Doriet Mirjam

Doriet en Mirjam: ‘Na 41 jaar blijken we toch geen zussen, al voelt het wel zo’

Volgens hun adoptiepapieren zijn Mirjam (43) en Doriet (41) biologische zussen. Maar een onlangs uitgevoerde dna-test bevestigt wat Doriet altijd al vermoedde: ze zijn geen zussen, niet eens verre familie.

Het is 1979. Mirjam en Doriet – ze heten dan nog Rukiah en Pujiastuti – worden geadopteerd uit het kindertehuis Kasih Bunda in Jakarta, Indonesië. Hun adoptieouders, een domineesechtpaar dat zelf geen kinderen kan krijgen, zijn ervan overtuigd dat ze twee biologische zusjes mee naar huis nemen. De adoptie gebeurt via een particuliere adoptiebemiddelaar zonder lange wachttijden en kost per kind vijfduizend gulden.

Niemand die de adoptieouders waarschuwt dat er op dat moment al verhalen opduiken over onzorgvuldigheden en fraude tijdens adoptieprocedures in Indonesië. En over criminele netwerken waar kindertehuizen en vroedvrouwen aan meewerken. Artsen en notarissen misschien ook. Bendes die wijken in trekken om kinderen te roven of te kopen van ouders die financieel omhoog zitten. Zo wordt de directrice van het kindertehuis in Jakarta waar Mirjam en Doriet zijn opgehaald, vrij kort na hun vertrek uit Indonesië veroordeeld tot zes maanden cel voor het vervalsen van documenten en medeplichtigheid aan ontvoering. Maar niemand die even naar Nederland belt.

Geen buitenbeentjes

Mirjam: “Onze ouders waren idealisten, onwetend over hoe intens corrupt de adoptieprocedure in Indonesië was. Ze wilden graag kinderen helpen die anders niet in een gezin konden opgroeien. Ze wilden hen een toekomst geven. Voordat adopteren mogelijk werd, vingen ze ook al tijdelijk schipperskinderen en pleegkinderen op. Maar op het moment dat ze konden adopteren, gingen ze daarvoor. Wij zijn nummer vier en vijf in ons gezin.

Ik was anderhalf jaar oud, Doriet drie maanden toen we naar Nederland kwamen. Ik herinner me niets meer van Indonesië. Geen geur, geen beeld, geen gevoel… Ik heb goede herinneringen aan mijn jeugd. We waren met vier kinderen uit Indonesië in het adoptiegezin, dus we voelden ons geen buitenbeentjes. Al waren we wel heel verschillend qua uiterlijk, karakter en interesses. Dus het was continu aanpassen.”

Doriet herinnert zich nog dat haar moeder ooit eens tegen haar zei: “Wat fijn dat jij hier een biologisch zus hebt.” Mirjam dus. “Ik was toen zeven en zei: ‘Ze is mijn biologische zus niet.’ ‘Hoe kom je daar nu bij?’ vroeg mijn moeder verbaasd. ‘Dat weet ik gewoon’, zei ik. Mijn adoptiemoeder heeft altijd volgehouden dat wij echt biologische zussen zijn. Een Nederlandse rechter had immers naar onze adoptiepapieren gekeken en ze goedgekeurd. Maar ik bleef volhouden: Mirjam is niet mijn biologische zus. Het was gewoon een heel sterk oergevoel.”

Ze waren te arm

Een gevoel dat Doriet niet meer loslaat. Anders dan Mirjam wil ze als puber dolgraag meer weten over haar adoptie. Wie zijn haar biologische ouders? Heeft ze in Indonesië nog meer broers en zussen? Maar ze weet niet goed waar ze moet beginnen met zoeken. Haar adoptievader die destijds alles regelde, overlijdt als Doriet veertien is en haar adoptiemoeder weet niets.

Even lijkt het erop dat het spoor doodloopt, maar op haar zestiende vindt Doriet bij toeval haar adoptiedossier op zolder in het ouderlijk huis. Ze neust in het overcomplete dossier met vliegtickets, foto’s, notariële akten uit Indonesië en Nederland, beschikkingen van de rechtbanken in Jakarta en Utrecht, geboorte- en afstandsverklaringen en wat regels over de reden waarom haar biologische ouders haar en haar zus Mirjam hebben afgestaan. Doriet: “Onze biologische ouders hadden al vijf kinderen en waren te arm om ons te onderhouden, een opleiding te geven en hogerop te helpen. Ze hoopten op ouders die dat ons wel konden bieden. Zo staat het in het dossier.

Hier moet ik wat mee, dacht ik. Maar wat? Ik nam contact op met International Social Service om een zoekopdracht te plaatsen. Zij verwezen me naar Fiom, een stichting die veel ervaring heeft met geadopteerde kinderen. Daar wilden ze me wel helpen zoeken, maar dan moest ik eerst in therapie. Want: was ik mentaal wel opgewassen tegen wat ik zou tegenkomen? Misschien wilden mijn ouders me wel helemaal niet zien.

Die eis om eerst therapie te volgen was misschien goedbedoeld, maar voelde als een directe afwijzing. Ik studeerde nog, moest hard werken om collegegeld te betalen, een innerlijke zoektocht zoals ik die therapie zag, kon ik er destijds niet bij hebben. Daarom klopte ik aan bij het tv-programma Spoorloos.”

Nieuwsgierig

Mirjam volgt de zoektocht van Doriet met grote belangstelling, maar heeft zelf dan nog niet de behoefte om de onderste steen boven te krijgen. Te weten hoe haar geschiedenis precies in elkaar steekt. “Daar was ik toen nog niet helemaal aan toe. Nog steeds niet echt trouwens. Daarin verschillen Doriet en ik. Dat is niet erg. Elke geadopteerde staat anders in zijn of haar adoptieverhaal. Ik wilde eerst mijn leven op orde hebben, gesetteld zijn.

Al moet ik toegeven, toen Doriet naar Spoorloos ging, was ik ook nieuwsgierig wat daaruit zou komen. Ik heb haar ook gesteund in de zoektocht. Het was rond die periode dat ik mijn eerste kind kreeg en me voor het eerst serieus afvroeg hoe het mogelijk was dat iemand zo’n klein wezentje vrijwillig kon afstaan. Dat maakte me best verdrietig.”

Spoorloos gaat aan de slag voor de zussen. Met zo’n overcompleet dossier – met oude woonadressen – moest het lukken om snel een familielid te vinden, volgens de redactie. Het team komt van een koude kermis terug: de adressen blijken niet te kloppen en buurtbewoners kennen geen gezin zoals beschreven in de papieren. Uiteindelijk krijgen Doriet en Mirjam in 2005 te horen dat Spoorloos niks voor ze kan doen.

Doriet: “Er zat niets anders op dan het hele verhaal te laten rusten. Al bleef mijn adoptie constant spelen op de achter- en voorgrond. Ik wilde bijvoorbeeld eerst geen kinderen omdat ik ontzettend bang was dat ik mijn kind ook zou willen afstaan. Misschien was dat iets genetisch. Gelukkig heb ik me daaroverheen gezet en ben ik moeder geworden van twee prachtige kinderen en vang ik sinds drie jaar ook een pleegzoon op met wie ik echt heel blij ben.”

Dna liegt niet

Doriet volgt in 2020 met belangstelling het onderzoek van de commissie-Joustra naar interlandelijke adoptie en vraagt aan haar zus Mirjam of zij met haar een dna-test wil doen via MyHeritage. Mirjam: “Doriet had het al vaker gevraagd en nu dacht ik: laten we het gewoon doen. Wat heb ik te verliezen.”

Na een dikke maand volgt de uitslag: ze blijken geen biologische verwantschap met elkaar te hebben. Doriet: “Ineens stond het er zwart op wit. Iets wat ik al die tijd al dacht. De uitkomst kwam voor mij dus niet als een donderslag bij heldere hemel, het was meer een bevestiging van iets dat ik al jaren voelde. Papier kan liegen, dna niet. Ergens hoopte ik nog wel dat we verwant waren. Misschien halfzusjes, nichtjes, maar ook dat bleken we niet te zijn.

Bijna gelijktijdig met onze dna-test kwam ook het rapport van de commissie-Joustra in het nieuws, met daarin schokkende conclusies over illegale adoptiepraktijken in ons geboorteland, met medeweten van adoptiebureaus hier in Nederland en een slapende overheid. Dat kwam misschien nog wel harder binnen dan die dna-test. De combinatie van die twee maakte in elk geval dat ik me ineens realiseerde dat van onze adoptie niets klopte. Die was hartstikke illegaal.

Wat was er gebeurd in Indonesië? Ik zal dat nooit te weten komen. Mijn zoektocht loopt dood omdat mijn dossier van A tot Z bij elkaar gelogen is. Daar ben ik echt vreselijk verdrietig en boos over geweest. En nog steeds. Ik houd er rekening mee dat ik uit een kinderwagen van straat ben geplukt of geroofd ben door een bende en verkocht. Waar? Geen idee. Indonesië heeft 267 miljoen inwoners, 742 verschillende talen en dialecten en 300 etniciteiten.”

Onmogelijke zoektocht

“Uit mijn dna-tests bij MyHeritage en FTDNA is naar voren gekomen dat ik voor ongeveer vijftig procent Chinees dna heb. In Indonesië zijn Chinezen een minderheid. Maar hoe vind ik verwanten? Hallo, is iemand zijn kind kwijt? Het is een onmogelijke zoektocht. Onlangs ontdekte ik overigens ook dat in mijn dossier staat dat ik er één van een meerling ben. Daar hebben we al die jaren overheen gelezen. Of het klopt, weet ik niet. Maar het verklaart misschien wel waarom ik zo zeker wist dat Mirjam mijn biologische zus niet is. Omdat ik onbewust wel weet wat het is om een biologische zus te hebben.”

Mirjam: “Ik was – hoe gek het ook klinkt – blij met de uitslag van de dna-test. Vooral voor Doriet. Zij roept al bijna haar hele leven dat we geen biologische zussen zijn, maar werd door niemand geloofd. Nu wel. Voor mij verandert er qua gevoel niets. Doriet blijft mijn zus. Voor onze moeder was de uitslag heftiger. Zij is nu 85 en samen met mijn vader heeft ze zo vertrouwd op het systeem en op alle mensen die mijn vader destijds heeft ingeschakeld. Voor haar is het onverteerbaar als we inderdaad niet vrijwillig zijn afgestaan door onze biologische moeders. Dat was nooit hun insteek.

Zelf ben ik het laatste jaar nieuwsgieriger geworden. Ik heb vier kinderen, eentje daarvan danst heel goed. Van wie heeft ze dat? Niet van mijn mans familie in elk geval. Ikzelf dans ook niet, maar ik heb het gevoel voor ritme misschien wel doorgegeven. Je gaat dan ongemerkt toch fantaseren over die familie in Indonesië.”

Nog altijd hoop

Sinds de commissie-Joustra de illegale adoptiepraktijken heeft blootgelegd en de rol van de overheid daarin, zijn de intercontinentale adopties opgeschort. De overheid heeft al sorry gezegd, maar de zussen vinden dat zij nog meer kan doen voor geadopteerden. Bijvoorbeeld actief helpen met het zoeken naar verwanten en hiervoor een financiële vergoeding beschikbaar stellen. Doriet: “Dat zijn ze ons op z’n minst verschuldigd. Wij denken aan een dna-databank voor adoptiekinderen en afstandsmoeders uit Indonesië en andere landen waar illegale adoptiepraktijken speelden. Alleen op die manier kun je families bij elkaar brengen.

Ik heb journalistiek gestudeerd en ik ben nu bezig met een journalistieke en persoonlijke documentaire over mijn adoptie. De kans is nihil, maar natuurlijk hoop ik nog altijd een biologisch familielid te vinden. Al ga ik ervanuit dat wat ik vind, geen vrolijk verhaal is. En toch: de drang om te weten van wie ik bijvoorbeeld de liefde voor schrijven en mijn creativiteit heb, is groot. Misschien loopt er wel ergens een zus rond met dezelfde interesses en eigenaardigheden als ik. Een mens wil toch weten: bij welke roedel hoor ik?”

Lees ook: Minke vond na 21 jaar haar biologische zus in Denemarken

Het eerste deel van Doriets documentaire staat al op YouTube. Bekijk ‘m hieronder.