Naar buiten. Help. Tijdens een paniekaanval ben ik vooral bang dat ik doodga. Gaan mijn gedachten met me op de loop. Is er iets na de dood? En vooral: hoe moet het verder met mijn kinderen? Bij die laatste gedachte krijg ik letterlijk geen lucht. Waar de angst precies vandaan komt, weet ik niet. Vroeger bij mij thuis waren ze heel nuchter, spraken ze nauwelijks over de dood. Dat was zo’n groot thema. Alleen van mijn opa weet ik dat hij ook verschrikkelijk bang was voor de dood. Hij was nog niet zo lang daarvoor daadwerkelijk overleden. Wellicht dat dit deze nieuwe aanvallen triggerde?”

Vicieuze cirkel

“Ik kreeg steeds meer paniekaanvallen, steeds meer angst. De meeste mensen herkennen wel het gevoel dat je hebt vlak voordat je in een achtbaan in stapt. Onrust. Adrenaline. Dat gevoel had ik constant. Dagen achtereen. Daardoor sliep ik niet, waardoor ik me nog slechter ging voelen. Het is een vicieuze cirkel waarin je terechtkomt. Ik ging dingen vermijden en durfde ons huis niet meer uit. Ik was moe, lusteloos. Er kwam niks meer uit mijn handen. Ik kon amper voor mijn eigen kinderen zorgen. Kor haalde als hij thuis was, de boodschappen, deed de was, stofzuigde, kookte en vouwde de was. Ik verschoonde luiers, zat op de bank, deed af en toe een spelletje met de oudste en probeerde er het beste van te maken. Je kunt je voorstellen dat ik me schuldig voelde. Richting mijn man, richting mijn kinderen. Wat hadden zij aan mij? Ik schaamde me voor mijn eigen zwakheid. Dit wilde ik helemaal niet. Lange tijd heb ik er ook met niemand over durven praten. Dat was eenzaam. Toen ik wel erover sprak, merkte ik dat veel mensen me niet begrepen. Logisch. Het is ook onbegrijpelijk. Ik voelde me zelf ook een aansteller. ‘Het zit allemaal tussen je oren’, hoorde ik vaak. Klopt. Daar zit het ook. Want diep van binnen wist ik ook wel dat je niet zomaar dood gaat, flauwvalt of hoeft over te geven. Maar dat relativerende vermogen was op de een of andere manier helemaal weg. En dan kan je geest rare dingen met je uithalen waardoor je ook die lichamelijke klachten krijgt.

Ik heb verschillende therapieën gehad, waaronder EMDR en cognitieve gedragstherapie. Die laatste therapievorm heb ik zowel één op één als in groepsverband gedaan. Tegelijkertijd slikte ik citalopram, een medicijn waardoor de scherpe randjes van mijn angsten af gingen en ze steeds minder werden. Tijdens de therapie leerde ik mezelf uit te dagen. Dat ging met muizenstapjes. Eerst moest ik een appel kopen in de supermarkt. Vooraf bedacht ik de complete winkelroute die ik zou lopen. Toen dat goed ging, beloonde ik me met een cake. Om die te maken, had ik allerlei andere ingrediënten nodig die verspreid lagen door de hele winkel. Een flinke test. Maar doordat ik in mijn hoofd zo bezig was met het boodschappenlijstje voor die cake, vergat ik de situatie waarin ik zat en ben ik de hele winkel doorgelopen. Later dacht ik: hoe dan? Was ik bang? Nee, het is me gewoon gelukt. Ik ben ook weer naar mijn orkest gegaan. Eerst tot de pauze en nu ben ik zover dat ik zelfs kan blijven nazitten. De kunst is om door te zetten. Ook als het moeilijk wordt.

Tuurlijk is de angst er af en toe nog wel. Het codewoord is dan: accepteren en loslaten. Makkelijk gezegd, moeilijk om te doen. Ik zie mijn angst als een monster. Eentje die constant bij je op schoot wil zitten. Monsters zijn niet leuk. Maar je kunt ze beter omarmen en accepteren dat ze er zijn. Dan voelen ze zich gewaardeerd en gaan ze sneller weg. Hoe meer je tegen een monster vecht, hoe langer hij gaat klieren. Ik kijk de angst nu recht aan en dat helpt. Je valt niet dood neer, angst komt op en zakt weer. Voel ik stress opkomen, dan doe ik ontspanningsoefeningen. Dat werkt meteen. Nu het beter met me gaat, ervaar ik zo veel meer vrijheid. Ik waardeer boodschappen doen, geniet van een speeltuinbezoekje met mijn kinderen en voel me een geluksvogel als ik kalm en rustig ben. Ik ben ook weer aan het werk als nagelstyliste en in de thuiszorg. Het enige waar ik nu nog doorheen moet, is het rijden op de snelweg. Dat is nog een te nemen hobbeltje, maar ook daar komen we doorheen.”

Wat is een paniekstoornis

Een paniekstoornis wordt gekenmerkt door aanvallen (paniekaanval) van een steeds terugkerende, overweldigende angst. Een paniekaanval is een korte, hevige angst die vaak onverwachts optreedt. Er horen lichamelijke verschijnselen bij, zoals hartkloppingen, zweten, ademnood, duizeligheid, een beklemmend gevoel op de borst, trillen of beven, misselijkheid en opvliegers of koude rillingen. De symptomen lijken nog het meest op die van een hartaanval.

Bron: www.hersenstichting.nl

Feiten en cijfers

    • Ongeveer 4% van de Nederlanders heeft last van een paniekstoornis
    • Vrouwen hebben drie keer zo vaak last van een paniekstoornis als mannen
    • Paniekstoornissen komen voor op alle leeftijden. Maar het meest tussen de leeftijd van 20 en 40 jaar oud
    • Van alle mensen heeft ongeveer 20% ooit in zijn leven een of meer angststoornissen gehad
    • Bijna de helft durft niet te praten over zijn paniekstoornis
    • Om het taboe op paniekstoornissen te doorbreken, startte het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport vorig jaar de campagne: ‘Hey het is oké, maak het bespreekbaar’

Lees ook: Judith heeft een dysthyme stoornis: ‘Ik ben eigenlijk een heel vrolijk mens’