Canva1 2022 07 21t140606.094

Fleur (30) had een eetstoornis, maar duikt nu dolgraag de keuken in

Ooit was eten haar grootste vijand, nu duikt Fleur (30) maar wat graag de keuken in. Daar ging een lange weg aan vooraf.

Fleur: “De eettafel is voor mij heilig. Het is de plek waar ik me veilig voel, waar je samenkomt om te praten over zware of onzinnige dingen, waar ik heb gelachen en gejankt. Nu vind ik het een fijne plek, maar dat is niet altijd zo geweest. Tijdens mijn eetstoornis, die begon toen ik negentien was, bracht die tafel me juist veel verdriet. Eten was een strijd en niet eten een overwinning.”

Tweelingbroertje

“Tot een jaar of zestien had ik een fijne jeugd. Ik groeide op in een dorp, had leuke vrienden, deed het goed op school. Wel had ik als kind regelmatig paniekaanvallen. Op slechte momenten ging ik naar een therapeut, maar ik pakte het nooit serieus aan. Ik wilde niet lang bij de pakken neerzitten, weer door met leven. De precieze oorzaak van mijn mentale klachten is nooit ontdekt, maar het overlijden van mijn tweelingbroertje bij de geboorte speelt daar, vermoeden psychologen en ik, een grote rol bij. Het meest dierbare is mij toen afgepakt, daar kan ik nog steeds boos om worden. Mensen zeggen soms: ‘Je kende hem niet, want je kon als baby nog niet nadenken’, maar zo voelt het wel. Je zit toch negen maanden samen in een buik. Bovendien kreeg ik het verdriet van mijn ouders ook mee. Ze waren er altijd heel open over, het was en is een groot gemis in ons gezin. Door zo vroeg in mijn leven iemand te verliezen, hecht ik mij extreem aan mensen of stoot ik ze juist af. Zijn dood beïnvloedde ook mijn opvoeding. Ik werd door mijn ouders op een voetstuk geplaatst, ook als dat niet gepast was. In hun ogen kon ik niets fout doen. Als puber deed ik er alles aan om mezelf van dat voetstuk te schoppen, maar dat lukte niet. Op mijn achttiende, meteen na de middelbare school, ging ik uit huis. Weg van mijn ouders en het veilige dorp.”

Verslaafd aan overgeven

“Het leven in de grote stad was een flinke overgang. Op de Kunstacademie kreeg ik plotseling kritiek, iets wat ik voorheen niet kende. Alle veranderingen maakten het mentaal zwaar. Ik weet niet waarom, want ik vond mezelf niet dik, maar ik wilde een beetje afvallen. Om lekker te blijven eten, daar hield ik van, begon ik met overgeven. Hoe ik op daarop kwam? Ik heb geen idee, misschien zag ik het op internet of televisie. Wat begon uit een soort nieuwsgierigheid, liep al snel uit de hand. Had ik een etentje, dan moest ik van tevoren weten waar het toilet zat en of ik daar kon overgeven. Al snel had overgeven niets meer te maken met een strakker lichaam. Sterker nog: ik vond mezelf steeds lelijker worden. Het was gewoon een wedstrijd om dat getal op de weegschaal omlaag te krijgen. Ik had een veilige wereld gecreëerd waar de grote boze buitenwereld niets van wist. Dat ik ergens heel goed in was en niemand daar – dacht ik toen – achter zou komen, gaf me voldoening.”

Pijn verdoven

“Op een gegeven moment, ik was toen tweeëntwintig, vond ik het steeds moeilijker om mijn geheim te verbergen. Mijn sociale leven en overgeven gingen niet meer samen, maar ik wilde ook niet aankomen. De oplossing? Minder eten. Ik leefde vooral ’s nachts, want ik werkte in de horeca en ging veel uit. Eerst werkte ik op een nuchtere maag, soms met een salade, tot ik alleen nog ‘veilig’ voedsel at, zoals fruit. Dat voelde niet als eten. Ik dronk veel alcohol en die suikers hebben me waarschijnlijk wat langer op de been gehouden.
Uithongeren was een manier om mezelf fysiek pijn te doen, zodat ik de mentale pijn kon verdoven. Ik wist dondersgoed waar ik mee bezig was. Achteraf gezien was mijn doel toen, heel hard gezegd, om dood te gaan. Een soort langzame zelfmoordpoging. Ik heb nog steeds momenten waarop ik daaraan denk en daar makkelijk over praat, maar tegelijkertijd sta ik positief in het leven. Dat destructieve, in combinatie met borderline en verslavingsgevoeligheid, zit nu eenmaal in mij. Daar moet ik mee leren leven.”

Hulp vragen

“Op straat kreeg ik soms de vreselijkste dingen naar mijn hoofd. Ik zal nooit vergeten dat een moeder tegen haar kind zei: ‘Niet naar die mevrouw kijken hoor, zij is ziek.’ Hoe vervelend ook, het waren wel de momenten waarop ik besefte dat wat ik deed niet oké was. Toch duurde het nog negen maanden voordat ik hulp zocht. Het leek wel alsof mijn lichaam zichzelf opat. Ik werd niet meer ongesteld, kreeg hartkloppingen, had doorligplekken, omdat ik op mijn botten lag, en klom op handen en voeten de trap op. Pas toen mijn lichaam nog amper functioneerde, belde ik mijn vader, die me mee naar huis nam.
Volgens sommige mensen hadden mijn ouders eerder moeten ingrijpen, maar dat is makkelijk gezegd. Ik hoorde later dat mijn moeder vermoedde dat het niet goed ging, maar bang was om het verkeerde te zeggen en om slapende honden wakker te maken. Bovendien vraag je niet zomaar of iemand een eetstoornis heeft, dat ligt gevoelig. Ook mijn vriendinnen bleven stil. Ze maakten zich veel zorgen, vertelden ze later, maar durfden er niet naar te vragen. Als iemand mij vraagt hoe je dit onderwerp bespreekbaar maakt, zeg ik: zorg voor een veilige omgeving. Je hoeft er niet eens direct naar te vragen, maar laat diegene weten dat je er bent als het nodig is. Dat heb ik toen gemist.
Vanaf het moment dat ik toegaf aan de ziekte – en dat maakt me nog steeds emotioneel – ging ik hard achteruit. Ik weet nog dat ik bij mijn moeder in bed lag en zei: ‘Misschien moeten we naar het ziekenhuis, want ik weet niet of ik morgen nog wakker word.’ Het was een gevoel. Alles deed pijn, van mijn hart tot mijn spieren. Alsof mijn hersenen een seintje gaven aan mijn lichaam: tot hier en niet verder. Diezelfde avond ging ik naar de Spoedeisende Hulp en lag ik een week in het ziekenhuis.”

Kantelpunt

“Over herstellen van een eetstoornis wordt vaak te makkelijk gedacht. Het is niet zo dat je een pizza eet en alles dan weer goed is. Ik voerde een innerlijke strijd met mezelf, of eigenlijk met de eetstoornis in mij, die ik als een persoon zag. Dat ging veel verder dan niet-eten.
In het ziekenhuis kreeg ik sondevoeding, waarna ik werd overgeplaatst naar een psychiatrische inrichting. Er zaten mensen met allerlei mentale problemen, maar ik was de enige met een eetstoornis. Ik hield het er niet lang vol. Na drie maanden in een eetstoorniskliniek – waar ik van andere bewoners trucjes leerde om nóg meer af te vallen – keerde ik terug naar mijn ouders. Ondertussen kreeg ik een flinke klap te verwerken: een van mijn beste vrienden overleed aan een alcoholverslaving. Voor zijn dood hadden we afgesproken om allebei beter te worden, maar dat was hem niet gelukt. Ik leefde nog, maar alles wat ik deed, had de dood tot gevolg. De knop ging om: het verdriet dat ik bij zijn ouders zag, wilde ik mijn ouders niet aandoen. Vanaf dat moment kwam ik recht tegenover ‘haar’ – de eetstoornis – te staan en ben ik als een gek gaan vechten. Ik was ook bang, want als ik beter werd, was ik die veilige wereld kwijt. Ik maakte daarom een afspraak met mezelf en mijn ouders: als ik me door aan te komen niet beter voelde, mocht ik terug naar mijn eetstoornis. Die vrijheid maakte dat ik het wilde proberen.”

De keuken in

“Ik herstelde vrij snel, maar het was niet altijd makkelijk. Zo kreeg ik enorme eetbuien, als een soort vervangende verslaving. Ik at soms zoveel dat het pijn deed, maar ik wilde niet meer overgeven. Het voordeel van die eetbuien was dat ik snel aankwam in gewicht en mijn brein weer ging werken. Eten liet mijn motortje draaien. Ik kon helder nadenken, relativeren en begreep weer dat ik eten nodig had om te functioneren en me lekker te voelen. In anderhalf jaar ging het, met hulp van de huisarts en een diëtist, stapje voor stapje beter. Door zelf te koken hield ik controle over mijn porties, maar zorgde ik ook dat ik alles binnenkreeg wat ik nodig had. Ik maakte niet zomaar een boterham met pindakaas, maar een heel spektakel. Eten moest weer leuk worden. Omdat koken voor één persoon lastig is en mijn ouders niet altijd mee-aten, hield ik vaak eten over. Zo ontstond het idee om de maaltijden voor een paar euro aan te bieden op Facebook. Mijn hobby liep al snel uit de hand. Ik stond steeds vaker in de keuken en toen de vraag naar maaltijden toenam, maakte ik zelfs menukaarten.
Uitgebreid koken was niet alleen leuk, maar ook een nuttige dagbesteding. En zien dat mensen het lekker vonden, gaf mij de bevestiging dat je kunt genieten van eten zonder dat er iets slechts met je gebeurt. In het begin twijfelde ik aan de intenties van mijn klanten: kwamen ze uit medelijden of vonden ze het écht lekker? Maar ze bleven jarenlang terugkomen.”

Weer leven

“Eten veranderde mijn leven, of eigenlijk: het gaf me mijn leven terug. De afgelopen tien jaar waren heftig, maar zonder die ervaring was ik niet zo sterk geweest. Ik durf nu te zeggen dat ik de strijd tegen mijn eetstoornis gewonnen heb. Dat ik drie jaar geleden een baan aangeboden kreeg als kok, hielp daarbij. Maar wat mijn leven helemaal veranderde, was het aanbod van een investeerder, aan het begin van de coronacrisis. Binnen een maand had ik een pand voor mijn eigen restaurant: Fleurs Afhaalhoekje, waar je gezonde maaltijden kon bestellen. Onlangs heb ik de zaak verkocht, omdat ik wat anders wilde, buiten het dorp. Het was zeker niet mijn laatste bedrijf, want ik heb ambities genoeg. Ik droom van een soort retraite in Zuid-Frankrijk, waar je met kookworkshops, yoga en deskundigen aan je mentale gezondheid werkt. Maar zover is het nog lang niet: eerst maar eens genieten.”

Praten over zelfmoord? Bel gratis en 24/7 naar 0800-0113 of chat via www.113.nl.
Voor psychische en psychosociale hulp kun je ook terecht bij MIND Korrelatie: 0900-1450 of chat via www.mindkorrelatie.nl

Tekst: Maike Abma
Foto:

Meer persoonlijke verhalen lezen? Neem nu een digitaal abonnement op Vriendin.