Ontwerp Zonder Titel 2020 10 28t162443.429

Monique is uitvaartleider: ‘Voor mij het mooiste werk ooit’

Uitvaarten regelen, Monique Pronk (48) doet het vrijwel dagelijks. En ze zou niet anders willen! “Dit werk is mijn roeping.”

Interesse

Monique: “Ik ben altijd in begraafplaatsen en kerken geïnteresseerd geweest. In het dorp waar ik woonde, hadden we een mooie begraafplaats naast de kerk. Als kind was ik daar regelmatig. Ik kon echt genieten van de rust. Best bizar, als je erover nadenkt. Later werkte ik in een kledingwinkel tegenover een kerk. Als de kerkklokken luidden en er kwam een rouwstoet voorbij – de uitvaartleider ervoor, de dragers ernaast – keek ik vanuit de etalage toe. Tegen collega’s zei ik dan: ‘Ooit loop ík voor zo’n stoet.’

Tijdens de crisis van 2008 raakte ik mijn baan kwijt. Ik was 37 en dacht: nu grijp ik mijn kans. Ik solliciteerde hier, bij Uitvaartverzorging IJmond en Associatie Uitvaartverzorging, en werd in 2009 aangenomen als gastvrouw: als begeleider van condoleances en avondwaken. Een jaar later werd ik intern opgeleid tot uitvaartleider.

Andere mensen waarschuwden: dat is geen werk voor jou, jij huilt al als er een vlieg wordt doodgeslagen. Maar mensen helpen tijdens dat laatste stukje van het leven van hun ouder, partner of kind voelde als mijn roeping. Ik begeleid ze vanaf het moment dat ik bij ze binnenkom tot en met de dag van de uitvaart, en zorg ervoor dat die dag uiteindelijk een mooie herinnering voor ze wordt.”

Betrokken

“Als uitvaartleider regel ik de uitvaart van a tot z. Dat begint met een eerste gesprek met de familie. Hoe zien zij de uitvaart voor zich, zijn er al wensen vastgelegd, waar wordt de overledene opgebaard, willen ze een condoleance de dag ervoor, willen ze eerst nog een kerkdienst, naar welk crematorium of welke begraafplaats willen ze, gaan we ergens langsrijden? Daarna kiezen we de kist en de kaart uit speciale voorbeeldboeken. Ik ga nooit direct over tot het regelen van de uitvaart. Ik wil eerst weten hoe de overleden persoon was. Ik vraag of ze mij iets over hem of haar willen vertellen. Er zijn uitvaartleiders die heel zakelijk zijn. Dat ben ik niet. Ik ben heel betrokken. Ik heb ook altijd mijn telefoon aan, ook als ik vrij ben. Ik wil continu bereikbaar zijn voor lopende uitvaarten.

Ik ben ook blij dat ik sinds de coronamaatregelen zijn versoepeld, gewoon weer met mensen aan tafel kan zitten. Tijdens de eerste maanden van de coronacrisis besprak ik elke uitvaart heel lang vanuit huis, via FaceTime of Skype. De nabestaanden ontmoette ik pas op de dag van de uitvaart. Dat was naar. Aan de andere kant werden nabestaanden en ik in die eerste coronamaanden ook heel creatief in het bedenken van mooie dingen. We dachten niet in problemen, maar in mogelijkheden. Zoals de erehagen die werden georganiseerd. Of die keer dat een opa was overleden en oma alleen met haar twee kleinkinderen naar het crematorium ging. Vanuit het uitvaartcentrum reden we eerst langs het woonhuis, waar alle klein- en achterkleinkinderen stonden. Die hadden een prachtige stoeptekening gemaakt, lieten ballonnen op en namen afscheid door de hand nog even op de kist te leggen.”

Onzichtbare muur

“Door dit werk heb ik inderdaad dagelijks te maken met verdriet, maar bij nabestaanden probeer ik een onzichtbare muur op te trekken. Het is mijn taak een mooie uitvaart neer te zetten, dat kan ik niet doen als ik meehuil. Tien jaar geleden, toen ik begon, zoog mijn hoofd alles op. Mijn collega’s hebben me geleerd afstand te houden. En erover te praten. Dat leer ik nieuwe collega’s ook: houd niet alles binnen, probeer niet stoer te zijn van ‘ik red het allemaal wel’. Want je redt het niet. Als je weken achter elkaar overledenen hebt van in de negentig, kun je denken dat het je allemaal goed af gaat. Maar zelfs dan kan het verdriet van mensen je aangrijpen omdat het zo immens is. Het verdriet van de kleinkinderen die zo veel met opa en oma hebben meegemaakt. Of van de partner die na al die jaren alleen achterblijft. Ik stond eens met een 90-jarige man bij de open kist van zijn vrouw. Hij zei: ‘Monique, niet tegen mijn kinderen zeggen hoor, maar ik hoop dat ik er heel snel achteraan ga.’

Na een uitvaart kan ik in de auto zitten en behoefte hebben aan rust. Dan zet ik geen muziek op. Een andere keer luister ik naar Air van Bach, dat is voor mij heel fijn, of juist naar een druk nummer. Of ik bel een collega. En soms huil ik ja, want tijdens een uitvaart kan ik wel geraakt worden. Door de sfeer. Of door iets dat me triggert. Ik ben ook maar een mens met gevoel.”

Huilen en lachen

“Een uitvaart die me altijd zal bijblijven is die van Glenn. Een 14-jarige jongen die groot fan was van voetbalclub AZ. We hadden hem thuis opgebaard, op een bed in de woonkamer. Onder zijn AZ-dekbedovertrek en achter een rood kamerscherm. Vlak bij de eettafel, die zijn ouders helemaal met AZ-spullen hadden versierd. Ik kwam er elke dag, een uur, anderhalf uur. Dan dronken we wat.

Voor de condoleance werd Glenn overgebracht naar het uitvaartcentrum. Zijn moeder vroeg me of ik haar daar wilde helpen met het versieren van zijn kist. Toen hebben we op een krukje die kist volgeplakt met AZ-stickers. En ondertussen praten, en ook lachen. En dan zij huilen en dan weer lachen. Zo kan het dus ook. Een uitvaart is niet alleen verdrietig. Er worden ook herinneringen opgehaald.”

Relativeren

“Ik doe mijn werk niet alleen. Achter mij staat een heel team. De coördinators, die de nabestaanden aan de telefoon krijgen om de melding van een overlijden aan te nemen, en de verzorgers. Samen vangen zij het eerste verdriet op. En dan heb je ook nog de gastvrouwen, chauffeurs en dragers. Een mooie groep mensen. Met elkaar lachen we ook veel. We hebben vakhumor, net als in elk ander vak. We maken nooit grapjes over mensen, over overledenen, maar over de uitvaartwereld an sich. Dat is fijn. Even relativeren.

De dood hoort bij het leven. Ik zie het niet als iets engs. Een overledene is voor mij gewoon een mens. Als ik de koeling met overledenen binnen moet zeg ik ook altijd gedag. ‘Goedemorgen!’ ‘Goedemiddag!’ Alleen vind ik de dood niet altijd eerlijk. Het is af en toe triest dat de een eerder gaat dan de ander. Iemand die een mooi en lang voltooid leven heeft gehad is goed, en dan hoop ik dat die persoon rustig overlijdt. Maar soms zien we een ouder van een jong gezin. Of Glenn, die was pas veertien….”

Afwisselend

“Vroeger dacht ik: een uitvaart is een uitvaart, maar zelfs al heb je twee uitvaarten in dezelfde aula, met dezelfde woorden en dezelfde muziek, dan nog zijn ze heel verschillend.

Glenns uitvaart zou een heel grote begrafenis worden, maar in de buurt konden we er geen goede locatie voor vinden. Tot ik ineens dacht aan AZ. We hebben AZ gebeld of we een ruimte in het stadion konden huren. En toen dat kon, heb ik het gewoon gevraagd: of er misschien wat mensen van de selectie aanwezig konden zijn. Dat verzoek is bij de trainer neergelegd. Uiteindelijk was er voorafgaand aan de dienst een meet & greet – zo noem ik het maar. Een half uur met een aantal spelers, de staf en de directie van AZ. De ouders kregen ook een gesigneerde bal en een gesigneerd t-shirt. Dat was fantastisch.

Ik heb ook Surinaamse uitvaarten, een enkele keer met een brassband. Die mensen vieren het leven, gaan dansend naar het graf. Ik heb eens mee moeten dansen. En dan liep ik de volgende dag weer heel netjes naast een dominee naar een graf.”

Meer levenservaring

“Ook heb ik regelmatig een begrafenis van gemeentewege. Als er geen nabestaanden zijn of iemand geen geld heeft om een uitvaart te bekostigen, en de familie is ook niet kapitaalkrachtig, kun je een beroep doen op de gemeente. Soms zijn er bij zo’n uitvaart een paar mensen, soms komt er niemand. Dan zijn er alleen iemand van de begraafplaats, de dragers en ik. Toch zeg ik altijd voor wie we zijn en draag ik een gedicht voor, want we brengen wel een mens weg.

Een enkele keer doe ik de uitvaart van bekenden. Zoals die van de ouders van een buurvrouw. En die van de vader van mijn beste vriendin. Zij zei wel: “Ik wil dat jij het regelt, maar de dag van de uitvaart ga je niet doen. Ik wil dat je achter me zit en de hele uitvaart beleeft. En niet denkt: is de rouwwagen er, is de muziek goed?” Het is lastig onbevangen een privé-uitvaart bij te wonen. Ik kijk nou eenmaal altijd met andere ogen.”

Ik weet niet of dit werk me heeft veranderd. Ik denk dat ik nog dezelfde Monique ben als toen in die kledingwinkel. Ik heb alleen veel meer levenservaring. Die carrièreswitch was de beste beslissing ooit. Voor mij het mooiste werk ooit, deze baan heeft me gebracht waar ik op hoopte. En misschien nog wel meer. Ik kan van betekenis zijn voor mensen. Sommige families vragen me bij elk volgend overlijden terug. En niet één keer, maar steeds opnieuw. Soms zeggen ze: je bent net onze huis-uitvaartleider. Dat vind ik een groot compliment.”