Canva1 9

Derkje en Gerrit zijn 75 jaar getrouwd: zij zijn samen 200 jaar

Gerrit (15 november 1922) en Derkje (29 januari 1921) waren 23 januari van dit jaar 75 jaar getrouwd. Gelúkkig getrouwd. Daar wilden we graag meer over weten, want hóé dan? Wat is hun geheim? Kunnen wij daar nog iets van leren?

Ze wonen in een vrijstaand huis in een rustig Overijssels dorp. Hun stoelen staan tegenover elkaar bij het raam. Verspreid door de woonkamer hangen en staan de houtsnijwerken die Gerrit maakte toen hij nog lid was van de houtsnijclub: muurdecoraties, een kistje, een stoof (“daar heb ik er wel tien van gemaakt”). Daarnaast zijn er de borduursels van Derkje die herinneren aan de tijd dat haar ogen nog goed waren en ze niet alleen borduurde, maar ook naaide en breide. Véél breide (“een van mijn dochters vroeg of ze een keer een gekócht vestje mocht, want ze had nog nooit iets anders gehad dan een gebreid vest”).
Opvallend aan de muur zijn ook de trouwfoto’s, van maar liefst vier generaties Van der Kolk. De twee zwart-witfoto’s zijn van Gerrits ouders, zij trouwden in 1910, en van Gerrit en Derkje zelf, die elkaar het jawoord gaven op 23 januari 1947. Gerrit strak in het pak, Derkje in een trouwjurk. Een zwárte trouwjurk met witte corsage, welteverstaan. Derkje: “Het was nog geen twee jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog. Er was weinig te krijgen. Ik kwam in een winkel en zag een allerlaatste rol met stof, in het zwart. Daar hebben ze toen die trouwjurk van gemaakt.”
Het stel trouwde in de kerk. Of eigenlijk in een gebouw er pal naast. Gerrit: “Het was januari, en koud. Zo vlak na de oorlog werd de kerk nog niet verwarmd, dat kostte te veel brandstof. Daarom trouwden we in dat gebouw.” De bruiloft werd gevierd op de boerderij van Derkjes ouders. Met de familie, een paar kennissen én een bord erwtensoep. Gerrit: “Het was destijds precies andersom dan tegenwoordig. In coronatijd was er genoeg te eten, maar kon je nergens komen. Toen mocht je overal komen, maar was er haast niets te eten.”

Er was er maar één

Gerrit en Derkje, allebei geboren en getogen in Overijssel, ontmoetten elkaar zo’n drie jaar eerder. In de tijd dat de een op de plaatselijke jongensvereniging en de ander op de vereniging voor meisjes zat, en de jongens ’s avonds met de meisjes meefietsten naar huis. Want, lacht Gerrit: “We hadden graag dat de dames goed thuiskwamen.” Op de vraag of het liefde op het eerste gezicht was, antwoordt hij: “Je mag wel alles eten, maar niet alles weten.” Maar Derkje vertelt: “Er waren een heleboel jongens. De een bracht je wel thuis, en de ander niet. Wij zijn bij elkaar gebleven.” Gerrit grapt opnieuw: “Zij had ze voor het uitkiezen, ik niet. Voor mij was er maar één.” Hij herinnert zich zijn vrouw als een mooie meid met halflang haar. Of ze ook aardig was? “Dat ondervind je later pas. Dat kun je niet meteen op een briefje lezen.”
Gerrit was 24, Derkje 25 toen ze trouwden. Vier maanden later verhuisden ze van Overijssel naar Loenersloot in de provincie Utrecht. Derkje: “Een zus van mij woonde daar en er was een boer die een knecht nodig had -– Gerrit ging voor hem werken. Ook konden we er een huis krijgen.” In juli van hetzelfde jaar werd hun eerste kind geboren: Dirk-Jan. Later volgden Jannie (1949), Gerrit (1954) en Willy (1957). Twee zoons en twee dochters. “Andere soorten waren er niet”, zegt Gerrit en er verschijnt opnieuw een lach op zijn gezicht als hij verder gaat met: “Moeder zei: laat ons stoppen. Al wat het er ook zijn, het zal altijd weer een jongen of een meisje zijn.”

De ene reis na de andere

De rolverdeling destijds? Gerrit werkte, Derkje zorgde voor het gezin en het huishouden. Gerrit: “Ik heb nog gewerkt aan de A2, het eerste stuk van Amsterdam naar Vinkeveen. Daarna werkte ik bij een baggerbedrijf en nog later bij een houtzagerij. De laatste negentien jaar was ik besteller bij de post. Dat was de mooiste tijd, want ik was onder de mensen.” Overdag zagen de twee elkaar nauwelijks. “Ik was de hele dag aan het werk”, vervolgt Gerrit. “Bij de post stond ik zelfs om vijf uur ’s ochtends op en zat ik al om half zes op de fiets. En ik mocht pas naar huis als al het werk gedaan was.” Maar de relatie was goed, herinnert Derkje zich. “Ook omdat ik zelf veel breide. Voor mijn eigen kinderen, en ook voor anderen. Jurken, borstrokken…”
Op vrije dagen ging het echtpaar veel op pad, met het gezin of samen. Derkje: “Met de fiets. En we hadden ook een brommer. Daarmee gingen we naar familie in Overijssel.” Gerrit: “Ik heb mijn rijbewijs pas gehaald toen ik al een jaar of 53 was, vanaf dat moment gingen we ook overal naartoe. Tot drie-vier jaar terug. Ik moest weer afrijden, maar zag niet goed meer. Ik dacht: het wordt tijd dat ik ophoud.”
Gerrit was 63 toen hij met pensioen ging. In dezelfde periode ging ook het laatste kind het huis uit. “Ik had nog wel even willen blijven werken, maar Derkje zei: stop toch, dan kunnen we mooi samen weggaan.” Derkje: “We hebben veel gereisd. Dagjes, en vaak ook een week, met de ouderensoos in een bus. We zijn bij de Eiffeltoren geweest. En voor het paleis van Monaco. Daar mocht de bus een paar minuten blijven staan, tot de volgende bus aan de beurt was. Toen wij er stonden, kwam net het koninklijk paar naar buiten.” Gerrit: “Datzelfde jaar is zij, prinses Gracia, verongelukt.” Zeven jaar later zijn Gerrit en Derkje zelfs nog bij twee broers van Derkje in Canada geweest. Gerrit: “Maar niet op de fiets, hoor. Met het vliegtuig.”

Geluk, maar ook verdriet

In 1986 verhuisde het echtpaar terug naar Overijssel. Daar sloot het zich aan bij tal van verenigingen. Gerrit bij de dialectengroep, het ouderenkoor en de houtsnijclub, Derkje bij de vrouwenvereniging van de kerk, en samen bij de ouderensoos en de bowlingclub. Dat klinkt als een leuk leven. “En dat was het ook”, zegt Gerrit. “We deden heel veel samen. En we zijn altijd gelukkig getrouwd geweest. Ik tenminste wel. Natuurlijk ben je het niet altijd met elkaar eens, maar dat is niet zo erg. Als je het maar eens wordt.” Derkje: “Iedereen heeft weleens een keer wat verschil van mening. Maar op dat moment moet je niet te veel zeggen, anders zeg je misschien té veel.” Gerrit: “En geleidelijk aan kom je dan weer tot elkaar. Maar het is voor iedereen verschillend. Elk karakter is anders, en je moet maar net bij elkaar passen. Als het niet past, loopt het fout.”
Wat ze toen en nu het meeste in elkaar waarderen? Derkje: “Hij is er altijd. Hij fietst weleens weg, maar komt altijd weer terug.” En Gerrit zegt: “Ze is altijd tevreden. En we kunnen samen goed overleggen.” Maar wat is nou eigenlijk het geheim van hun gelukkige huwelijk? Derkje: “Dat weet ik niet. We hebben gewoon veel geluk gehad, maar zijn ook heel erg ziek geweest.” Gerrit: “Twee jaar geleden had ik griep en ben ik een paar maanden zo ziek geweest, dat iedereen dacht dat het over was. Maar vorig jaar heb ik bij elkaar toch nog ruim duizend kilometer gefietst. Steeds stukken van tien-twaalf kilometer.” Fietsen doet Gerrit nog steeds. Derkje: “Maar nu zijn we al blij als hij de boodschappen met de fiets kan doen.”
Zelf heeft Derkje vorig jaar haar pols gebroken en kan ze sowieso niet zo veel meer. “Ik heb last van mijn knieën, en mijn ogen beginnen ook al wazig te worden. Breien lukt niet meer, maar lezen nog wel. Ook heb ik in beide oren een gehoorapparaat. Ik hoor nog heel zacht, maar als ik ze uit doe, hoor ik niets meer.” Gerrit en Derkje hebben samen veel gedaan en konden zelf ook veel. Dat dat nu niet meer zo is, is moeilijk, vertelt Derkje. “Nu sta ik vaak alleen even te kijken.”

Nooit stilgezeten

De twee wonen zelfstandig, met wat hulp van de kinderen, een buurvrouw, de thuishulp en maaltijdvoorziening Tafeltje-dek-je. “Voor een verzorgingshuis zijn we te goed, daar komen we niet in”, lacht Gerrit. Hij doet nu het huishouden (“ik ben zo’n beetje de hele dag in de weer”) en waar ze kan, helpt Derkje mee (“en als het niet kan, ga ik weer zitten”). Gerrit: “’s Middags wil ze nog weleens afdrogen, maar kan ze niet meer lang staan. Dan maak ik een kruik warm en gaat ze naar boven toe om een paar uur te slapen.”
Dat ze samen zo oud zijn geworden, hebben ze te danken aan het feit dat ze nooit stil hebben gezeten, zeggen ze zelf. Derkje: “Ik ben de tweede van twaalf kinderen. Ik heb nog een zus, twee broers en een paar schoonzussen, allemaal op leeftijd. De jongste is 81. Gerrit komt uit een gezin van acht kinderen. Hij is nog alleen over.” Gerrit vergelijkt hun leven met een fietstocht die hij een keer maakte. “Ik fietste over een dijk langs het water en keek uit over de polder, met in de verte een kerktoren en zo. En ik dacht: zo is het leven ook. Het loopt geleidelijk naar beneden.”

De tijd die rest

Inmiddels hebben Gerrit en Derkje niet alleen vier kinderen, maar ook zeven kleinkinderen (in de leeftijd van 25-45 jaar) en zeven achterkleinkinderen (terwijl het achtste achterkleinkind op komst is). Op 23 januari van dit jaar hadden ze hun 75-jarige bruiloft graag met hen willen vieren, maar door de coronalockdown pakte het anders uit. Wie wel geweest zijn: de vier kinderen, de burgemeester van hun woonplaats en de kamerheer van de koning in Overijssel. Gerrit: “De burgemeester had nog nooit een 75-jarig huwelijk meegemaakt. En die kamerheer was eigenlijk een dame. Zij werd met een heel grote slee vanuit Den Haag opgehaald in Zwolle en kwam toen hiernaartoe.” Maar in april komt de hele familie alsnog bij elkaar. “Dan gaan we met z’n allen ergens eten.”
Over de tijd die hun nog samen rest, maakt het echtpaar zich niet druk. Gerrit: “Je moet niet denken: als ik er morgen niet meer ben, want dan heb je aan vandaag ook niets. En er kan je de hele dag wat overkomen. Je moet kijken wat je gegund is.” Derkje: “Ik weet wel dat een van ons tweeën als eerste gaat. Ik hoop dat de kinderen ons dan helpen. En dan is alles voorbij.”
Allebei kijken ze met een goed gevoel terug op al die jaren dat ze samen getrouwd zijn geweest. Gerrit: “Ik ben tevreden.” En Derkje sluit zich bij hem aan: “We hebben nooit gedacht om uit elkaar te gaan. Ik ben er ook tevreden mee.”

Interview: Hilli voor den Dag

Meer persoonlijke verhalen lezen? Neem nu een digitaal abonnement op Vriendin.