Placeholder

Moeders kerstgedachte

Wanhopig probeert Stefanie een mooi plekje te vinden voor het kerststalletje van haar overleden moeder. De kinderen lijken er minder waarde aan te hechten dan zij, maar het is maar de vraag of dit erg is…

Wanhopig probeert Stefanie een mooi plekje te vinden voor het kerststalletje van haar overleden moeder. De kinderen lijken er minder waarde aan te hechten dan zij, maar het is maar de vraag of dit erg is…

Waar moet het kerststalletje van mijn moeder staan?
Een stalletjes is het eigenlijk niet meer. Behalve twee hekjes is er niets van over, maar de verfijnde beeldjes van polystone zijn nog in tact.
Ik wil er iets moois van maken, maar waar?

Mijn moeder was gek op haar stalletje. Sinds mijn ouders overleden zijn, hebben wij het.
Als kind speelde ik met de beeldjes, maar in de puberteit schaamde ik me voor de opvallende kerststal.

Ik zie geen gêne bij onze puberende kinderen, maar ook geen interesse.
De tweeling verdiept zich in de nieuwe gsm van Faith. Nico heeft er verstand van en geeft aanwijzingen.

Authentieke kerstliedjes klinken door de kamer. ‘Jingle Bell’, roept Adriana met de klemtoon op ‘Bell’. Ik zoek haar favoriete nummer van de kerst-cd op. Adriana toont een tevreden glimlach als ze de bellen hoort klingelen.

Faith glimlacht ook. ‘Ik vind hem zo mooi,’ zegt ze terwijl ze haar mobieltje aait.

‘Je kunt de beeldjes wel op de piano zetten,’ bedenkt Dirk, die als enige mijn radeloosheid ziet.
De piano is ook al een erfstuk, maar dan van mijn vader.
Behoedzaam zet ik de kribbe met Jezus erin op het instrument. Maria en Jozef plaats ik beschermend om hem heen. Daarachter komen de herders met hun schapen en tegen een hekje de os en de ezel.

‘Wil je het stalletje zien?’ vraag ik hoopvol aan Adriana.
Met haar armpjes omhoog loopt ze naar mij toe. Ik zet haar op de piano.
Adriana pakt Jezus op en wijst naar de kribbe.
‘Bed,’ zegt ze.
‘Dat is een kribbe met het kindje Jezus erin.’
Ik vertel het verhaal van Maria en Jozef die op weg zijn naar Bethlehem.
‘Als ze daar aankomen, kloppen ze op de deur van een herberg. “We zijn vol”, zegt de herbergier. Met een klap gooit hij de deur voor hun neus dicht.’
‘Reus,’ roept Adriana trots. Ze herkent iets in het verhaal. Het is mijn manier van vertellen. Ik vertel het als een sprookje. 
‘Wil je Kleinduimpje horen?’
‘Mensenvlees’. Adriana tovert een ondeugend lachje op haar gezicht als ze dat woord griezelig uitspreekt. Ik ga met haar naast de kerstboom zitten.
Een reus die kinderen wil opeten? Niet bepaald de kerstgedachte.
Ik glimlach weemoedig. Mijn moeder zou genoten hebben: van haar kerststalletje, maar vooral van haar kleinkinderen. Of ze nou van het kerststalletje, spannende sprookjes of mobiele telefoons houden.