Canva1 2021 09 22t111213.865

Iris leed aan een paniekstoornis: ‘Ik liet alleen nog maar de hond uit’

Iris (31) kampte jarenlang met een paniekstoornis. En hoewel het nu goed met haar gaat, zal het waarschijnlijk voorgoed haar kwetsbare punt blijven. ‘Ik ben als kind altijd al angstig geweest.’

“Acht jaar geleden kreeg ik de diagnose ADHD. Best laat, maar dat is iets wat bij vrouwen wel vaker voorkomt. Ik was het jaar ervoor gaan samenwonen met mijn vriend Steve. Pas toen merkte hij hoe chaotisch en rommelig ik was. Ik vergat voortdurend van alles, iets wat voor mij al mijn hele leven de normaalste zaak van de wereld was. Ik was het gewend en vond het niet bijzonder. ‘Jij hebt of ADD of ADHD’, zei Steve op een dag. Ik moest erom lachen, ik was helemaal niet druk! Toch heb ik toen maar even op de precieze kenmerken gegoogeld. En alles wat ik las, herkende ik. Alsof de tekst over mij geschreven was. Ik heb op dat moment niets met mijn bevindingen gedaan. Ik functioneerde immers prima, vond ik.
Dat veranderde toen het slechter ging op de universiteit. Ik studeerde psychologie en haalde alleen nog maar onvoldoendes. Misschien was het toch wel handig als ik een officiële diagnose zou krijgen… Daaruit bleek dat ik inderdaad ADHD had. Maar ik was eigenwijs en deed er niets mee. Nu ik het label had, kon ik met wat zelfhulpboeken aan de slag, besloot ik. Met de medicijnen die ik kreeg voorgeschreven, stopte ik al snel. De voordelen die ik ervan ondervond  – ineens haalde ik weer voldoendes en mijn huis was zelden zó opgeruimd – wogen voor mij niet op tegen de nadelen. Ik had veel last van het rebound-effect, dat optreedt als het medicijn is uitgewerkt. Het gaf mij een gevoel van intense onrust. Daarnaast was mijn eetlust weg en had ik last van zweten.”

Eng Enschede

“Het was fijn om te weten wat er met me aan de hand was. Ik kon daardoor de dingen die ik deed meer op mijn manier doen, zoals leren. Ik verdeelde mijn vakken in overleg met mijn docenten over twee jaar, dat hielp. Ik vond een manier om met mijn ADHD om te gaan. Maar in september 2017 liep ik vast.
Ik ben als kind altijd al angstig geweest. Zenuwachtiger dan een gemiddeld mens. Ik had bijvoorbeeld snel heimwee en vooral nieuwe situaties zorgden ervoor dat ik me niet op mijn gemak voelde. Ik weet nog goed dat ik bij een nieuw klasgenootje ging spelen. Ik vond dat zo eng dat ik erop stond dat mijn moeder meeging en koffie bleef drinken. Het liefst bleef ik gewoon thuis, maar als ik door iemand werd uitgenodigd, durfde ik geen nee te zeggen.
Dat angstige was er altijd. Toen ik ging studeren in Enschede, durfde ik niet naar de universiteit te fietsen. Ik vond dat maar eng in zo’n grote stad. Steve ging met mij mee om de route te verkennen. Uiteindelijk durfde ik het zelf ook, ik had alleen voor die eerste keren steun nodig. Ik wist niet beter dan dat ik nieuwe dingen beangstigend vond. Dat had alleen voor mijn gevoel nooit een enorme invloed op mijn leven. Ook hiervoor gold dat ik niet beter wist.”

Hoge drempel

“Toen het misging in 2017, was ik net klaar met mijn studie. Ik had in één jaar mijn master klinische psychologie gehaald en had mezelf daarin enorm gepusht. Ik moest en zou het halen en deed dat met een acht voor mijn scriptie. Daarna was ik kapot. Naast mijn studie blogde ik over duurzaam leven en vegetarisch koken. Ik was van plan daar mijn beroep van te maken, ik was al een aardig eind op weg. Iets doen met mijn studie durfde ik niet. Het idee alleen al dat ik zou moeten solliciteren en ergens op kantoor zou moeten werken… Ik had mijn leven zo ingericht, dat ik geen angst hoefde te voelen. Ik was eigen baas, hoefde niet met het openbaar vervoer naar mijn werk, had geen collega’s: mijn wereld had ik, zonder dat ik mij daar bewust van was, steeds kleiner gemaakt. En de drempel om iets buiten die veilige wereld te gaan doen, werd steeds hoger.
Ik stortte me op mijn onderneming en vergeleek mezelf voortdurend met anderen op Instagram. Het was vanuit enthousiasme, ik wilde ook zo hard groeien, ook zo succesvol zijn. Ik legde mezelf steeds meer druk op en kreeg er steeds meer stress van. Ik trok het niet langer, door mijn ADHD, dacht ik. Bezoek kon ik niet meer aan, zelfs van mijn eigen moeder niet. Afspreken met vriendinnen deed ik ook niet meer. Ik ging in mijn eentje naar de supermarkt zodat ik weg kon wanneer ik dat wilde. Mijn angst sloop er geleidelijk in. Je hoort weleens dat een paniekstoornis begint met een enorme paniekaanval, maar dat was bij mij niet zo. Ik isoleerde me vooral steeds meer.”

Alles geprobeerd

“Ik probeerde mijn angst op te lossen met yoga, mindfulness en meditatie. Ook had ik een abonnement op een maaltijdbox genomen, zodat ik geen stress meer had over boodschappen doen en koken. Het hielp allemaal niet. Ik focuste me op voldoende slaap, buitenlucht en goed eten, maar ik voelde me steeds slechter. Het zat blijkbaar toch dieper dan ik dacht. Ik moest toegeven dat ik het zelf niet kon verhelpen. Dit was geen kwestie van ‘schouders eronder en gaan’, zoals ik hoopte. Ik was onrustig en opgefokt. Ik kreeg ook lichamelijke klachten zoals buikpijn en nekpijn. Ik klopte opnieuw aan bij de huisarts en vroeg om een doorverwijzing voor specialistische GGZ. ‘Ik wil tóch een behandeling voor mijn ADHD’, zei ik. De huisarts vroeg totaal niet door, drie minuten later stond ik met een verwijsbrief buiten.
Ik kwam op een wachtlijst van een half jaar terecht. Dat was verschrikkelijk, achteraf het ergste.  Als je eenmaal op het punt bent dat je toegeeft dat je hulp nodig hebt, wil je die hulp ook krijgen. Dan duurt een half jaar héél lang, en die periode had een behoorlijke impact op me. Het ging slechter en slechter met me. De paniek werd groter. Ik liet alleen nog maar de hond uit en deed boodschappen, verder kwam er niets uit mijn handen. Wel las ik een boek, over een vrouw met een paniekstoornis. Toen viel het kwartje: dit had ik!”

Liefst thuis

“Na een half jaar op de wachtlijst kon ik in therapie en kreeg ik de diagnose. Ik had inderdaad een paniekstoornis met agorafobie, iets wat veel mensen kennen als pleinvrees. Maar bij mij ging het om situaties vermijden. Ik was het allerliefst thuis, alleen of met Steve. Hij sprak nog wel af met zijn vrienden, maar ik wilde niet dat ze bij ons op bezoek kwamen. Dat vond hij lastig, maar hij steunde me wel. Steve had ook psychologie gestudeerd. Hij wist dat ik me niet aanstelde.
Ik ben in totaal tweeënhalf jaar in therapie geweest, eerst wekelijks, op het laatst eens in de twee weken. Alleen al naar mijn therapeut gaan, vond ik in het begin lastig. Vijfenveertig minuten ‘vast’ zitten – het was mijn eerste echte oefening. Het was de bedoeling dat ik mijn wereld steeds weer een beetje groter zou maken, maar ik bleef maar in paniek. Daarop heb ik een consult bij een psychiater gehad en kreeg ik antidepressiva voorgeschreven. Dat is geen wondermiddel, maar het haalt voor mij de ergste angst weg. Het verlaagt alle drempels. Ik slik het nu nog steeds, ter ondersteuning. Daarbij kreeg ik exposuretherapie, in babystapjes je angsten aangaan. Het gaat nu goed. Nog steeds vind ik veel dingen eng, maar ik durf ze tenminste weer aan te gaan.”

Persoonlijke groei

“Wat me verder echt goed heeft gedaan, is het schrijven van mijn boek Een steekje los dat in september uitkomt. Totdat ik daarmee begon, was het rommelig in mijn hoofd. Ik vond het soms lastig te zien hoe ver ik al was gekomen, maar door het schrijven van mijn boek kreeg ik het op een rij. Ik kreeg inzicht in mijn successen en dat waren er best veel. In die jaren therapie had ik een flinke persoonlijke groei doorgemaakt.
Er is bij mij geen aanwijsbare oorzaak voor de paniekstoornis. Het is een combinatie van factoren geweest. Mijn vader overleed in 2012. Hij was al ziek sinds ik klein was en er hing daardoor vaak een gespannen sfeer bij ons thuis, iets waar ik erg gevoelig voor was. Om die sfeer te vermijden, vluchtte ik naar mijn kamer. Dus ook toen ging ik lastige situaties al uit de weg. Het angstige zal altijd mijn kwetsbare punt blijven, maar met antidepressiva heb ik dat op dit moment goed onder controle.
Corona heeft me wel een terugslag gegeven. Ineens mocht ik legaal in isolement leven, hoe meer, hoe beter zelfs. Ik vond het heerlijk, maar creëerde daardoor wel een extra drempel. De drempel om er weer op uit te trekken werd hoger. Ik was net weer voorzichtig een paar keer uit eten geweest toen alle restaurants de deuren sloten. Voor mij fijn, dan was dat even geen optie meer. Maar nu moet ik er toch echt weer aan geloven. Ik weet alleen nu dat ik het kan. Ik heb dieper gezeten en heb nu vooral angst voor de angst – typerend voor een paniekstoornis.”

Borduurworkshop

“Ik hoop met mijn boek anderen te helpen. Hetzelfde geldt voor mijn openheid op Instagram. Ik krijg veel reacties van mensen die er ook last van hebben of iemand kennen met een paniekstoornis. Het helpt ontzettend te weten dat je niet alleen bent met een probleem.
Tegenwoordig run ik een borduurwebshop en doe ik echt wat ik leuk vind. Onlangs kreeg ik een berichtje van iemand die een burn-out had en door mij was begonnen met borduren. Het hielp haar in het proces van beter worden. Zo ben ik toch nog een klein beetje als psycholoog bezig met de combinatie boek, Instagram en borduren. Het is fijn dat ik uit iets negatiefs iets positiefs heb weten te halen.”

Iris schreef een boek over de periode waarin ze zich steeds meer isoleerde: ‘Een steekje los’, Iris ter Haar, € 19,99.

Wat is een paniekstoornis?

Er is sprake van een paniekstoornis als paniekaanvallen regelmatig terugkeren. Kenmerken van een paniekaanval zijn:
Hartkloppingen, zweten, koude rillingen, duizeligheid en/of beven.·
Benauwdheid, een vervelend gevoel op de borst.
Tintelingen of een doof gevoel in handen en/of voeten.
Droge mond, misselijkheid, maagpijn, braken of diarree.
Het gevoel dat de omgeving er anders uitziet.
Het gevoel dat je de controle over jezelf verliest, gek wordt of doodgaat.
Wanneer je vaak – ook zonder aanleiding – in paniek raakt en tussendoor steeds bang bent om opnieuw een paniekaanval te krijgen, kan het zijn dat je een paniekstoornis hebt. De angst voor een paniekaanval kan je leven gaan beheersen en soms wel enkele jaren duren, waarbij perioden met veel en weinig klachten elkaar afwisselen. Veel mensen met een paniekstoornis gaan uit angst voor een volgende aanval bepaalde situaties vermijden (anticipatieangst) en sommigen ontwikkelen daarbij agorafobie (straatvrees).

De oorzaken van een paniekstoornis

Wat een paniekstoornis veroorzaakt, is niet altijd duidelijk. Erfelijkheid kan een rol spelen, net als bepaalde stoffen (neurotransmitters) in het bloed of zenuwstelsel. Ook opvoeding of ervaringen uit het verleden kunnen een paniekstoornis veroorzaken. Bewegen, goed slapen en eten, regelmaat, ontspanning en zo veel mogelijk blijven doen (leren omgaan met de spanning) kan positief bijdragen aan het verhelpen van een paniekstoornis. Werkt dat niet of niet voldoende, dan is het raadzaam hulp van huisarts, praktijkondersteuner GGZ, psycholoog of psychotherapeut in te schakelen.  

Wist je dat…

… in Nederland ongeveer 132.000 mensen last hebben van een paniekstoornis?
… paniekstoornissen vaker voorkomen bij vrouwen dan bij mannen?
… bepaalde stoffen, zoals cafeïne, lichamelijke verschijnselen van angst kunnen versterken?
… je meer kans op een paniekstoornis hebt als je alleen woont, geen werk of weinig inkomen hebt? Ook als je lager bent opgeleid of depressief bent (geweest) neemt de kans op een paniekstoornis toe.
… een paniekaanval meestal binnen tien minuten een piek bereikt en vervolgens weer afneemt?

Tekst: Hester Zitvast
Foto: Yasmijn Tan