vrouw slapen bh

Jet: ‘Ik heb borstkanker, maar alleen een vriendin weet hoe ellendig het is’

Jet (54) heeft borstkanker. Daar doet ze tegen haar omgeving vrij luchtig over. Hoe ziek ze echt is, weet alleen haar beste vriendin Linda (55). “Wat heb ik eraan dat mijn zoons zich doodongerust maken? Ik wil ook niet dat iemand mij zielig vindt, dat past niet bij me.”

Jet: “Ik wist het meteen toen ik het knobbeltje in mijn borst voelde: dit is foute boel. Iedere vrouw voelt wel eens een onregelmatigheid in haar borst, maar dit was anders. Er kwam een diep weten van ‘dit is helemaal mis’ bij. Gek, dat is dan je intuïtie of zo. Ik bleef er heel rustig onder. Ik heb niet in paniek mijn kinderen gebeld, alleen een afspraak gemaakt met mijn huisarts. Het was al laat in de middag, maar ik kon de volgende dag langskomen. Die nacht sliep ik wel onrustig. Hoe zou ik dit nieuws aan de buitenwereld brengen? Mijn zoons hebben het allebei ontzettend druk met hun eigen onderneming en mijn oudste heeft net de boel weer een beetje op de rit na corona. Hij heeft zorgen genoeg gehad. Bovendien wonen ze aan de andere kant van het land en hebben ze hun handen vol aan hun gezin. Zij zouden het nieuws pas te horen krijgen als ik zelf precies wist wat er aan de hand was, besloot ik.”

Razendsnel geholpen

“De volgende ochtend leek het knobbeltje in mijn borst al groter te zijn. En harder ook. Ik kon me dat natuurlijk ook verbeelden. Het is bizar hoe je ineens volledig wordt opgeslokt door een feitelijk kleine verandering in je lichaam. Ik liet de hond een plas doen en dronk een kop koffie. En toen stapte ik op de fiets naar de huisarts. De zon scheen, maar het was nog best koud. Dat weet ik nog zo goed. ‘Vanaf vandaag wordt alles anders’, dacht ik. Ik werd er verdrietig van, maar er was ook een soort berusting. Ik kon er toch niets meer aan veranderen. Ergens speelde het altijd al wel door mijn achterhoofd dat dit me kon overkomen. Mijn eigen moeder overleed toen ze 58 was aan borstkanker. Ik ben 54.
De huisarts deelde mijn zorgen en stuurde me direct door naar het ziekenhuis. Gelukkig was ik die dag vrij en hoefde ik mijn collega’s of baas niet in te lichten over wat er aan de hand was. In het ziekenhuis werd ik razendsnel geholpen. Je hoort mensen vaak mopperen op de zorg, maar ik stond er echt versteld van hoe snel ik van een mammografie via een echo naar een biopsie werd geleid. Binnen 24 uur had ik de uitslag. Het was voor mij alleen maar een bevestiging van wat ik al wist. Naar het slecht-nieuwsgesprek ging ik alleen. Als je al 18 jaar gescheiden en ook al zo lang single bent, is het niet meer dan normaal dat er niet altijd iemand naast je staat. Daarbij ben ik ook erg op mezelf. Ik ga rustig in m’n eentje ergens lunchen of een dagje naar de sauna.”

Sterke vrouw

“Borstkanker dus. Stadium drie, er waren uitzaaiingen in de lymfeklieren gevonden. Er was nog van alles mogelijk, maar garanties waren er niet. ‘Kanker is a bitch’, zei de oncoloog droog. Ik kon zijn oprechtheid wel waarderen. Hij schetste globaal een mogelijk behandelplan en een half uur later stond ik weer buiten. ‘Zou ik er over een jaar nog zijn, vroeg ik me af. Ik dacht aan mijn kleinkinderen. Vaak zag ik ze niet, maar het idee dat ik ze misschien niet groot zou zien worden, vloog me aan. Voor het eerst sinds ik het knobbeltje voelde, huilde ik. Niet lang overigens. Ik zou dit als een sterke vrouw dragen, nam ik me voor.
Die avond zou mijn beste vriendin Linda een wijntje komen drinken. De afspraak stond al twee weken gepland en ik wilde ‘m niet afzeggen. Het wijntje bood een mooie aanleiding haar te vertellen wat er in mijn leven speelde. Ik zei het haar, achteraf, nogal plompverloren. Ze was namelijk al een half uur binnen toen ik de mededeling deed, heel nuchter, zoals ik ben. ‘Ik moet je nog niets vertellen’, begon ik. ‘Je bent zwanger!’ reageerde ze jolig. We schoten allebei in de lach, maar het lachen verging haar volledig toen ik haar vertelde wat ik eerder die dag te horen had gekregen. Verslagen liet ze zich op de bank zakken. ‘Oh nee Jet. Dit meen je niet…’ Ze begon te huilen. Ik ging naast haar zitten om haar te troosten. Het was de omgekeerde wereld, zou je kunnen stellen. Ik maakte me meer zorgen om haar verdriet, dan om het mijne. Ik denk dat ik me op dat moment ook realiseerde wat mijn twee zoons er door mij aan zorgen bijkregen. ‘Het komt wel goed. Echt, dit komt goed’, suste ik. Dat gevoel had ik helemaal niet, maar het leek me niet verstandig dat met Linda te delen. Eerst maar eens even afwachten wat er allemaal op mijn pad zou komen.”

Mantel der liefde

“De sfeer bleef die avond beladen. Linda weet dat mijn moeder op jonge leeftijd is overleden en had drie jaar voor ik mijn mededeling deed haar schoonzusje aan borstkanker verloren. Ach, iedere vrouw weet natuurlijk dat je er nooit gerust op kunt zijn dat het met een operatie en wat bestralingen wel over is. Eenmaal kanker, altijd kanker. Of in elk geval voor altijd de angst dat het weer terugkomt of toch uitgezaaid blijkt te zijn.
Het duurde nog een kleine week voordat ik mijn zoons inlichtte. Ik wilde ze in de ogen kijken als ik dat deed. Inmiddels wist ik ook hoe het behandeltraject eruit zou zien. De hele trukendoos werd opengetrokken: bestralen, chemo en opereren. Mijn kinderen schrokken zichtbaar toen ik het zei. Het is moeder-eigen om alles te willen bedekken met de mantel der liefde, denk ik. Ik hoorde mezelf geruststellende woorden zeggen, maar ook teksten die ik compleet verzon. ‘De oncoloog ziet niet in waarom ik dit niet zou overleven’, loog ik. Door die woorden voelde ik mijn zoons wat ontspannen worden.”

Vechtlust

“Ik vroeg beide kinderen om het niet tegen iedereen te vertellen. Ik heb niet zo’n goede band met mijn familie en mijn ex-man spreek ik nooit meer. ‘Ik hou het graag klein, anders ben ik de hele dag appjes aan het beantwoorden. En ik zit ook niet te wachten op een muur met goedbedoelde, troostende beterschapskaarten. Of een huis vol bloemen. Ik wil niet zielig gevonden worden, dat past niet bij me.’ Ze snapten het. Op mijn werk ontkwam ik er niet aan mijn verhaal te vertellen. Ook mijn baas vroeg ik het niet aan de al te grote klok te hangen. ‘Voor je het weet, ben ik er weer’, zei ik. Ik heb nog twee directe collega’s persoonlijk ingelicht – ook vrouwen van mijn leeftijd. Maar ik zag niet in waarom ik bijvoorbeeld de snelle jonge jongens van onze salesafdeling moest vermoeien met mijn medische situatie. Gelukkig ontging door het thuiswerken de meeste collega’s dat ik er niet was.
Ik ging ervan uit dat ik het wel even zou doen, de kanker te lijf gaan. Ik heb eigenlijk nooit iets en ben relatief fit voor mijn leeftijd. Maar nu ik drie maanden verder ben, weet ik hoe heftig het allemaal is, zowel fysiek als mentaal. Ik ben zo moe, voel me zo ellendig. Ik ben in ieder opzicht het lijf dat ik ooit had kwijt. Mijn linkerborst is verwijderd, net als mijn lymfeklieren. Door dat laatste kan ik mijn arm amper gebruiken. Daar krijg ik wel therapie voor, maar om nou te zeggen dat dit mij helpt, nee. Een maand geleden zijn er kleine uitzaaiingen in mijn lever gevonden. Dat had ik niet zien aankomen. Het was alsof ik door de wereldkampioen boksen werd neergeslagen.”

Tranentrekkende teksten

“Door de moeheid die ik op dat moment al voelde, was ik niet in staat nog ergens vechtlust vandaan te plukken. Alsof je überhaupt tegen kanker kunt vechten of winnen. De ziekte solt met je lichaam, weet ik nu. Je hebt het maar te ondergaan allemaal en met een beetje geluk slaan de behandelingen aan. Momenteel krijg ik chemo. Haar heb ik niet meer, een mooie pruik wel. Een oud-collega post vrijwel dagelijks op Facebook foto’s van haar strijd tegen de ziekte. Lachende foto’s van hoe ze weer een nieuwe dosis chemo krijgt. Foto’s van haar kale hoofd. Foto’s van de maaltijd die ze in het ziekenhuis krijgt. Alles deelt ze. Het is haar manier van verwerken, maar ik snap er niets van. Waarom zou je je leed zo met de wereld delen? Als ik alle reacties onder haar posts lees, weet ik dat ik een goede keuze heb gemaakt mijn “strijd” voor mezelf te houden. Al die tranentrekkende teksten, de bemoedigende woorden, brandende kaarsjes en hartjes… Ik kan er niets mee. De enige die van mijn pijn weet is Linda. Zelfs mijn zoons weten niet hoe ellendig ik er echt aan toe ben.”
Ik wil hoop houden. En zolang de artsen dat nog hebben, heb ik het ook. Ik vertel mijn kinderen maar een fractie van wat er echt speelt. Als ze bellen om te vragen hoe het gaat, raap ik mezelf bij elkaar en antwoord ik vrolijk dat ik me best goed voel. Niet zelden lag ik mezelf een uur eerder nog binnenstebuiten te kotsen. Wat hebben mijn jongens eraan dat te weten? Mijn broers update ik ook minimaal en vooral positief. Het mooie is: dat is ook precies wat mensen willen horen. Je voelt de opluchting bij de ander als ik zeg dat het echt goed gaat en dat ik me er prima doorheen sla. Als ik met de hond buitenloop en mensen vragen hoe het met me is, zeg ik ‘prima!’ Ik zie ze wel kijken naar mijn nieuwe haar, maar ik ben mijn buren niet verplicht uit te leggen dat het een pruik is.
Huilen doe ik bij Linda. En inmiddels heb ik haar ook duidelijk kunnen maken waarom ik dat alleen bij haar doe. Ik kan het verdriet en de ongerustheid van een ander er simpelweg niet bij hebben. Als een ander geschokt reageert op mijn ziekte, ben ik daardoor van slag. Waarom zou je dat willen? Ik leef van dag tot dag en ik zie wel waar dit schip strandt. Misschien ben ik er over een jaar niet meer, misschien is er over een tijdje wel niets aan kanker meer op scans te zien. Me daar nu gek mee maken, heeft geen zin.”

Slappe lach

“Natuurlijk heeft Linda ook haar zorgen, maar na die eerste avond heeft ze zich volledig herpakt en is ze nu mijn dosis dagelijkse positieve energie. We praten veel, vooral over zaken die helemaal niets met mijn kanker te maken hebben. Linda kan doen alsof het niet bestaat: precies waar ik behoefte aan heb. Als ik me te ellendig voel om mijn bed uit te komen, brengt ze me eten en komt ze naast me liggen om een serie te kijken. Die geborgenheid heb ik alleen bij haar. Heel soms gooi ik alles eruit. Dan jank ik even flink en huilt ze met mij mee. Een paar minuten later kunnen we dan weer de slappe lach hebben.
Mijn zoons zijn er heilig van overtuigd dat ik weer beter word. En op mijn werk hebben ze er ook alle vertrouwen in, vooral ingegeven door hoe ik ze bericht. Ik moet het eerlijk gezegd nog zien. Veel meer dan dit kan mijn lijf niet aan, heb ik het idee. Nog meer slecht nieuws, nieuwe uitzaaiingen bijvoorbeeld, zouden wel eens een nekslag kunnen inhouden. Maar nogmaals: dat zien we dan wel. Nog een week chemo en dan bijkomen. Ik kan niet wachten me weer iets beter te voelen.”

Tekst: Hester Zitvast.
Om privacyredenen zijn alle namen veranderd, De echte namen zijn bekend bij de redactie.​​​​​​

Meer persoonlijke verhalen lezen? Neem nu een digitaal abonnement op Vriendin.