Schermafbeelding 2025 07 15 Om 12.00.15

Patty is een donorkind: ‘Ik had graag een kind van mijn vader willen zijn’

Donoranonimiteit is in Nederland in 2004 afgeschaft, maar de beslissing of een kind te weten komt of het een donorkind is, ligt nog steeds bij de ouders. Patty (46), getrouwd met Pepijn, moeder van drie kinderen van 15, 13 en 10, ontdekte op haar 43e dat zij een kind was van gynaecoloog Jos Beek. En dat veranderde alles.

Mijngeheim

Net als Vriendin brengt ook Mijn Geheim de allermooiste persoonlijke verhalen, die we hier graag elke week met je willen delen.

Meer verhalen die raken? Abonneer je op Mijn Geheim!

‘‘Dit is mijn verhaal, een heel groot verhaal dat zonder twijfel impact zal hebben op mijn hele verdere leven en dat van mijn kinderen. In 2022 ontdekte ik dat mijn lieve, zorgzame papa niet mijn biologische vader was. De helft van mijn genen bleken afkomstig van de gynaecoloog Jos Beek uit Leiderdorp die patiënten van hem insemineerde met zijn eigen zaad.

Mijn broer en ik groeiden op in een liefdevol gezin met fantastische ouders. Mijn vader en moeder deden alles voor ons, we kwamen niets tekort. Een praatfamilie waren we niet, er werd niet veel gesproken over emoties en gevoelens. Dat mijn ouders met een groot geheim leefden, heb ik nooit geweten. Wat ik wel wist was dat mijn vader en moeder een gynaecoloog hadden bezocht, toen een zwangerschap uitbleef. Mijn ouders hadden een grote kinderwens en wendden zich voor medische hulp tot dokter Beek, die in die tijd een fertiliteitskliniek in Leiden had. Mijn ouders spraken altijd heel positief over Beek, ze waren hem dankbaar. ‘We zijn heel blij met jullie en dankzij dokter Beek zijn jullie er gekomen,’ zei mijn moeder vaak. Wat de behandeling inhield of waaruit die bestond, vertelde ze niet. Dat het ging om zaaddonatie, daar had ik geen idee van. Het is nooit een seconde in me opgekomen dat ik een donorkind kon zijn. Oké, ik leek zowel uiterlijk als innerlijk niet op mijn vader, maar was dat zo vreemd? Wel was er altijd een onbestemd gevoel in mij dat ik niet kon plaatsen of verklaren. Iets ongrijpbaars dat altijd aanwezig was, maar zich niet liet vangen.”

DNA test

“In februari 2022 verschenen er in de media berichten over gynaecoloog Jos Beek. Hij bleek – net zoals een aantal andere fertiliteitsartsen – zijn eigen zaad gebruikt te hebben om patiënten te insemineren. Omdat ik wist dat Beek de dokter van mijn ouders was geweest, vroeg ik mijn vader en moeder of ze de berichten ook hadden gelezen en wat ze daarvan vonden. Mijn ouders gingen niet diep op mijn vraag in. Ze reageerden wat ontwijkend vond ik. En verder benadrukten ze nogmaals dat dokter Beek hen heel goed geholpen had. Verder deden ze er het zwijgen toe. Ik drong niet aan en legde het antwoord van mijn ouders naast me neer. Al verbaasde het me wel dat ze zo vlak reageerden.
Een vriend, die ik al ken vanaf mijn kindertijd omdat onze moeders allebei patiënt bij Beek waren, vertelde me dat onder het bericht over Beek stond hoe en waar je een DNA-test kon aanvragen als je wilde weten of Beek wellicht de donor was geweest.

Ik besloot een test aan te vragen en op te sturen.
De uitslag kon maanden op zich laten wachten, maar nog voordat het resultaat binnen was, vertelden mijn ouders mijn broer en mij dat we donorkinderen waren. Wie de donor was geweest, wisten ze niet en verder wilden ze er zo min mogelijk over zeggen.
Als Beek niet in de media was geweest, hadden ze misschien nooit iets tegen ons gezegd.
Ze waren dat wel van plan, maar het natuurlijke moment om het te vertellen diende zich steeds maar niet aan. Wel hadden ze zich voorgenomen om het voor hun dood te vertellen, omdat het hen verschrikkelijk leek als we er daarna achter zouden komen.

Mijn vader was heel verdrietig toen hij vertelde dat hij niet mijn biologische vader was. Ik had medelijden met hem. Het was duidelijk dat hij er zich diep voor schaamde. Ik had heel graag een kind van mijn vader willen zijn, maar helaas was ik het niet en daar heb ik ook echt om gerouwd. In die tijd, de jaren ’70  en ’80 – maar ook daarvoor in de jaren ’50 en ’60 – bestond er een groot taboe op alles wat met onvruchtbaarheid en kunstmatige inseminatie met donorzaad te maken had. Dokter Beek had mijn ouders destijds dan ook op het hart gedrukt er niets over te vertellen. De kerk, de maatschappij, de omgeving… iedereen zou er iets van vinden en positief zou dat waarschijnlijk niet zijn. Bovendien was het voor de kinderen die eruit voortkwamen niet van belang om te weten wie de donor was, zo werd gedacht. Het ging niet om de verwekker, maar om de liefde van de ouders en daarmee zat het wel goed. Stellen die zich meldden bij een vruchtbaarheidskliniek, verlangden zonder uitzondering intens naar een kind.”

Een leugen

“Mijn leven bleek gebaseerd op een lang verzwegen geheim met een enorme reikwijdte. Niets was meer zeker. Tot dat moment had ik mijn ouders altijd volledig vertrouwd, maar was dat wel terecht? Behalve de stortvloed van persoonlijke gevoelens en emoties die de bekentenis van mijn ouders bij me opriep en waarop ik een antwoord moest vinden voor mezelf, bracht het nog een ander belangrijk vraagstuk naar boven: hoe bepalend is DNA voor je identiteit?
Ik was volledig uit het veld geslagen. Aan de liefde voor mijn vader veranderde niets. Wat het meeste pijn deed was dat mijn ouders al die jaren gezwegen hadden. Hoe hadden ze zoiets belangrijks kunnen achterhouden? De hechte band die ze bouwden, was gebaseerd op een leugen. Ik wilde er dolgraag over praten, maar mijn ouders niet. Voor hen bleef de donorconceptie een beladen onderwerp dat ze het liefst uit de weg gingen.
En datzelfde gold ook voor mijn broer. De familie wilde het klein houden. Natuurlijk respecteerde ik hun gevoelens, maar ik kon en wilde het niet laten rusten. Ik bleek niet degene te zijn die ik dacht te zijn, mijn kinderen hadden andere genen. De verantwoordelijkheid voor mijn geluk en verdriet lag bij mij alleen. Ik moest voor mezelf kiezen. Ik ging het uitzoeken. Het was een kwestie van leven en dood.

Toen DNA-onderzoek uitwees dat ik inderdaad een kind was van Beek, ging ik actief op zoek naar mijn oorsprong. Ik wilde zoveel mogelijk informatie verzamelen. Als een spons nam ik alles op wat er gezegd en geschreven was. Ik begon met andere ogen om me heen te kijken. Leek die vrouw in de supermarkt niet verrassend veel op mij? Had die man op het schoolplein geen bekende neus?
Ik nam contact op met het ziekenhuis waar Beek destijds gewerkt had en bezocht de bijeenkomsten die georganiseerd werden voor zijn nakomelingen. Ik kwam in contact met andere donor-kinderen van Beek en met een van zijn wettige zoons. In zijn handen herkende ik de mijne. Omdat ik altijd in de omgeving was gebleven waar ook mijn ouders woonden én waar de kliniek had gestaan waar Beek werkte, deed zich de bijzondere situatie voor dat ik diverse halfbroers en halfzussen vond die letterlijk altijd in mijn buurt waren geweest. Ik had gespeeld met kinderen, die aan mij verwant waren en er woonden ook een paar verwanten in de buurt. Zelf heb ik voor zover ik weet geen verwant als klasgenoot of beste vriendje gehad, maar dat had makkelijk gekund.”

Biologische afkomst

“Alles wat ik ontdekte, bracht me ondanks alle verdriet, paniek en verwarring steeds dichter bij mezelf. Uiteindelijk leidde deze zoektocht ook naar mijn boek ‘Schepsel’, waarin ik beschrijf hoe het voor mij als volwassen dochter was om te horen dat mijn vader niet mijn biologische vader was en hoe ik ontdekte wie dat wel was.

Delen

In het begin schreef ik puur voor mijn eigen verwerking. Het verhaal uitgeven deed ik om anderen te helpen en een hart onder de riem te steken. Ik voelde de urgentie om het te delen met anderen in de hoop dat ook zij er iets aan zouden hebben, want bij veel donorkinderen spelen dezelfde gevoelens. Vroeger meende men dat een kind maakbaar was; het product van opvoeding en sociale omgeving. Genetische oorsprong was niet het belangrijkste en daarmee verviel de noodzaak om donorkinderen te informeren over hun afkomst. ‘Zie het als een zaadje, verder niets,’ zeiden artsen in die tijd. De wens van de ouders was vervuld met een zwangerschap, de rest was aan hen. Een kind kon je kneden. Gelukkig wordt hier tegenwoordig anders over gedacht. Het is algemeen bekend hoe belangrijk het is dat donorkinderen hun afkomst kennen. Niet alleen hebben ze er persoonlijk recht op om te weten wat hun afkomst is, ook om gezondheidsredenen is het belangrijk. Niet alleen voor henzelf, maar ook voor hun kinderen. De helft van je eigenschappen, zowel uiterlijke kenmerken als interesses en karaktereigenschappen, is terug te leiden tot je DNA.
De invloed ervan wordt geschat op vijftig procent.
Je biologische afkomst is dus wel degelijk belangrijk. Toch weet anno nu nog steeds tachtig procent van de mensen waarom het gaat, niet dat ze donorkind zijn. Een schokkend hoog percentage.

Als volwassene heb ik elke dag in de spiegel gekeken. Ik heb gezocht naar overeenkomsten met mijn vader die ik nooit vond, simpelweg omdat ze er niet waren. Toen twijfelde ik aan mezelf, nu weet ik dat het klopte. Ik had het niet bij het verkeerde eind, ik had gelijk.
Ik ben een donorkind en dat is prima. Het hoort bij mij. Erkenning en herkenning is wat ik zocht en ik heb het gevonden. Ik hoef niet te zwijgen over mijn afkomst,
ik kan het van de daken schreeuwen als ik wil.
Op de boekpresentatie waren ook mijn ouders aanwezig.
Ik vond het geweldig dat ze gekomen waren, ondanks onze verschillende opvattingen.
Na de presentatie kwam mijn vader naar me toe. Geëmotioneerd vertelde hij me dat hij nu begreep wat ik voelde. Zijn woorden betekenden ontzettend veel voor me. Hoewel we een moeilijke gezinsperiode doormaakten, is de liefde nooit minder geworden. Ik heb mijn familie en mezelf vergeven.
We kunnen in liefde samen verder. Ik vind nog steeds dat ze er verkeerd aan deden om te zwijgen, maar ik begrijp inmiddels wel waarom ze het deden. Mijn vader en moeder leefden in een zwijgcultuur en hebben zich niet gerealiseerd wat hun keuze voor hun kinderen betekende. ‘Ik heb je alles gegeven wat ik had,’ zei mijn vader. En dat weet ik en dat voel ik. Voor het eerst in mijn leven ben ik volledig mezelf. Ik weet waar ik vandaan kom en wie ik ben en dat gun ik iedereen. Kunstmatige inseminatie hoeft geen geheim te zijn. Laten we leren van het verleden en het in het vervolg beter doen.”

Meer Mijn Geheim? Neem nu een digitaal abonnement of bekijk de Facebook-pagina.

Geraakt door dit verhaal? Word abonnee van Mijn Geheim en ontvang nog meer échte verhalen in je brievenbus!

LEES OOK

Lees meer Mijn Geheim

Uit andere media