Placeholder

Lily liet haar jeugdliefde een blauwtje lopen

Lily (35): ‘Wat was ik ooit verliefd op hem. Stef, de stoerste jongen van onze klas. Elk lesuur zat ik verliefd naar hem te kijken. Nooit keek hij terug. Hij wist volgens mij niet eens dat ik bestond. Als ik de school binnenkwam, waar hij shagjes stond te roken tegen een muur, zei hij me nooit gedag.’

Lily (35): ‘Wat was ik ooit verliefd op hem. Stef, de stoerste jongen van onze klas. Elk lesuur zat ik verliefd naar hem te kijken. Nooit keek hij terug. Hij wist volgens mij niet eens dat ik bestond. Als ik de school binnenkwam, waar hij shagjes stond te roken tegen een muur, zei hij me nooit gedag.’

'Waarom zou hij ook? Hij hoorde bij de popi-jopi’s, ik bij de muurbloempjes waar niemand op lette. Hoeveel uren zou ik besteed hebben aan over hem te dromen? Honderden, duizenden. In mijn fantasie gebeurde er altijd iets bijzonders waardoor Stef opeens oog voor mij had. Dan kregen we verkering en de hele school zou het weten. De werkelijkheid was heel anders. Op ieder feest stond hij te zoenen met een ander knap meisje. En ik zat de halve avond op de wc, omdat ik me zo ongemakkelijk voelde. Dansen durfde ik niet, bang dat iedereen me uit zou lachen.

Wat kan er veel gebeuren in twintig jaar. Ik ben stewardess geworden en zo heb ik mijn verlegenheid losgelaten. Ver in de hoge wolken voelde ik mij wél op mijn gemak. Ik shopte over de hele wereld, besteedde meer aandacht aan mijn uiterlijk en rond mijn vijfentwintigste stonden de mannen voor mij in de rij. Ik ben een laatbloeier, dat klopt, maar toen ik eindelijk bloeide, toen deed ik het ook volop! Aan Stef had ik sinds mijn eindexamen nooit meer gedacht. Tot hij, een tijdje geleden, plotseling een passagier was op een vlucht van mij naar New York. Ik herkende hem meteen. Hij had nog steeds diezelfde vrolijke pretogen, die joviale houding. Hij herkende mij niet. Natuurlijk niet. Zelfs niet toen ik hem aansprak en begon over onze gezamenlijke schooljaren. Mijn naam deed enkel geen belletje rinkelen. Dat deed me toch wel pijn. Ik realiseerde me dat ik jaren van mijn leven vergooid had aan iemand die altijd dwars door mij heen had gekeken. Omdat ik toen niet zo vlot was. Nu, met mijn haren hip, mijn stewardessentenue aan, waar haast iedere man op kickt, ja, nu zag hij mij wel staan. Maar ik was nog gewoon dezelfde hoor! Ik besloot een kleine wraakactie op touw te zetten. Gewoon, een flauwe grap, meer niet. Ik ging er vanuit dat zijn leven hem wel gemakkelijk af was gegaan en wilde hem één keer eens een blauwtje laten lopen.

Ik flirtte de hele reis met hem. Toen hij naar het toilet ging, liep ik hem achterna en streek hem zacht over zijn billen. Ik knipoogde, lachte lief, en bracht hem telkens spontaan drankjes. Ik maakte hem gek. En hij vond het geweldig! Aan het eind van de vlucht planden we een afspraak voor de volgende middag in Central Park. Ik liet doorschemeren dat ik in was voor een spannende avond. Dat wás ik ook; alleen niet met hem. De dag erna lag ik in de armen van mijn vriend en stond Stef voor niets in het park. Hoe lang zal hij hebben staan wachten? Wie weet nog geen halfuur. Een halfuur staat in geen verhouding met al de jaren die ik op hem gewacht heb, maar toch. Mijn zoete wraak voelt goed.’