Ontwerp Zonder Titel 2020 04 01t142001.252

Ineke wordt genegeerd door haar hele dorp: ‘Niemand kwam opdagen: daar zat ik met mijn appeltaart’

Toen Ineke (47) en haar man hun droomhuis kochten, kon ze niet vermoeden hoe eenzaam ze zich in haar nieuwe woonplaats zou gaan voelen. “We worden hier gewoon niet geaccepteerd.”

Ineke: “Als ik voor de zoveelste keer naar de stad rijd om mijn dochter naar dansles te brengen, mijn zoon uit de kroeg op te pikken of met mijn man iets te drinken bij vrienden, zakt de moed me wel eens in de schoenen. Ik ben bang dat we ons huis in deze economisch slechte tijd niet snel kwijtraken en we dus nog jaren in dit nare dorp gevangen zitten. Eerlijk gezegd maakt dat idee me de laatste tijd een beetje moedeloos. Vijftien jaar geleden leek het allemaal zo mooi. Mijn man Koen en ik wilden graag een tweede kindje, maar met nog een baby erbij zouden we echt uit ons appartement groeien. Dus gingen we op zoek naar een koopwoning. Via de makelaar vonden we ons absolute droomhuis: ruim genoeg voor een gezin van vier, een grote tuin waar de kinderen lekker in kunnen spelen en het huis zit vol met mooie oude details waar ik zo van houd. Ik moest wel even aan het idee wennen dat we van de stad naar een klein dorpje met nog geen duizend inwoners zouden gaan, maar de ruimte trok me over de streep en al snel was de koop een feit.”

Geen kopje koffie

“Na wat opknapwerk trokken we met onze toen tweejarige zoon Kevin in ons nieuwe paleisje. Tijdens het klussen kwamen we onze directe buren al een paar keer tegen. Ze waren maar een paar jaartjes ouder dan Koen en ik en hadden drie kinderen, waarvan de jongste vier jaar oud was. We maakten een praatje en ik vond ze erg aardig overkomen. Daar was ik blij om. Zoals het spreekwoord al zegt, heb je soms meer aan een goede buur dan aan een verre vriend en aangezien onze hele vriendenkring in onze oude woonplaats vijftien kilometer verderop woonde, leek het me prettig om in ons nieuwe dorp ook wat leuke, sociale contacten op te bouwen. Dat bleek ijdele hoop. Toen we eenmaal verhuisd waren, merkte ik al snel dat het dorp waarin we terechtkwamen een heel hechte gemeenschap vormde. Veel mensen zijn familie van elkaar en een aantal van die families wonen er al generaties lang. Kinderen zoeken als ze het huis uitgaan een woning in het dorp, en zo blijft het kringetje in stand. Als je ‘van buiten bent’, zoals zij het noemen, is het moeilijk om er tussen te komen. Verder dan ‘hallo’ en ‘tot ziens’ kwam ik met mijn buurvrouw nauwelijks, ook al nodigde ik haar verschillende keren uit voor een kopje koffie. Ze had nooit tijd en de desinteresse droop ervan af. Ze leek me vóór de verhuizing zo aardig, maar daar had ik me blijkbaar in vergist.”

Gekrenkt

“Toch had ik in het begin niet door hoe erg het echt was. Ik dacht dat mijn buurvrouw gewoon een vreemd mens was en besloot mijn best te doen aansluiting te vinden bij de overige bewoners. Maar hoe doe je dat? Het dorp is zo klein dat er niet eens een supermarkt is, daarvoor gaan we naar een plaats verderop. Ik had nog geen schoolgaande kinderen en zomaar een rondje gaan wandelen en op iemand afstappen vond ik ook een beetje raar. Ik besloot een kennismakingsavondje te organiseren voor wat buren. Bij de tien huizen het dichtst bij het onze deed ik een uitnodiging in de bus, met daarin ook de vraag het even te laten weten als je niet kon komen. Vier van de tien belden af, voor de overige zes bakte ik mijn beste appeltaart en haalde ik lekkere hapjes en goede wijn in huis. Ik was behoorlijk zenuwachtig, zat een half uur te vroeg compleet opgetut op mijn stoel heen en weer te schuiven. Een uur later zat ik daar nog, in afwachting van het bezoek. En weer een uur later nog. Die avond kwam er helemaal niemand opdagen. Ik voelde me zó gekrenkt. Dat ze niet even de moeite hadden genomen af te bellen en mij met al die hapjes lieten zitten… Ik heb even behoorlijk zitten huilen. Koen reageerde er wat nuchterder op. Hij vond het ook een rotstreek, maar trok het zich niet zo aan. Hij had ook minder behoefte aan leuke contacten omdat hij vijf dagen per week werkte. Bovendien spraken we in het weekend meestal af met onze vrienden in de stad of bleven we lekker samen thuis. Ik was de hele dag thuis met onze zoon Kevin, op dat moment werkte ik niet. Zelf verlangde ik dus veel meer naar iemand in de buurt met wie ik iets leuks kon doen. Ik liet het er niet bij zitten, en was erop gebrand mensen te laten zien hoe leuk en gezellig ik ben. Ik sleepte Koen zelfs mee naar het dorpsfeest in de plaatselijke kroeg, maar daar zijn we na een uurtje, waarin we alleen maar met elkaar hebben gepraat, weer weg gegaan. We voelden ons er zo ongemakkelijk. We werden aangestaard alsof we er niet hoorden en vroegen ons op dat moment inderdaad zelf ook af wat we daar in vredesnaam deden. Toen besloot ik het er maar even bij te laten. Ik was op dat moment ook zwanger van mijn dochtertje en wilde me daarop concentreren. Na de zomer zou Kevin naar de peuterspeelzaal gaan en ik bedacht dat ik daar vast wel wat andere moeders tegen zou komen met wie ik contact kon leggen.”

Nieuwe buurvrouw

“Dat najaar werd het inderdaad iets beter. Ik was dolgelukkig met mijn dochtertje Joyce en in onze straat kwam een nieuw gezin wonen. Met Liesbeth en Hans klikte het gelukkig wel heel goed. Zij kwamen ook uit een andere plaats en dat schepte meteen een band. Hun tweeling Maaike en Sanne was maar een jaartje ouder dan Kevin, dus de kinderen speelden heerlijk met elkaar terwijl Liesbeth en ik aan de koffie zaten. Door de jaren heen begon ik me er steeds meer bij neer te leggen dat ik die aansluiting bij de rest van het dorp waarschijnlijk nooit zou krijgen. Als die mensen zich zo raar wilden opstellen, moesten ze dat zelf maar weten. Mijn kinderen merkten er niet zo veel van, die hadden wel een paar vriendjes op het kleine schooltje waar ze naartoe gingen. Ze werden zelfs wel eens uitgenodigd voor een partijtje, waar ik ze dan met lichte tegenzin naartoe bracht. Ik begon me zelf ook minder sociaal op te stellen. Ik bleef vriendelijk, maar was niet meer zo op zoek naar goedkeuring als in het begin. Ik gaf het op na een incident op de turnclub van Joyce. Ze hadden daar een nieuw bestuurslid nodig en er waren al diverse oproepen verschenen in het verenigingsblad. Niemand leek de taak op zich te willen nemen. Omdat ik in principe tijd genoeg had, heb ik me uiteindelijk opgegeven. Zo vervelend kon het niet zijn, dacht ik. Ik belde de voorzitster om me aan te melden, maar die reageerde enorm afstandelijk. Ze zou er op terugkomen. Toen dat weken later nog steeds niet gebeurd was en ik haar aansprak toen ik Joyce kwam ophalen, bleek opeens dat haar zus die bestuursplaats zou innemen. Vreemd, aangezien diezelfde zus zich al die weken dat er iemand gezocht werd blijkbaar niet geroepen had gevoeld om de taak op zich te nemen. Pas toen ík me opgaf, was er opeens niemand meer nodig. In diezelfde tijd sloot Koen zich ook aan bij de plaatselijke voetbalvereniging, maar hoe vrij hij ook stond: de bal kreeg hij niet. Daar is hij dus maar weer mee gestopt. Hoewel hij het kinderachtig vond, zat hij er niet echt mee. ‘Dan maar niet’, zei hij. ‘We hebben een heerlijk huis, leuke buren, en met die andere mensen hoeven we helemaal niets te maken te hebben.’ En daar had Koen natuurlijk ook wel gelijk in.”

Buurtbarbecue

“Jaren ging het prima. Totdat Hans een goede baan kon krijgen in een andere provincie en hij en Liesbeth met hun kinderen moesten verhuizen. Mijn lieve buurvrouw ging weg. De enige vriendin die ik had in deze plaats waar ik me nooit helemaal thuis had gevoeld. Ik voelde me echt in de steek gelaten, hoewel ik ook wel wist dat dit een kans was die zij niet konden laten liggen. Op dat moment was ik gewoon heel bang dat ik in het dorp weer net zo eenzaam zou worden als vóórdat Liesbeth er kwam wonen. Helaas gebeurde dat ook. In het voorjaar verhuisden onze buren en de eerste maanden daarna liep ik echt met mijn ziel onder mijn arm. Ik miste Liesbeth enorm, gelukkig belden we veel. Maar niet even bij elkaar binnen kunnen lopen voor een kopje koffie of iemand hebben die een oogje in het zeil kon houden als de kinderen thuis waren en ik onverwacht weg moest, vond ik erg moeilijk. Toen Joyce na die zomer naar de middelbare school ging, besloot ik weer aan het werk te gaan. Ik vond een baan in een kledingwinkel in onze oude woonplaats. In die stad gingen de kinderen ook naar school. Kevin en Joyce hebben daar allebei veel nieuwe mensen ontmoet en al snel hadden ze bijna geen contact meer met hun oude klasgenootjes. Steeds vaker moest ik ze wegbrengen en ophalen naar vriendjes in de stad en ze gingen daar ook op sport- en muziekles. Ik voelde me af en toe net een taxibedrijf, maar gunde mijn kinderen die leuke contacten en hobby’s ook, dus ik deed het met liefde. Toch begon ik me steeds vaker af te vragen of ons prachtige huis alleen het nog wel waard was om in dit dorp te blijven wonen. De druppel kwam niet zo veel later. Toen we op een zaterdagavond met ons gezin thuiskwamen van een familiedagje, bleek er een buurtbarbecue in onze straat aan de gang te zijn. Dat ze ons niet hadden uitgenodigd, verbaasde me niet. Kinderachtig, maar prima. Waar ik vooral niet blij mee was, was dat het hele feest op het pleintje pal bij ons voor de deur plaatsvond. De muziek stond keihard, er werd luid gepraat en gelachen. Toen dat om half vier ’s nachts nog niet minder was, ben ik naar buiten gegaan om te vragen of het wat minder mocht. Of dat ze misschien naar hun eigen tuin wilden verhuizen. Ik werd recht in mijn gezicht uitgelachen, en één van de mannen zei zelfs dat ik ‘niet zo’n zuur wijf’ moest zijn.”

Zin in verhuizen

“Na dat weekend was de sfeer tussen mij en de rest van de buurt nog slechter dan daarvoor. Waar we eerst gewoon min of meer genegeerd werden, had ik nu door dat mensen over ons praatten. Ik was er inmiddels helemaal klaar mee en vertelde Koen dat ik weg wilde uit het dorp, terug naar de stad. Hoewel hij het jammer vond van ons mooie huis, snapte hij mijn argumenten wel. Nu we allebei in de stad werkten, de kinderen daar naar school gingen en we alle vier onze vrienden daar hadden wonen, was het huis alleen gewoon niet genoeg reden meer om in dit vervelende dorp te blijven. Dus zetten we het te koop. En dat is inmiddels bijna twee jaar geleden. De crisis en de slechte huizenmarkt maken het er niet makkelijker op een huis te verkopen en daar komt nog bij dat er in dit dorp totaal geen voorzieningen zijn. Een supermarkt was er sowieso al niet, maar inmiddels is de bushalte opgeheven en zijn er plannen om de basisschool samen te voegen met die in een naburige plaats, waardoor je je kind niet eens meer op de fiets kunt laten gaan. In het begin was ik ervan overtuigd dat het allemaal snel goed zou komen, maar inmiddels duurt het wachten zo lang, dat ik er een beetje droevig van word. Ik heb zo veel zin om te verhuizen. Op de fiets naar mijn werk kunnen, Kevin niet meer in het holst van de nacht op hoeven pikken en de boodschappen gewoon om de hoek doen, lijkt me heerlijk. Inmiddels hebben Koen en ik ons oog ook laten vallen op een hartstikke leuk huis dat aan al onze eisen voldoet. Ik kan niet wachten tot we daar een bod op kunnen doen. Maar in deze economisch slechte tijden is het gewoon niet verstandig om te gaan gokken, want twee hypotheken kunnen we niet opbrengen. Ik probeer er niet te veel over na te denken, veranderen kan ik de situatie toch niet. Ik hoop gewoon dat we snel een koper vinden voor ons huis. De dag dat we onze voordeur definitief achter ons dichttrekken in dit kleine dorp, doe ik zeker weten een vreugdedansje.”

Lees Vriendin digitaal

Voor €6,50 per maand

Ja, dit wil ik!

042020 Digitaallezen Hp

Nu we zoveel mogelijk binnen moeten blijven, kun je Vriendin ook digitaal lezen. Bestel ‘m hier.