Placeholder

Broccoli tegen borstkanker

Uit onderzoek blijkt dat vrouwen met borstkanker die veel groenten eten uit de kruisbloemenfamilie (zoals broccoli, spruitjes en bloemkool), vaak langer blijven leven. Daarnaast komt de kanker minder vaak terug.

Uit onderzoek blijkt dat vrouwen met borstkanker die veel groenten eten uit de kruisbloemenfamilie (zoals broccoli, spruitjes en bloemkool), vaak langer blijven leven. Daarnaast komt de kanker minder vaak terug.

Dat deze groenten tegen borstkanker werken, blijkt uit het onderzoek van Sarah Nechuta van de Vanderbilt University in Nashville. Het onderzoek van Sarah is het grootste onderzoek naar de effecten van deze groenten.

Onderzoek
Sarah onderzocht 5000 Chinese vrouwen tussen de 20 en 75 jaar met borstkanker. De vrouwen werden ongeveer 5 jaar lang gevolgd. Tijdens deze 5 jaar moesten ze drie keer een vragenlijst over hun voedingspatroon invullen: aan het begin van het onderzoek, na 1,5 jaar en na 3 jaar. De vrouwen moesten aangeven welk soort groenten zij aten en hoe vaak zij dit aten. Aan de hand van hun antwoord werden zij in vijf groepen verdeeld.

Resultaat
Ongeveer vijf jaar na de diagnose ‘borstkanker’ bleken vrouwen die veel van de groenten aten (ongeveer 150 gram per dag), 42 procent minder vaak overleden te zijn aan borstkanker dan vrouwen die minder dan 54 gram groenten per dag aten. Het eten van broccoli en spruitjes leek er ook voor te zorgen dat de borstkanker minder vaak (19 procent) terugkwam.

Gezonde groenten
Volgens Sarah bevatten de groenten uit de kruisbloemenfamilie de stof ‘glucosinolaat’. Als je de groenten opeet, dan verandert deze stof onder andere in ‘isothiocyanaat’ en ‘indolen’. Deze twee stoffen zijn anti-bacteriële en anti-microbiële stoffen, en het is bekend dat ze antikankereigenschappen hebben.

En nu?
Dat de groenten gezond zijn, daar hoeft niet aan te worden getwijfeld. Maar of de resultaten uit dit onderzoek echt aanvaard kunnen worden, is nog niet bekend; andere wetenschappers hebben de resultaten namelijk nog niet beoordeeld.

Bron: Gezondheidsnet