Placeholder

Marcel en Erna adopteerden Rens en Marit toen zij meerderjarig waren

Adopteren van volwassenen is niet toegestaan, maar voor Marit (30) en Rens (28) maakte de rechter een uitzondering. Sinds 1999 horen ze bij het gezin van Marcel (61) en Erna (59) en dit wordt nu officieel. “De adoptie is als de kers op de taart.”

Adopteren van volwassenen is niet toegestaan, maar voor Marit (30) en Rens (28) maakte de rechter een uitzondering. Sinds 1999 horen ze bij het gezin van Marcel (61) en Erna (59) en dit wordt nu officieel. “De adoptie is als de kers op de taart.”

Het is druk in de achtertuin van Marcel en Erna. Hun vier kinderen Jan, Hans, Marit en Rens zitten te kletsen rond de eettafel. Marcel heeft een zomerse meloensalade gemaakt, Erna schenkt de wijn in. “Het gebeurt niet vaak meer dat we met het complete gezin bijeen zijn. Marit woont in Londen, Jan in Toronto en Hans vertrekt binnenkort naar Sydney. Alleen Rens woont nog dicht bij ons. Maar deze week is iedereen in Nederland, omdat Jan gaat trouwen”, vertelt Marcel.

Zwaargewond
Als ze zo gezellig als een grote, hechte familie bijeen zitten, is het alsof het nooit anders is geweest. Toch vormden ze niet altijd een gezin. Rens en Marit zijn de kinderen van Wil en Richard, de beste vrienden van Marcel en Erna.  Zij kwamen op 19 juli 1999 om het leven bij een auto-ongeluk tijdens hun vakantie in Frankrijk. Marit (toen 11 jaar) en Rens (9) overleefden het, maar raakten zwaargewond. Alleen Marit herinnert zich nog hoe ze wakker werd in de stoffige auto: “Ik rook de geur van benzine en zag dat mijn broertje Rens er niet goed bij lag, met bloed op zijn hoofd. Mijn ouders kon ik niet zien. Daarna ben ik in slaap gevallen. Mijn tante heeft mij later in het ziekenhuis verteld wat er was gebeurd. Eigenlijk had ik al meteen gevoeld dat mijn ouders niet meer leefden. Ik was ontzettend verdrietig en lag eigenlijk vanaf dat moment al te wachten op Marcel. Ik wist dat hij zou komen.”
Erna kreeg diezelfde dag in Nederland een vreselijk telefoontje van Wils broer: “Hij vertelde me dat Wil en Ries, zoals wij Richard noemden, een auto-ongeluk hadden gehad en op slag dood waren. Ik heb meteen Marcel gebeld, die net was begonnen aan de Nijmeegse Vierdaagse.” Marcel: “Op zo’n moment zakt de bodem onder je voeten vandaan. Maar ik wist ook meteen wat me te doen stond: naar Frankrijk gaan en de kinderen opvangen. Onze belofte waarmaken.”

Jaren eerder hadden Marcel en Erna het er met Wil en Richard over gehad. Ze zouden zich over elkaars kinderen ontfermen, mocht er ooit iets ernstigs gebeuren. De stellen waren sinds hun studietijd goed bevriend. Erna: “Wil en ik waren tegelijk zwanger van Rens en Jan en op dezelfde dag uitgerekend. We hebben zo veel samen meegemaakt. Zo ontstond het idee om elkaar de voogdij toe te wijzen als ons iets zou overkomen.” Marcel: “Dat was niet zomaar een opmerking op een verjaardag. We hebben er vaak over gesproken en waren zo serieus dat we het ook lieten vastleggen bij de notaris. In het testament van Wil en Ries stond dan ook dat wij de voogdij zouden krijgen.

‘Ik wist niet hoe ik de kinderen zou aantreffen, hoe ze op mijn komst zouden reageren’

We hadden dezelfde kijk op het leven en dachten hetzelfde over de opvoeding van de kinderen. Zo noemden onze kinderen ons geen papa of mama, maar bij de voornaam. Dat was bij Richard en Wil net zo. Onze gezinnen leken op elkaar. Bovendien kenden de kinderen elkaar goed. Ze zouden zich in beide gezinnen gauw thuisvoelen, zo dachten we.” Erna: “Natuurlijk ga je er nooit vanuit dat je iets ernstigs zal overkomen, maar als je het niet vastlegt, kun je niets beginnen. Ook de kinderen wisten van de overeenkomst.” De afspraak was opgenomen in het testament van Wil en Richard. Erna: “Toen de familie dat in handen kreeg, namen ze contact met ons op. Zij kenden ons wel van verjaardagen, maar wilden toch eerst meer weten over de overeenkomst. Hoe actueel was die? En hoe stonden wij er tegenover? Dat vond ik niet meer dan normaal: ook zij voelden zich verantwoordelijk. We hebben alles uitvoerig besproken. De dag erop vertrok Marcel naar Frankrijk, naar de kinderen.”

Alle hoop 
Marcel: “Met lood in mijn schoenen zat ik in het vliegtuig. De emoties gierden door mijn lijf. Ik wist niet hoe ik de kinderen zou aantreffen, hoe ze op mijn komst zouden reageren. Maar Marit zei meteen: ‘Ik had je wel eerder verwacht.’ Dat brak het ijs. Het maakte het makkelijker dat ze mij al verwachtte. Daarna bezocht ik Rens die in coma lag op de intensive care. Ik zal nooit vergeten hoe ik hem aantrof. Op dat moment dacht ik dat hij het niet zou overleven. Ook de arts was sceptisch. Rens had een hersenbeschadiging en het was niet zeker of hij ooit nog uit bed zou kunnen komen. Maar hij zei erbij dat jonge kinderen soms snel herstellen. Daar vestigde ik al mijn hoop op. Toen ik het Marit vertelde, zei zij meteen: ‘Hij gaat het redden.’ En ze kreeg gelijk.” Marit, die ook ernstig gewond was, kwam als eerste terug. Rens moest nog twee weken in Frankrijk blijven en werd daarna overgebracht naar het ziekenhuis in Alkmaar. Rens: “Daar herinner ik me vrijwel niets meer van. Ik weet nog wel dat ik heel lang moest revalideren.”

Grote verandering
Marcel en Erna hadden weliswaar de voogdij over Rens en Marit, maar dat betekende niet dat zij automatisch in Alkmaar zouden gaan wonen. Dat zou bijvoorbeeld ook in hun ouderlijk huis in Amersfoort kunnen zijn of bij een van de familieleden van Wil en Richard. Tot daarover een definitief besluit was genomen, logeerden Rens en Marit bij Marcel en Erna met hun twee zoons. “We hebben gekeken wat in het belang van de kinderen was. De familie, school, huisarts, psycholoog waren daar allemaal nauw bij betrokken. Wij vonden het vooral belangrijk dat de familie van Wil en Richard erachter stond, zodat die band niet zou worden verstoord. Uiteindelijk kwamen we tot de conclusie dat Rens en Marit het beste bij ons in huis konden komen wonen. Het was groot genoeg en het betekende ook dat Rens en Marit in een nieuwe omgeving zouden opgroeien.”

Lees het hele verhaal in Vriendin 41.