Placeholder

Yvet: “Mijn moeder weet niet dat mijn vader vreemdgaat, maar ik wél”

Nu Yvet weet dat haar vader vreemdgaat, wordt ze gek van twijfel: moet ze het aan haar moeder vertellen of niet?

Nu Yvet weet dat haar vader vreemdgaat, wordt ze gek van twijfel: moet ze het aan haar moeder vertellen of niet?

‘Sinds een paar maanden leef ik met een geheim. Een geheim dat hevig op mij drukt. Ik slaap er zelfs niet meer van. Wat moet ik nu? Zal ik dát wat ik weet voor mijn moeder blijven verzwijgen? Of moet ik toch mijn vader verraden?  Een tijdje terug was ik uit met mijn vriendinnen. We dronken wat bij een Grieks restaurant aan de bar, omdat een van mijn vriendinnen een vriend heeft die daar als ober werkt. Plotseling zei een van mijn vriendinnen: ‘Hé, dat lijkt jouw vader wel!’ Ik keek om en schrok me kapot. Ja, daar zat mijn vader. Met een donkerharige vrouw, een heel stuk jonger dan hij. Ze zaten hand in hand, het zag er erg intiem uit. Ik ben direct naar de wc gerend, uit angst dat mijn vader mij zou zien. Een foute tactiek: toen ik eindelijk naar buiten kwam, in de hoop ongezien het restaurant te kunnen verlaten, liep ik hem voor de toiletdeur tegen het lijf. Hij zag dat ik spierwit was en begreep meteen waarom. Ook hij werd wit, toen rood, knalrood zelfs. Hij mompelde: ‘Ik spreek je nog,’ en maakte zich uit de voeten. ’s Avonds belde hij me vanuit de auto op mijn mobiel, toen ik op mijn kamer zat. Toen ik thuis was gekomen had mijn moeder gezegd: ‘Je vader werkt weer over.’ Nou, ik wist dus wel beter.

Mijn vader ondervroeg me over wat ik had gezien. Hij ontkende dat hij een affaire had met die vrouw: het was een collega en ze mochten elkaar gewoon graag. Heus, het stelde niets voor. Maar ik hoorde gewoon dat hij loog, ik ken mijn vader immers al mijn hele leven! Hij klonk veel te nerveus. Hij vroeg me niets tegen mijn moeder te zeggen. ‘Het sop is de kool niet waard,’ herhaalde hij wel vier keer. Uiteindelijk beloofde ik mijn mond te houden – vooral omdat ik het té zielig vond voor mijn moeder.

Sinds dit gesprek gedraagt mijn vader zich anders tegen mij. Hij stopt me regelmatig geld toe en hij is veel soepeler geworden. Eerst mocht ik niet naar housefeesten buiten de stad, nu zegt hij daar niets meer over. Ondertussen werkt hij nog steeds veel over. Ik eet vaak met mijn moeder alleen. Dan klaagt ze dat mijn vader zo uithuizig is. ‘Ik snap niet wat hij heeft, de laatste tijd,’ zegt ze soms. Ik kan dan wel in de grond verdwijnen. Telkens brandt het op mijn lippen om te zeggen wat ik gezien heb. Maar dan voel ik me weer schuldig naar mijn vader toe. Misschien stelde het écht niet veel voor en komt er een grote toestand om niets. Maar waarom is hij dan zo vaak weg? En waar heb ik dat extra zakgeld dan steeds aan te danken? Het lijkt er toch op dat ik een pion ben in mijn vaders spel van ontrouw en dat vind ik vreselijk. Maar ik wil ook niet dat mijn ouders gaan scheiden! Ik weet werkelijk niet wat ik moet doen…’

Tekst: Lydia van der Weide