Placeholder

Ex-wielrenster Leontien van Moorsel: ‘Ik heb een inloophuis voor meiden met een eetstoornis’

Leontien van Moorsel (48) had een succesvolle wielrencarrière, maar ontwikkelde daardoor ook anorexia. Nu heeft ze een inloophuis voor meiden met een eetstoornis, een bedrijf én speelt ze in Soof de musical. “Het interesseert ons niet of een kind gymnasium doet, wij willen dat een kind gezond is.”

Leontien van Moorsel (48) had een succesvolle wielrencarrière, maar ontwikkelde daardoor ook anorexia. Nu heeft ze een inloophuis voor meiden met een eetstoornis, een bedrijf én speelt ze in Soof de musical. “Het interesseert ons niet of een kind gymnasium doet, wij willen dat een kind gezond is.”

Verscholen achter de bomen, vlak naast een nieuwbouwwijk in de buurt van Rotterdam, staat een oude boerderij. Het is het Leontienhuis: een inloophuis voor mensen met een eetstoornis en hun naasten, dat oud-wielrenster Leontien van Moorsel oprichtte. Als ik mijn auto op de parkeerplaats zet, komt Leontien ook net aan, mét dochter Indy (11). Indy voelt zich niet zo lekker, vertelt Leontien, dus ze hoeft vandaag niet naar school en mag met haar moeder mee. In het Leontienhuis is het licht en fris. Aan de muur hangt een foto van de opening door koningin Máxima, drie jaar geleden. We gaan een vergaderkamer binnen, waar Indy haar huiswerk maakt aan een kant van de tafel.

Wat ruikt het hier fris en schoon.
Leontien, lachend: “Ja, dat komt door mij, ik heb een beetje last van smetvrees. Het is een overblijfsel uit de tijd dat ik anorexia had, veel patiënten hebben het. Het is pas rustig in je hoofd als het om je heen opgeruimd en schoon is. Als ik ongesteld moet worden, kan ik flippen als er een pluisje op de deurmat ligt. Dan moet ik hardop tegen mezelf zeggen: ‘Tien, doe normaal, die deurmat is bedoeld om voeten op te vegen, daar mogen pluisjes op liggen.’”

Hoeveel patiënten vangen jullie op in het Leontienhuis?
“We coachen zo’n honderd gezinnen, een eetstoornis heb je namelijk met elkaar. Overdag zitten hier zo’n tien mensen, ’s avonds en in het weekend is het drukker. Dan vertel ik tijdens inspiratiebijeenkomsten samen met andere ervaringsdeskundigen mijn levensverhaal. Als je er middenin zit, denk je: hier kom ik nooit meer uit. Maar als ze het verhaal van sterke vrouwen horen, halen gezinnen daar de kracht uit om weer te knokken.”

Hoe vaak ben jij hier?
“Ik ben veel bezig om sponsors te werven, want we krijgen geen subsidie, we werken vooral met vrijwilligers. Maar als hier een kind binnenkomt en ik voel dat ik haar net dat extra zetje kan geven, geef ik haar mijn mobiele nummer. Als ze zich slecht voelt, mag ze me bellen. Mijn telefoon staat vol met pleegkinderen. Ik heb heel veel dochters.”

Tussendoor speel je ook nog in Soof de musical. En dat terwijl je nog nooit had geacteerd.
“Nee, ik was eerst ook onzeker over dat acteren, maar ik voelde me zo welkom. Van de cast tot de mensen achter de schermen: iedereen was zo lief. Ik ben een gevoelsmens, dus ik zei ja. Al weet ik nu al  dat ik bloednerveus ben tijdens de première. Ik heb vaker op een podium gestaan, na mijn wielercarrière heb ik veel presentaties moeten geven om het Leontienhuis te kunnen bekostigen. Maar het blijft retespannend.”

Dat ik moeite had op school, heeft me gemaakt tot wie ik ben

Toen je werd gevraagd, dacht je dat ze in de war waren met Leontine Borsato.
“Ja, mijn man doet mijn management en we lagen op het strand toen dat mailtje binnenkwam, het was meivakantie. Ik zei: ‘Dat moet verkeerd zijn.’ Maar het klopte. Ik neem in de musical de rol over van Chantal Janzen, die een sportieve rol had in de film. Niet dat ik me met haar wil vergelijken, want zij heeft zo veel acteertalent, maar toen snapte ik de link.”

Waarom zei je ja?
“Ik zei in eerste instantie nee, want ik moest acht maanden toeren. Ik heb het Leontienhuis, een bedrijf en wat het belangrijkste is: een prachtige dochter die in een van haar belangrijkste jaren zit. Die laat ik niet acht maanden aan haar lot over. Maar nu neemt iemand mijn rol halverwege over, dat is te overzien. Innetje vindt het niks, die is bang dat het niet mijn ding is. ‘Dan doe je het niet goed en dat vind ik zielig voor jou’, zegt ze. Ze komt ook niet kijken, zegt ze. Voor Indy ben ik gewoon haar mama. We hebben het nooit over mijn wielercarrière. Ik neem haar soms alleen mee naar het Leontienhuis, want dit is een deel van mijn leven. (Tegen Indy) ‘Gaat het goed met je huiswerk, scheet?’”

Je zei ooit dat je vroeger een laag zelfbeeld had. Had dat iets te maken met je anorexia?
“Als kind moest ik op mijn tenen lopen op school. Ik ben de jongste van vijf kinderen. Mijn zusjes konden makkelijk leren, mijn broer en ik moesten ervoor knokken. Sporten gaf mij ontspanning, maar ook de bevestiging dat ik toch ergens talent voor had. Dat ik moeite had op school, heeft me gemaakt tot wie ik ben. Ik heb dat knokken kunnen gebruiken tijdens mijn sportcarrière. Maar die anorexia ontstond pas op mijn negentiende, toen ik al wereldkampioen was. Als ik op dat niveau wilde blijven, moest ik meer vermageren, was mijn gedachte.”

Soms worden anorexiapatiënten zo mager dat er donshaartjes ontstaan om hun lichaam warm te houden. Was dat ook zo bij jou?
(Zachtjes) “Ja… Als je foto’s van mij ziet uit die tijd, zie je de haartjes op mijn wangen. Mijn aders lagen ook op mijn huid, mijn lijf leek wel een landkaart. Daarbij was mijn haar slecht en viel dat uit en braken mijn nagels af. Alles heeft zich prima hersteld, alleen mijn nagels niet. ‘Hè, Indy? De nageltjes van mama zijn nog steeds niet goed, toch?’ Terwijl ik ervan hou om er verzorgd uit te zien. Ik vond dat ik er best goed uitzag. Dat hoort ook bij de ziekte. Maar als ik nu kijk naar die foto’s, denk ik: dat ben ik niet.”

Wanneer kwam de ommekeer?
“Toen ik de Tour de France won. Het was mijn droom om die te winnen. Maar ik kon niet blij zijn, omdat er ook champagne bij die overwinning hoorde, en daar zitten calorieën in. Opeens besefte ik dat dat niet normaal was. Ik heb het fietsen nog anderhalf jaar volgehouden, want ik deed het ook voor mijn ouders. Die draaiden iedere gulden om om mij te laten fietsen. Mijn man en zijn moeder hebben mij uit de wielerwereld gehaald toen ik instortte. Het was klaar, die prestaties interesseerden ze niets, zeiden ze – mij als persoon vonden ze belangrijk. Met al die ervaringen probeer ik nu de meiden in het Leontienhuis te helpen. Want het interesseert ons niet of een kind gymnasium doet of in het hoogste hockeyteam zit, wij willen dat een kind gezond is.”

Dit interview komt uit Vriendin 47.