vrouw

Bianca: ‘Ondanks twee hartaanvallen blijft mijn man vreten en zuipen’

Tot twee keer toe werd John, de man van Bianca (61), met gillende sirenes afgevoerd. Maar ondanks zijn ernstige hartproblemen doet hij niets om zijn levensstijl te verbeteren. “Het is niet de vraag of het weer misgaat, maar wanneer.”

Bianca: “Ik beleef het moment nog weleens als ik droom, en dat is geen leuke droom. Dan zie ik in mijn hoofd weer hoe ik op mijn werk werd gebeld, mijn directeur kwam me uit de klas halen. ‘Er is telefoon voor je’, zei ze met een ernstig gezicht. Ik stond voor groep vijf, mijn mobiel had ik natuurlijk niet gehoord. Het was Ed, de manager van John. ‘Hij is niet goed geworden in het magazijn, zakte zó in elkaar.’ Het was duidelijk te horen dat Ed erg aangeslagen was. Ik was daar eigenlijk meer mee bezig dan met mezelf of met John. ‘Gaat het?’ vroeg ik elke keer. ‘Gaat het wel met je?’ Het verhaal was als volgt: John was in elkaar gezakt en gelukkig stond de BHV’er ernaast en had die meteen door dat het mis was. Binnen zeven minuten was er een ambulance en John werd ter plekke gereanimeerd, viel weg, werd nogmaals gereanimeerd en werd toen met gillende sirenes afgevoerd naar het ziekenhuis. ‘Hij was helemaal wit’, zei Ed. ‘Echt heel wit.’
Mijn collega besloot dat ik niet kon rijden en bracht me naar het ziekenhuis. Daar waren ze nog met John bezig. Dan leeft hij in elk geval nog, dacht ik. Ik belde onze kinderen, die meteen kwamen, mijn dochter met onze kleinzoon. Het duurde lang voor we bij John mochten, ik weet niet hoe lang. Uiteindelijk werden we meegenomen naar de intensive care. En daar lag hij, hij leek wel dood. Daley, onze kleinzoon van acht jaar, was heel erg geschrokken. Nog steeds als ik denk aan het moment waarop hij met tranen in zijn ogen aan mij vroeg ‘gaat opa dood?’, schiet ik vol. Dan zie ik weer voor me hoe hij heel voorzichtig opa’s hand aanraakte, hoe hij schoorvoetend tegen hem praatte omdat wij hadden gezegd dat áls opa hem kon horen, hij het vast fijn zou vinden om zijn stem te horen. Hoe we daar met z’n allen rond zijn bed en in de familiekamer zaten, urenlang, elkaar moed in pratend dat hij een sterk lijf had en dat hij ons natuurlijk niet zomaar zou verlaten. Hij was 58, een belachelijke leeftijd om dood te gaan, vonden we.
John heeft deze momenten niet meegemaakt en dat maakt heel veel uit. Hij heeft niet ons verdriet en onze angst gevoeld, hij heeft zichzelf niet wit en doods in dat ziekenhuisbed zien liggen, niet de piepjes van de machines gehoord die zo nu en dan alarm slaan waardoor je je helemaal rot schrikt. Hij heeft ook niet de gesprekken met de artsen hoeven voeren waarin je op hun gezichten zoekt naar een teken dat het allemaal goedkomt, maar waarin je vooral ziet dat het echt heel, heel ernstig is. Een zeer ernstig infarct, hij had een stent gekregen, zijn hart deed het weer maar de eventuele hersenschade was nog ongewis. Te grote hersenschade is niet verenigbaar met het leven, dan zou hij alsnog overlijden. Het was afwachten, uren, dagen, meer konden we niet doen. En het erge was dat ik al die tijd dacht: ik wist dat dit zou gebeuren, met Johns levensstijl. Waarom had ik niet ingegrepen?”

Veel geluk

“John overleefde het infarct en herstelde wonder boven wonder nagenoeg volledig. Hij bleef snel vermoeid, maar verder heeft hij ongelooflijk veel geluk gehad. Dat vond hij zelf ook, mentaal had hij het een tijdje zwaar met het idee dat hij bijna was overleden en tegelijkertijd voelde hij zich gezegend dat het niet was gebeurd. ‘Het is belangrijk om over uw levensstijl na te denken’, zei de cardioloog al snel. ‘Uw hart heeft u een duidelijke waarschuwing gegeven.’ Goed zo, dacht ik, dát is vast het zetje dat John nodig heeft. Want die levensstijl was absoluut voor verbetering vatbaar: minder alcohol, minder vet, minder suiker, het lag voor het oprapen. Overgewicht eraf, meer sporten, meer groenten eten. Het is allemaal geen raketwetenschap hè, iedereen kent de regels wel. In het begin was John nog wel gevoelig, het infarct had er natuurlijk ingehakt. Hij ging wandelen, dronk nog maar eens per week een biertje of twee, drie en hij ging gezonder eten. Maar na een tijdje kwam de klad erin en één dag drinken werden er twee, drie en uiteindelijk zeven. Zijn gewichtsverlies stagneerde en daarna bereikte hij weer nagenoeg zijn oude gewicht, een kilo of twintig te zwaar. ‘Maar ik ben wel gestopt met roken’, zei hij voor de grap. Ja, klopt, maar dat is vijftien jaar geleden.
Gek genoeg vergeet je zo’n infarct ook wel weer. Of nou ja, vergeet… Het dagelijks leven gaat door en alle herinneringen gaan naar de achtergrond. Je denkt er nog wel aan, maar alle scherpe emoties – zowel de angst als de enorme opluchting – worden minder scherp. John pakte zijn baan als logistiek manager weer op, ik stond voor de klas, er verstreek een schooljaar en nog eentje. En toen kwam die zondag in juni dat John wat benauwd was, zich niet lekker voelde. ‘Naar de huisarts’, zei ik, maar dat was overdreven, vond hij. Het was een warme dag en hij had in de tuin gewerkt, hij moest gewoon even zitten.
Hij ging zitten en stond niet meer op. Binnen een paar minuten begon hij te zweten, werd helemaal wit en kreeg pijn op zijn borst en in zijn arm. Daarna gleed hij weg. Raar hoe je alarmsysteen je dan overneemt. Ik bleef heel kalm, belde 112 en begon op aanwijzing van de centralist te reanimeren. De ambulance was er snel en nam het over en al snel waren we op weg naar het ziekenhuis. Ik belde onze kinderen en het leek wel alsof ik de film van twee jaar eerder herhaalde: kom naar het ziekenhuis, papa heeft een hartinfarct gehad.
Deze keer waren de artsen sneller met hem klaar en was hij ook al snel weer bij. Het infarct was iets minder zwaar, maar nog steeds fors. ‘Nu ga je je leven omgooien’, zei ik streng tegen John toen hij weer rechtop in zijn ziekenhuisbed zat. Hij beloofde het, toen nog wel. Maar nadat hij was thuisgekomen, veranderde er weinig, veel minder dan de eerste keer. Alsof het infarct hem niets had gedaan, terwijl hij net zo goed dood had kunnen zijn. Dat vind ik echt bizar.”

Onredelijk

“Soms denk ik: lekker makkelijk. Natuurlijk is dat onredelijk want John heeft er ook niet voor gekozen dat dit allemaal is gebeurd, maar het voelt weleens zo. Een beetje voor dood in dat ziekenhuisbed gaan liggen en ons allemaal de stuipen op het lijf jagen, en dan, wanneer je de kans krijgt om te voorkomen dat het nog eens gebeurt, doe je niets. Want met hoe hij leeft is het niet de vraag of het opnieuw misgaat, maar wanneer.
John is inmiddels dertig kilo te zwaar en blijft maar vreten en zuipen – en ja, die woorden dekken de lading precies. Elke middag trekt hij een halve liter bier open en het blijft niet bij eentje. Hij eet het liefst alleen maar vlees, drinkt daar dan een paar glazen rode wijn bij en een jenever erachteraan lust hij ook wel. Een zak chips per dag is normaal en hij staat meer dan eens per week in de snackbar. ‘Eén kroketje’, zegt hij als ik er een opmerking over maak. ‘Er is nog nooit iemand doodgegaan aan één kroketje, hoor.’
Nee, niet aan één kroketje en ook niet aan de grillburger en de frikandel die hij meestal ook naar binnen werkt, maar wél aan overgewicht en te veel en te vet eten. Aan te weinig lichaamsbeweging. John houdt niet van sporten en zal dat ook nooit gaan doen. ‘Ik ben niet uit de dood opgestaan om mijn reservetijd in de sportschool door te brengen’, roept hij als ik suggereer dat hij misschien eens wat moet gaan doen. De cardioloog blijft het ook herhalen. ‘Al is het maar een uurtje per week’, zegt ze er dan bij, puur om John in elk geval een keer die kant op te bewegen. Er zijn speciale programma’s voor hartpatiënten, het kan ook gezellig zijn, hij hoeft echt geen uren op de loopband – die arme arts heeft alle argumenten die ze kon verzinnen in de strijd gegooid, maar John weigert pertinent. Op een vreemde manier schaam ik me gewoon als we bij die arts zijn. Er zit een man voor haar neus die ze nu twee keer van het randje van de dood heeft gehaald en alles wat ze zegt om te voorkomen dat dat nog een keer moet gebeuren, slaat hij in de wind. Dat vind ik echt beschamend.”

Risico’s

“Los van dat ik bang ben voor de risico’s, vind ik ook dat John met zijn keuzes voorbijgaat aan míjn gevoelens, míjn trauma door zijn infarcten. Hij weet dat het erg was voor mij en dat vindt hij naar voor me, maar door niets te doen, laat hij zien: zó veel interesseert het me niet. En los daarvan, hij neemt een groot risico dat ik het eerder dan nodig zonder hem moet stellen. Ik ben 61, hij 62. Nog maar een paar jaar en dan kunnen we met pensioen. We hebben ons leven lang hard gewerkt. Ook met plezier, maar dat neemt niet weg dat we uitkijken naar het moment dat we de tijd aan onszelf zullen hebben. We hebben geen grote droom om de wereld te bestormen, maar ik kijk uit naar twee keer per jaar vijf, zes weken op de camping te staan in ons favoriete vakantieland Italië, eindelijk buiten het hoogseizoen. Samen naar stadjes die dan heerlijk rustig zijn of wandelen langs de prachtige wijngaarden. Maar ook boeken lezen, lopen met de hond of tijd doorbrengen met onze – inmiddels – twee kleinkinderen en wie weet nog meer want onze jongste zoon is pas getrouwd en zijn vrouw en hij hebben een kinderwens. Er is zoveel moois om naar uit te kijken, zoveel om voor te leven. Zoveel om sámen van te genieten. Het doet me heel veel verdriet dat we dat op deze manier mogelijk niet gaan meemaken. Maar als ik dat zeg, wuift John het weg. ‘Ik heb een tweede én een derde kans gekregen’, blijft hij maar zeggen. ‘Mij krijgen ze niet dood, dat zie je.’ Ja ja, denk ik dan. Tot ik op je begrafenis kan zeggen: ik had gelijk. Maar dan is het te laat.”
Om privacyredenen zijn alle namen veranderd, de echte namen zijn bekend bij de redactie.​​​​​​
Foto: Getty Images

Meer Vriendin? Volg ons op Facebook en Instagram. Je kunt je ook aanmelden voor onze wekelijkse Vriendin nieuwsbrief.

LEES OOK

Lees meer Persoonlijke verhalen

Uit andere media