Canva1 2022 11 21t133650.127

Vera en Linda zijn halfzussen: ‘Op zoek naar onze vader vonden we elkaar’

Het gebeurt wel vaker: dat je, op zoek naar je biologische roots, ineens op een halfzus of -broer stuit. Bij Vera (39) en Linda (48) pakte die ontmoeting geweldig uit: “Door haar voel ik me meer compleet.”

Linda: “You’ve got a match, stond er bovenaan de mail. Opgewonden scande ik de tekst, mijn hart maakte een sprongetje: er was een halfzus gevonden, Vera. Ik was zo enthousiast dat ik meteen de telefoon heb gepakt om haar te bellen.”Vera: “Ik kreeg datzelfde bericht via de mail en meteen besloot ik Linda op te zoeken. Ik stuitte op het boek dat Linda tien jaar geleden heeft geschreven, Op zoek naar mijn vader. Hierdoor wist ik dat ze én een donorkind was én geen idee had wie haar vader was. Ons eerste telefoongesprek was daardoor extra bijzonder, want ik wist al sinds mijn dertiende wie mijn vader was en kon het daardoor ook aan Linda vertellen.”Linda: “Dat was zo bijzonder. Na één telefoongesprek had ik er een halfzus en een halfbroer bij – de broer van Vera – en wist ik wie mijn vader was. Ik was helemaal door het dolle heen. We hebben wel anderhalf uur met elkaar aan de telefoon gehangen. We raakten niet uitgepraat en wilden alles van elkaar weten. Waar ben je opgegroeid, hoe ziet je leven eruit, wat zijn je hobby’s? Het feit dat we allebei met een groot geheim zijn opgegroeid, schiep meteen een band.”

Grapje, zeker

Vera: “Ik was dertien toen ik hoorde dat ik met behulp van een donor ben verwekt. Tot die tijd wist ik wel dat mijn vader Jan heette en uit Amsterdam kwam. Volgens mijn moeder was hij vertrokken omdat hij geen kinderen wilde. Als ik dat verhaal aan andere mensen vertelde, vroegen ze zich altijd af waarom mijn broertje dan nog was geboren. Dan stond ik met mijn mond vol tanden. Als ik mijn moeder ernaar vroeg, werd ze ongemakkelijk en wuifde ze het onderwerp snel weg. Pas toen ik op mijn dertiende bleef doorvragen, kwam het hoge woord eruit.”Linda: “Bij mij heeft dat veel langer geduurd. Ik was 27 toen mijn vader erg ziek werd. Op zijn ziekbed biechtte mijn moeder op dat hij niet onze biologische vader was. In eerste instantie moesten mijn broer en ik lachen. We dachten dat ze een grapje maakte, maar toen ik zag dat ze serieus was, stopte mijn wereld met draaien. Waar kwam dit ineens vandaan? En was mijn moeder dan wel mijn moeder? Ze stelde me gerust en vertelde dat mijn vader onvruchtbaar was en dat ze daarom voor een donor hadden gekozen.”

Niet boos, wel boos

Linda: “Op advies van de artsen besloten ze ons niets te vertellen. Mijn moeder was bang dat wij boos zouden worden, maar ik was alleen maar opgelucht. Mijn hele jeugd had ik het gevoel gehad dat er iets niet klopte. Ik leek totaal niet op mijn ouders en al helemaal niet op mijn vader. Mijn moeder grapte vaak dat ik van de melkboer was, waardoor ik het liet gaan, maar ergens heb ik altijd gevoeld dat er meer aan de hand was.”Vera: “Ik heb dat gevoel ook gehad, maar ik had nooit kunnen bedenken dat ik met behulp van een donor ben verwekt. Zoiets bedenk je niet als kind. Ik wist niet eens dat het bestond. In tegenstelling tot Linda was ik wel boos op mijn moeder. Als kind dacht ik altijd dat het onze schuld was dat onze vader was vertrokken en dat het vooral heel zielig was dat mijn moeder alleen was achtergebleven. Als je dan hoort dat het verhaal heel anders in elkaar steekt, dat je moeder er bewust voor heeft gekozen om alleen twee kinderen op de wereld te zetten, verandert dat alles.Dat heb ik mijn moeder nog járen voor de voeten geworpen. ‘Jullie hadden het niet begrepen’, is wat ze dan zei. Daar ben ik het totaal niet mee eens. Als je het kinderen op een goede manier uitlegt, is dat altijd beter dan zo’n groot en wezenlijk geheim verbergen.”

Steeds nieuwsgieriger

Linda: “Nadat ik had gehoord dat mijn vader niet mijn biologische vader was, had ik niet direct de behoefte om mijn donorvader te zoeken. Eigenlijk pas toen mijn twee kinderen ouder werden en ik steeds meer trekjes zag die ik niet herkende, werd ik steeds nieuwsgieriger. Stiekem had ik gehoopt dat er na het inleveren van mijn dna snel een match gevonden zou worden, maar helaas was dat niet het geval. Er gingen járen overheen, zonder resultaat. Ik kreeg het gevoel dat ik hem nooit zou vinden.Tot ik ineens een Amerikaanse dna-bank voorbij zag komen waarbij donorkinderen vrij snel een match hadden. Ik besloot een poging te wagen en wat denk je? In no time was er een match met een halfzus. We hebben met elkaar afgesproken, maar helaas was er geen klik. Dat was een flinke teleurstelling. Je hoopt toch dat je iemand vindt met wie je een connectie hebt, op wie je lijkt en met wie je iets kunt delen. Gelukkig bleek dat met Vera, twee jaar later, wel zo te zijn.”Vera: “Ik had ook geen diep verlangen om mijn vader te leren kennen. Ik dacht: ik ken hem niet, dus hij is ook niet belangrijk. Dat veranderde toen ik rond mijn achttiende een schoolopdracht deed over mijn levensverhaal. Ik dacht: wat maakt mijn levensverhaal écht interessant? Mijn donorvader. Mijn moeder had zijn adres bewaard en dus ben ik op de bonnefooi naar hem toe gegaan. Zijn vrouw deed open en hoewel hij er niet was, liet ze me binnen. Het was een muffig huis vol met boeken en oude jazz-platen. Ik heb uren met zijn vrouw gepraat. Ze was ontzettend lief en gastvrij.”

Oog in oog

Vera: “De volgende dag deed ik een nieuwe poging en toen stond ik ineens oog in oog met hem. Hij was een oude man van 65, grijs en hij liep een beetje voorovergebogen. Ik herkende niets van mezelf. Behalve onze gezamenlijke interesse in talen en film. Hij stelde voor om een keertje samen naar de bioscoop te gaan, maar dat vond ik veel te intiem. In een zaal met een 65-jarige man die ik niet ken. Alleen van het idee al werd ik ongemakkelijk. Na die eerste ontmoeting heb ik nooit meer contact met hem gezocht en hij ook niet met mij.”Linda: “Ik heb hem vorig jaar pas ontmoet. Mijn halfbroer, die nog wel af en toe contact met hem heeft, ging naar hem toe en vroeg of ik met hem mee wilde. Ik wist dat, als ik het nu niet zou doen, ik het nooit zou doen. We zijn samen naar hem toe gereden. Onderweg was ik bloednerveus. Dit was het hét moment waarop ik tien jaar had gewacht.We werden vriendelijk ontvangen door zijn vrouw met thee en koekjes toen ik in de gang geschuifel hoorde. Ik keek mijn halfbroer aan en ineens stond hij daar: mijn vader. Ik zocht meteen naar gelijkenissen, maar op zijn vriendelijke blauwe ogen na zag ik weinig van mezelf. Ik heb hem veel vragen gesteld en daar antwoordde hij vriendelijk op, maar verder was er geen enkele interesse in mij of mijn leven. Daardoor had ik na die eerste ontmoeting niet de behoefte om hem nog een keer te zien. Dat ik hem heb ontmoet, gesproken en gezien heeft me al zo veel rust gegeven. Ik kon het afsluiten.”

Schrijnend

Linda: “Ik ben heel blij dat we óók elkaar hebben gevonden, maar wat het lastig maakt, is dat we niet weten hoeveel halfbroers en zussen er nog zullen volgen. We weten dat onze donorvader bij verschillende artsen heeft gedoneerd en ook regelmatig, dus de kans is groot dat er de komende jaren nog meer broers en zussen opduiken. Dat je nooit weet of je familie compleet is én er ook geen grip op hebt, maakt het lastig.”Vera: “Ik ben er zelf niet zo mee bezig, maar ik weet van veel donorkinderen dat ze er wel last van hebben. Als je tien broers of zussen hebt, is het nog leuk om af te spreken, maar als het er 98 zijn, is dat bijna onmogelijk. Er is nooit stilgestaan bij de impact hiervan op donorkinderen en ik vind dat dit aandacht verdient in de politiek. Als je een wens hebt om een kind op de wereld te zetten met behulp van een donor, krijg je een vergoeding, maar als datzelfde kind vervolgens tegen problemen aanloopt, is er niets. Het is schrijnend dat deze kinderen nergens terechtkunnen.”Linda: “Dat is een van de reden waarom Vera en ik vrij snel na onze eerste ontmoeting zijn begonnen met het schrijven van een vervolg op mijn eerste boek. In ons boek Schaduwfamilie vertellen donorkinderen hun verhaal. Je merkt dat er nog steeds kinderen zijn die zich schamen omdat ze met behulp van een donor zijn verwekt. Wij willen laten zien dat die schaamte er niet hoeft te zijn én dat ieder kind er mag zijn.”Vera: “We hopen het taboe te doorbreken, meer openheid te creëren, maar ook wensouders aan het denken te zetten over de consequenties voor het kind. Het gaat zo veel verder dan alleen een kinderwens. Daarnaast zouden we het mooi vinden als het boek een gesprek opent binnen gezinnen die te maken hebben met een donor. Waarom hebben ouders daarvoor gekozen? Hoe was dat voor hen en hoe beleeft een kind het? Dat er meer begrip komt voor elkaar. Als dat lukt, is het voor ons al geslaagd.”

Meteen vertrouwd

Linda: “Het schrijven van het boek heeft ons als zussen ook dichter bij elkaar gebracht. We hebben elkaar beter leren kennen, ontdekt dat we allebei een passie hebben voor schrijven, talen en mensen. We zijn allebei gedreven, gevoelig, enthousiast en kunnen heel goed ons verhaal bij elkaar kwijt. Door Vera voel ik me meer compleet. Ik ben mijn hele leven bezig geweest met de vraag: op wie lijk ik? Inmiddels weet ik dat dat helemaal niet belangrijk is. Ik lijk op mezelf, ik bén mezelf. Dát is wat telt.”Vera: “Het was bijzonder om samen zo’n intiem project op touw te zetten zonder dat je elkaar kent. Gek genoeg voelde het meteen zó vertrouwd tussen ons dat ik geen moment heb getwijfeld of het goed zou komen. We zijn immers familie! Ik ben dankbaar dat Linda in mijn leven is gekomen en mede dankzij haar voelt mijn identiteit meer compleet. Ik weet wie ik ben en waar ik vandaan kom. Mijn puzzel is af.”          

Tekst: Eline Doldersum
Foto: Yasmijn Tan
Visagie: Wilma Scholte

Meer persoonlijke verhalen lezen? Neem nu een abonnement op Vriendin.