Placeholder

Even zeven

Wat een verrassing voor Stefanie. Een avondje gezellig met zijn allen aan tafel.

Wat een verrassing voor Stefanie. Een avondje gezellig met zijn allen aan tafel.

Christianne heeft vakantie. Ze had het druk met werken. Nu komt ze gezellig langs en blijft zelfs slapen.

We zijn zelden met z’n zevenen. Ook nu Christianne er is, zitten we maar met zes personen aan tafel. Faith heeft een uitstapje met het winkeltje waar ze werkt. Ze komt toch eerder dan verwacht thuis en schuift aan.

Op de rand van Christianne’s bord liggen afgedankte stukjes paprika en prei. Ik zeg er niets meer van. Bij Adriana ben ik er niet eens mee begonnen om over het opeten van groente te zeuren.
Onze peuter slurpt een sliertje spaghetti naar binnen.
Nico praat honderduit over een staalconstructie voor hallenbouw die hij op Discovery heeft gezien.
Ik snap niets van het verhaal.
Deborah lacht.
‘Wat?’ vraagt Faith die zich aangesproken voelt.

Afgelopen juni bestond ons gezin vijftien jaar. Intussen heeft Adriana de familie verrijkt. Wat hebben de oudste vier kinderen een andere start gehad dan Adriana met haar mooie, vrolijke krulletjes.
Even denk ik aan de man van de Raad voor Kinderbescherming. Een vrolijke krullenbol in spijkerbroek die bij de zitting voor de adoptie aanwezig was.
Hij vroeg wat ik zou doen als de kinderen contact wilden met hun biologische moeder. Ik zei dat ik hen daarbij zou helpen.
Toen anderhalf jaar later de vraag kwam, heb ik mijn jaloezie aan kant gezet en ben ik die belofte nagekomen. We bezochten de biologische moeder die op dat moment in een afkickkliniek zat.

Nu speelt dat niet zo. De kinderen zitten in een andere fase. Christianne is al een stap verder.
Voor de drie tieners is een concreet levensdoel nog wat vroeg. Ik ben trots op hen, al zijn er problemen. Moeilijkheden komen hier altijd in golfbeweging. Nu kabbelt het wat.
Van Adriana geniet ik enorm. Soms doet het pijn dat de andere kinderen dat beginstukje gemist hebben.

‘Jij was geduldiger met vier adoptiekinderen dan ik met één biologisch kind.’
De opmerking die mijn vriendin laatst maakte, doet me goed.
Ik weet dat ik vroeger altijd met de kinderen bezig was. Mijn ziel ligt nog steeds bij hen, maar de puberteit, waarin hun onveilige start in het leven soms naar boven komt,  brengt me uit mijn evenwicht.

We zitten ’s avonds nog steeds gezamenlijk aan tafel. Nu zelfs met zeven personen.
Ik glimlach naar Dirk. Alleen hij weet hoe het is. Hij is mijn begrijpende, stabiele rots.