Jolande doet onderzoek naar cold cases: ‘Ik móét deze nabestaanden helpen’ 

Jolande doet onderzoek naar cold cases: ‘Ik móet deze nabestaanden helpen’ 

Als een moord- of vermissingszaak niet wordt opgelost, komt misdaadjournalist Jolande van der Graaf (56) in actie. Samen met oud-rechercheur Dick Gosewehr doet ze onderzoek naar cold cases. “Zaken met vermiste of vermoorde mensen staan echt in mijn geheugen gegrift.”

Als een moord- of vermissingszaak niet wordt opgelost, komt misdaadjournalist Jolande van der Graaf (56) in actie. Samen met oud-rechercheur Dick Gosewehr doet ze onderzoek naar cold cases. “Zaken met vermiste of vermoorde mensen staan echt in mijn geheugen gegrift.”

“Dat ik misdaadjournalist ben geworden, is niet vreemd. Als kind was ik al bezig met onrecht. Werd iemand gepest in de speeltuin, dan was ik er als eerste bij om het voor diegene op te nemen. Oók als de pesters twee jaar ouder waren dan ik.
Omdat mijn ouders allebei arts waren, werd er bij ons thuis veel gesproken over ziekte en dood en was ik daarvoor niet bang. Door hun beroep ben ik ook goed in geheimen bewaren. Dat is me met de paplepel ingegoten. Thuis hadden we het over de natuurlijke dood, daaraan ontsnapt niemand, maar moord of doodslag, dat interesseerde me pas écht.

Begin jaren negentig, ik was toen eind twintig, maakte ik mijn eerste misdaadreportages bij de binnenlandredactie van het Rotterdams Dagblad. Zo sprak ik bijvoorbeeld met de nabestaanden van de Decembermoorden in Suriname. De jaren daarna schreef ik steeds vaker over onopgeloste moorden, verdwijningszaken en verdachte sterfgevallen. Nadat ik in 1997 de overstap maakte naar De Telegraaf, waar ik tot vorig jaar werkzaam was, werd ik zelfs persoonlijk benaderd door mensen die mijn reportages hadden gelezen en zelf een familielid waren verloren. Zij wilden mijn hulp bij het oplossen van hun zaak.

Door allerlei forensische en medische cursussen te volgen, kreeg ik steeds meer kennis. Ook viel het me op dat in veel vermissings- en moordzaken het politieonderzoek niet goed was gedaan. Om die fouten verder te onderzoeken, zijn we bij De Telegraaf in 2008 een coldcaseteam gestart. We hebben tientallen zaken bekeken, waaronder een aantal dat ik jarenlang heb gevolgd.”

Nooit opgelost

“Er is natuurlijk geen ‘ergheidsfactor’, maar de zaak van de zevenjarige Jaïr Soares raakte me het meest. In de zomer van 1995 ging hij samen met zijn ouders, broertje en kennissen naar het strand van Monster. Terwijl zijn ouders bij de strandtent een frietje haalden, speelde Jaïr op de speelplaats ernaast. Toen ze terugkwamen, was het jongetje verdwenen. Er werd overal gezocht, maar hij werd niet gevonden. Ik heb vroeger ook weleens meegemaakt dat mijn zoon een tijdje zoek was. De paniek die je dan voelt, is afschuwelijk. Volgens de politie was het niet mogelijk dat Jaïr was verdronken of weggelopen. Toch stopten ze na een maand het onderzoek. Meestal worden kinderen ontvoerd door een zedenmisdadiger, maar dat scenario werd niet onderzocht.

In 2010 heb ik de zaak bij ons op de kalender gezet en een jaar later kregen we het dossier in handen. Daarin stond tot mijn grote verbazing het signalement van een man die door een ooggetuige met een klein jongetje was gezien, hoogstwaarschijnlijk Jaïr. De volgende dag stond het signalement in De Telegraaf en diezelfde ochtend werd ik gebeld door een man die iemand met een pedofiele achtergrond had herkend in de omschrijving. Hij gaf me de gegevens van deze man, maar vertelde ook dat hij terminaal ziek was. Ik besloot niet bij de ‘verdachte’, maar bij zijn buren aan te bellen. Hij zou mij immers nooit iets vertellen en ik wilde hem niet afschrikken. Ook zijn buren herkenden de man direct in het signalement, waarop ik het Openbaar Ministerie heb gewaarschuwd: dit is waarschijnlijk de dader, maar jullie moeten opschieten, want hij is ernstig ziek. Pas toen hij op zijn sterfbed lag en niets meer kon vertellen, is de politie bij hem langs geweest. Daarom ben ik toen zo boos geworden. Ik kon mezelf wel voor m’n kop slaan: had ik nu maar niet op politie en justitie vertrouwd en toch maar meteen bij hem aangebeld.

De vermissing van Jaïr is tot op de dag van vandaag niet opgelost. Zijn familie, met wie ik een goede band heb, hoopt nog steeds dat zijn lichaam ooit wordt gevonden, zodat ze hem zelf een rustplaats kunnen geven. Het broertje van Jaïr, dat een jaar jonger is, vertelt in mijn boek Moordsporen dat hij op de dag van zijn vermissing de helft van zichzelf is kwijtgeraakt: ‘Jaïr was voor mij als een tweelingbroer. We hadden zo’n band waarbij je elkaar alleen maar hoeft aan te kijken om te weten wat je aan elkaar hebt.’ Wat zij hebben meegemaakt, grijpt me zo bij de strot. Dat is verschrikkelijk.”

Lees ook: Ambers vader is al zeven jaar vermist: ‘Waarom zou ik opgeven?’

Groot onrecht

“Voor de maatschappij is het natuurlijk belangrijk dat cold cases worden opgelost, omdat er tot die tijd nog een dader rondloopt. Maar de belangrijkste reden dat ik deze zaken wil onderzoeken, is het onrecht dat mensen wordt aangedaan. Nabestaanden leven vaak jaren in onzekerheid en lopen bij de politie steeds tegen een dichte deur aan. Niemand helpt ze. Dat is waarom oud-rechercheur Dick Gosewehr en ik ons inzetten voor deze families. Wij doen eigenlijk het werk dat de politie zou moeten doen.

Voor ons boek keken we opnieuw naar zeven zaken die we eerder voor De Telegraaf onderzochten. Dick hield zich vooral bezig met analyseren. Hij kijkt bij een verdwijningszaak altijd naar een aantal scenario’s. Het scenario dat op basis van de feiten en omstandigheden het meest aannemelijk is, gaat hij verder uitwerken. Ik ging in gesprek met getuigen en nabestaanden. Dat laatste is ontzettend heftig, omdat je altijd met erg geëmotioneerde mensen aan tafel zit. Vooral zaken met vermiste of vermoorde kinderen zijn zwaar. Die staan echt in mijn geheugen gegrift. Als ik het verdriet van nabestaanden zie, raakt dat me enorm. Tijdens het uitwerken van de gesprekken, liepen de tranen weleens over mijn wangen. Omdat ik met veel families een soort vriendschap heb opgebouwd, komt het nog dichterbij. Na het verdriet gaat er bij mij een knop om en word ik strijdbaar: ik móet deze mensen helpen.

Het schrijven van mijn boek heeft voor veel slapeloze nachten gezorgd, omdat ik dag in dag uit met heftige moord- en vermissingszaken bezig was. Soms schrok ik wakker, omdat ik toch nog een getuige wilde spreken. Over Jaïr heb ik zelfs een keer gedroomd, iets wat me nog niet eerder was overkomen. De verhalen van nabestaanden wennen nooit, maar na dertig jaar kan ik er inmiddels mee omgaan. En de beste manier om dat te doen, is door te blijven zoeken naar de oplossing.”

Bedreigingen

“Mijn werk als misdaadjournalist is interessant, maar ook best gevaarlijk. Een aantal jaar geleden schreef ik geregeld over een toen nog onopgeloste moordzaak, waarvan ik wist wie de dader was. Op een gegeven moment werd iemand uit mijn omgeving door deze man benaderd met de vraag waar ik woonde. Ik heb zijn advocaat, die ik gelukkig ken, gebeld en die heeft hem erop aangesproken. Er is uiteindelijk niets gebeurd, maar ik voelde me wel onveilig, want deze dader is levensgevaarlijk. Op zulke momenten kijk ik voor de zekerheid wat vaker over mijn schouder en rijd ik niet steeds dezelfde route naar huis. Bij een veiligheidstraining heb ik geleerd wat je moet doen wanneer iemand je achtervolgt of aanvalt. Dat is natuurlijk handig, maar ik weet ook: als ze je willen hebben, vinden ze je toch wel. Dat gevaar is een risico van het vak geworden, al zou dat niet zo moeten zijn. Ik ken misdaadjournalisten die daardoor zijn gestopt, maar dan doe je precies wat die criminelen willen. Ik heb me nooit laten tegenhouden door bedreigingen. Om dat te kunnen doen, moet je stevig in je schoenen staan en precies weten wat je doet. Misschien is dat gevaar ook de reden dat er maar weinig vrouwen in dit vak zitten. Op mijn blog Femke Fataal staan vrouwen en misdaad juist centraal. Behalve nieuws en achtergrondverhalen lees je daar ook columns van acht vrouwen, onder wie een privédetective, een strafrechtadvocaat, twee zedenrechercheurs en een aantal slachtoffers. Zo hoop ik meer vrouwen enthousiast te maken over dit werk.

Als ik vrij ben, probeer ik mijn werk zo veel mogelijk los te laten. Om te ontspannen speel ik gitaar, maar ik ga ook graag uit eten of een wijntje drinken met vriendinnen. Toch kies ik op Netflix meestal voor een misdaadserie. Ik vind het gewoon zo interessant! Op verjaardagen is mijn werk vaak onderwerp van gesprek. Dat vind ik soms lastig, want het zijn helemaal geen onderwerpen voor een feestje. Thuis weten ze niet beter. Mijn vriend struint geregeld het internet af om me te helpen bij een onderzoek. Dat is heel leuk om te zien.”

Lees ook: Sandra kreeg na zeventien jaar duidelijkheid over haar vermiste moeder 

Ongeluk of moord?

“Een aantal weken voordat mijn boek verscheen, heb ik het manuscript naar een Tweede Kamerlid van de SP gestuurd. Samen met andere partijen hebben zij aan minister Grapperhaus gevraagd waarom er bij cold cases vaak onvoldoende onderzoek is gedaan. De zaak van de 25-jarige Larissa Dumont, een paardenfokster en professionele amazone, stond centraal. In 1997 werd zij met ernstige verwondingen dood aangetroffen in haar buitenmanege. Over haar hals liep een kaarsrechte snee van links naar rechts en op haar hand zat afweerletsel. Hoewel alles erop wees dat ze is vermoord, werd deze zaak door de politie afgedaan als een paardenbeet. Haar paard had namelijk bloed bij zijn mond. De man die haar paard uiteindelijk heeft gekocht, vertelde me later dat het dier nooit iemand zou bijten, daarvoor was hij te lief. Bovendien vertellen twee vriendinnen in mijn boek dat Larissa nooit was gaan paardrijden in de kleding waarin ze werd gevonden. Waarschijnlijk heeft de dader haar op zo’n manier neergelegd dat het leek of ze was gebeten. Vijf jaar geleden werd haar lichaam opgegraven voor nieuw onderzoek. De conclusie? Ze viel van haar paard en raakte daarbij een spijker. Ook dat was voor mij, en de acht forensische experts die ik inschakelde, complete onzin. Al deze deskundigen zijn ervan overtuigd dat het om een misdrijf gaat, want een spijker veroorzaakt volgens hen totaal andere verwondingen. Als de politie deze zaak niet heropent, is er wat mij betreft echt iets mis in Nederland.

Ik hoop dat er in de toekomst een onafhankelijke commissie met oud-rechercheurs, strafrechtadvocaten en officieren van justitie komt waarbij nabestaanden, zoals de familie van Jaïr en Larissa, hun cold case kunnen laten onderzoeken. Zodat ze ook door anderen éindelijk serieus worden genomen. Dat zou geweldig zijn.”

Tekst: Maike Abma. Foto’s: Bart Honingh. Visagie: Linda Huiberts.