vrouw bos herfst

Gwen: ‘Niet mijn man, maar ík heb een midlifecrisis’

Opeens moest alles anders. Haar woonomgeving, haar baan, haar uiterlijk, zelfs haar gezinsleven. Gwen (42) dacht dat ze tegen een burn-out aanzat, of misschien de overgang. Het bleek een midlifecrisis, en die is nog lang niet over.

Gwen: “Het was een vroeg begin van de overgang, dacht ik. Wordt niet iedere vrouw daar wat kribbig van? Vriendinnen van een paar jaar ouder klaagden al jaren over niet kunnen slapen en plotseling opstekende, onredelijke woede. Niet dat dat was wat ik voelde, toen mijn eenenveertigste verjaardag naderde. Wat ik ervoer was onomwonden onrust. Stress, zonder dat ik daarvoor een reden kon aanwijzen. Met mijn kinderen, toen 15 en 12 en puberende middelbare scholieren, alles ging goed. Ik had een soms wat botte maar doodgoeie geliefde, een baan, geen financiële zorgen. We waren alle vier gezond. En toch zinde mijn leven me niet. Ik was niet diep ongelukkig, ik ging meer gebukt onder een allesoverheersende onvrede.
Steeds vaker zocht ik ruzie met mijn man André. Ik ergerde me aan de sleur van ons gezinsleven, aan zijn voorspelbaarheid, aan de nooit verrassende seks en ons saaie rijtjeshuis in een stad waar ik al lang niet meer wilde wonen. Ik baalde van het gebrek aan ruimte voor mezelf, van mijn egocentrische pubers en mijn onbetekenende baan die ik alleen had voor het inkomen. Maar bovenal ergerde ik me aan mezelf. Als ik in de spiegel keek kon ik wel janken. Kijk nou waar ik stond, op mijn eenenveertigste. Waar was die levenslustige vrouw die ooit elk feestje onveilig maakte en met een simpele lach een mannenhart op hol kon brengen? Mijn ogen stonden vermoeid, mijn kleding was onopvallend, een sieraad had ik in geen tijden meer aan mijn lijf gehad. Alles voelde als een totale mislukking, alleen mijn wandelingen met de hond vond ik nog leuk.”

Lichtpuntjes zoeken

“In mijn vrije uren zocht ik naar lichtpuntjes op Funda. Vrijstaande huizen in het noorden van het land, omgeven door groen en ruimte. Ik droomde van hoe ik ze zou inrichten, mijn werk er op freelancebasis zou uitvoeren en tussendoor zou zorgen voor de kippen en geiten die we er zouden houden, naast onze moestuin met groenten. Mijn vriendinnen ging ik uit de weg. Hun levens waren verzand in dezelfde burgerlijkheid als de mijne. En als ik tijdens een incidentele wijnavond uitbundig riep dat we hoognodig weer eens op de bar moesten dansen, keken ze me meewarig aan: ‘Genoeg wijn voor jou, vriendin.’
Mijn gemok duurde al maanden, toen ik op een regenachtige vrijdagochtend impulsief besloot dat ik óók wat te zeggen had over mijn leven, en niet alleen maar in dienst stond van anderen. Ik belde een makelaar en gaf hem zonder overleg met André een zoekopdracht voor een woning ‘in een zover mogelijke uithoek’, liet die middag twee piercings hoog in mijn oor zetten ‘nu het nog kon’ en vertelde André na het avondeten het heuglijke nieuws over onze aanstaande verhuizing. Ik was niet eens bang voor zijn reactie: als hij ons leven niet wilde aanpassen, ging hij toch niet mee? En de kinderen, die zouden vanzelf wel wennen. Vijftien jaar lang had ik gezorgd, gerend en geregeld, met een carrière op een lager pitje dan waarvoor ik had gestudeerd. Waarvoor eigenlijk? De kinderen trokken zich weinig meer van me aan en werden steeds zelfstandiger, André had behalve een enkele slapeloze nacht in al die jaren niets ingeleverd. Hij had carrièrestappen gemaakt, een mooie auto onder zijn kont en een vaste voetbalavond met zijn vrienden. Wat had mij al die zelfopoffering opgeleverd, behalve twee gezonde kinderen? Niet genoeg, concludeerde ik. Want hoeveel ik ook hield van mijn gezin, het leek met niet gezond als het mijn hele geluk zou bepalen. Wie wist was het van voorbijgaande aard, de kinderen zouden hoe dan ook ooit verkassen. Ik wist het zeker: mijn leven moest radicaal anders. En wel nu.”

Op oorlogspad

“‘Het lijkt wel of je gek bent geworden!’ riep André woedend nadat ik hem over mijn huizenactie vertelde. Was ik er soms bewust op uit om alles in ons leven kapot te maken? Ik was er even stil van. Keek hoe zijn blik veranderde van kwaad tot ronduit gekwetst. En toen dacht ik, emotieloos: ja, dat ben ik. Als er in hemelsnaam maar íéts verandert in mijn leven. Deze rode vlag viel niet te ontkennen, er was duidelijk iets grondig mis met mij. Zonder te weten wat mijn hulpvraag was, belde ik na een weekend waarin ik non-stop op oorlogspad was de huisarts. Ik kon dezelfde middag nog komen. Een burn-out veegde ze al snel van tafel, ik voldeed nauwelijks aan de symptomen. Voor de zekerheid kreeg ik een bloedonderzoek om mijn hormoonwaarden te bepalen. Ik kwam met vlag en wimpel door de keuring: geen greintje pre-menopauze te bespeuren. ‘Dan adviseer ik je een gesprek met een psycholoog’, sprak de huisarts. Vanwege de immens lange wachttijden in de huidige zorg, kon ik in de tussentijd alvast terecht bij de praktijkondersteuner geestelijke gezondheidszorg, POH genoemd.
Dat voelde goed, mijn klachten werden in elk geval serieus genomen. Ik kon dezelfde week nog terecht. Wekelijks spuide ik er mijn ellende tot er plek was bij de psycholoog. Daar kon ik eerder terecht dan was voorspeld: twintig weken na mijn eenenveertigste verjaardag, nu een jaar geleden, zakte ik aan haar tafel. Geduldig hoorde ze mijn relaas aan, hetzelfde verhaal dat ik ondertussen al honderd keer had afgestoken. ‘Dat pellen we de komende tijd eens rustig af’, concludeerde ze. En daarmee begon ik het afstrepen naar een oorzaak van mijn onrust voor de derde keer.”

Teleurgesteld in leven

Hoewel ik met licht cynisme mijn ‘afpeltraject’ instapte, stuitte ik in de daarop volgende maanden wel op wat weggestopt zeer. Door mezelf zo lang op een tweede plan te zetten, was ik me ongemerkt net zo ongezien gaan voelen als in mijn jeugd, waarin mijn kille ouders ‘niet piepen, een diepe zucht en weer door’ tot levenskunst hadden verheven. Ik had nooit geleerd om te luisteren naar mijn eigen gevoel en daarmee voor mezelf te kiezen. En het stak me dat André, die die kunst als geen ander beheerste, me daar niet in stimuleerde. Ik was teleurgesteld. In het leven, en bovenal in mezelf. Vroeger dacht ik dat als ik veertig was, ik het wel voor elkaar zou hebben. Het grotemensenkoophuis, de succesvolle baan, een slimme en grappige geliefde, voorbeeldige kinderen en een auto voor de deur om naar mijn al even fantastische vriendinnen te rijden. In werkelijkheid woonde ik in een huurwoning die bedoeld was als opstap naar iets moois van onszelf dat er nooit kwam, en de glansrijke carrière was een parttimefunctie onder mijn niveau omdat die zo lekker te combineren was met de kinderen. Die kinderen waren dan wel gezond en gelukkig, maar allesbehalve voorbeeldig en dankbaar, en dat rekende ik mijn weliswaar slimme en grappige, maar ook licht egocentrische man weer deels aan. Ik was potdorie een karikatuur van mezelf geworden, en ik had niet eens gemerkt dat het gebeurde. Wat een zooitje.”

Ordinaire crisis

“Het was minstens sessie tien toen een voorzichtige glimlach verscheen rond de mond van mijn psycholoog. ‘Kan het misschien zo zijn…’ Ze aarzelde even en besloot toen door te zetten: ‘Kan het misschien zo zijn dat je gewoon zin hebt in iets ánders?’ Die kwam binnen. Even zat ik met mijn mond vol tanden. Daarna trad het ongeloof in. Sorry, had ik hier tien sessies bij een professional voor doorlopen? Voor de conclusie dat ik gewoon zin had in een verzetje? Dat was wel heel erg makkelijk. De psycholoog zag de heftigheid van mijn gevoel. ‘Wat maakt je nu precies zo boos?’ vroeg ze. Het kostte me een paar minuten voordat ik bedaarde en met opgeheven hoofd in de spiegel durfde te kijken die ze me voorhield: ze had gelijk. Ik ging door een ordinaire midlifecrisis.”

Turbulente fase

Ondertussen, een jaar na dat confronterende moment, weet ik dat iedereen door een midlifeperiode gaat. Niet zo gek ook, als je zo’n beetje halverwege je leven bent. Te jong om naar je oude dag toe te werken, te oud om geen zorgen te hebben, maar precies op het punt in je leven dat alles nog helemaal anders kan. Een studie volgen en een carrièreswitch maken? Tijd zat. Verhuizen naar Timboektoe en een nieuw bestaan opbouwen? Er is nog ruimte. En dan ben je met een beetje mazzel ook nog volwassen genoeg om dat allemaal een beetje kritisch te bezien. Wat vind je nu eigenlijk echt belangrijk? Wat maakt je gelukkig? Waar wil je naartoe met je leven en durf je daar bewust voor te kiezen?
Mijn moeder stuurde al tijden aan op dit inzicht. Ze zag mijn geworstel en luisterde met opgetrokken wenkbrauwen al minstens een jaar naar mijn eindeloze klaagzang over mijn leven. ‘Gooi geen oude schoenen weg voordat je nieuwe hebt’, merkte ze dan droogjes op. Het maakte me woedend en tegelijkertijd rekende ik het haar niet aan. Wist zij veel, dacht ik, ze kwam uit een generatie waarin een vrouw zich nog onderdanig diende op te stellen. Niets zelfontwikkeling en onafhankelijkheid. Nu zie ik dat ze al lang zag wat er met me aan de hand was, en precies hetzelfde had doorgemaakt. Dat het een fase was, en ik op het punt stond alles kapot te maken wat me zo lief was, terwijl ik daar binnen een paar jaar hoogst waarschijnlijk weer heel gelukkig mee zou zijn. Zoals mannen net als vrouwen door de overgang gaan, gaan vrouwen blijkbaar evengoed door een midlifecrisis. Bij de een verloopt dat alleen wat turbulenter dan bij de ander.”

Remmende factor

“Sinds ik weet wat er aan de hand is, voel ik me milder. Maar weg is mijn onrustige gevoel zeker niet. Het helpt dat er een label op zit, en dat ik me gesteund voel door mijn psycholoog en moeder. En door André, want doordat hij me begrijpt, toont hij zich stukken begripvoller. ‘Zo lang je geen jonge minnaar neemt en geen motor aanschaft van ons spaargeld, komen we hier wel uit’, grijst hij soms, om te vervolgen: ‘Als je maar niet piept als ik een keertje naar een blonde serveerster kijk.’ Om tegemoet te komen aan mijn wens om buiten te wonen, hebben we caravan aangeschaft met een standplaats in het oosten van het land. Bedoeld om me in mijn eentje terug te trekken als ik behoefte heb om alleen te zijn, maar het blijkt een heerlijke vakantieplek met het hele gezin, waar ik keer op keer geniet. Soms overweeg ik een opleiding tot dierenartsassistente te volgen, een langgekoesterde wens. André vindt het een uitstekend plan, ik ben mijn enige remmende factor. Het is nogal een onderneming, leren naast een baan en het gezinsleven. Bovendien: een andere baan, vijf oorbellen in mijn oren en een caravan in het groen zijn niet zaligmakend als ik mijn dierbaren ervoor in de steek heb gelaten – in zoveel heeft mijn moeder wel gelijk. Als ik de boel echt anders wil, is er ruimte om dat te realiseren, weet ik nu. Misschien is die wetenschap wel alles wat ik nodig had.”

Tekst: Jorinde Benner. Om privacyredenen zijn alle namen veranderd, De echte namen zijn bekend bij de redactie.
Foto: Getty Images​​​​​​

Meer persoonlijke verhalen lezen? Neem nu een abonnement op Vriendin.