Placeholder

Yona: “Ik lokte hem mee om haar een hak te zetten”

Wanneer Yona de vriend van Caro tegenkomt op een feestje, doet ze er alles aan om Caro te kwetsen.

Wanneer Yona de vriend van Caro tegenkomt op een feestje, doet ze er alles aan om Caro te kwetsen.

“Ik heb altijd een hekel aan Caro gehad. Al vanaf het moment dat ze halverwege het schooljaar in onze klas kwam. Meestal zijn nieuwelingen buitenbeentjes maar zij wist meteen alle aandacht naar zich toe te trekken. Het is een feit: ze is bijzonder mooi. Maar ik vond dat ze een arrogante uitstraling had en zo gedroeg ze zich ook. Alsof ze meteen de (ijs)koningin van de school was.

Vreemd genoeg bleken alle jongens haar het einde te vinden. Zelfs Marco, op wie ik al een tijd verliefd was. Ik dacht er iets aan het groeien was tussen ons, tot zíj kwam. Ook toen het tussen hen uitging bleef ik Caro onuitstaanbaar vinden. Net als mijn vriendinnen trouwens: haast niemand van de meisjes vond haar leuk.

In de eindexamenklas kreeg ze een relatie met Nico, die ook bij ons in de klas zat. Tegen mij had hij nooit veel gezegd, dus ik was erg verbaasd toen ik hem op een feest tegenkwam en hij tegen mij begon te praten. Caro was er niet – ze was ziek, vertelde hij – en hij was overduidelijk erg dronken. Normaal gesproken zou ik geen aandacht aan hem hebben besteed, maar juist doordat hij de vriend van Caro was, bleef ik met hem kletsen. En ging ik in op zijn flirtgedrag. Ik begon hem zelfs uit te dagen. Zou ik het voor elkaar krijgen hem mee naar huis te lokken? Het ging mij niet om hém, maar ik had zin om Caro een hak te zetten. En het lukte: Nico ging met mij mee die nacht. Ik wist hem, zonder dat mijn moeder het merkte, mee naar mijn kamer te nemen. Ondanks zijn dronkenschap deden we het drie keer.

Toen ik ’s ochtends wakker werd was hij verdwenen. Pech: ik had een goed verhaal, dat ik direct overal heb rondgebazuind. Ik verkneukelde me, tot Caro de volgende dag voor mijn deur stond. Met rode ogen van het huilen. Ze wilde weten of het waar was dat haar vriend Nico was vreemdgegaan met mij. Toen ik dat bevestigde, begon ze opnieuw te huilen. Uit ongemak vroeg ik haar maar binnen. In het gesprek dat volgde bleek Caro tot mijn verbazing heel aardig. Ze zei dat ze mij niets kwalijk nam. Híj had haar trouw moeten blijven, ik was haar niets verplicht. Maar zij was echt gek op Nico en ze voelde zich zó verdrietig. Thuis was ze namelijk verre van gelukkig en hij was haar rustpunt. Verder was ze ook nog altijd best eenzaam in onze woonplaats. Toen ik haar zo hoorde, voelde ik me heel schuldig. Ik realiseerde me dat ik haar nooit een kans had gegeven en dat haar mooie uiterlijk ook nadelen heeft: meisjes zijn al gauw jaloers en mogen haar daarom niet. Dat ze daardoor, puur uit onzekerheid, een arrogante houding aanneemt, is eigenlijk niet zo gek.

Toen ze wegging, heb ik me voorgenomen voortaan aardig tegen haar te zijn. En mensen niet meer zo snel te beoordelen op een eerste indruk. En zéker niet meer zomaar iemand te versieren om een meisje dat je amper kent te kwetsen…”

Tekst: Lydia van der Weide