Ontwerp Zonder Titel 2020 04 08t144654.037

Vera houdt haar abortus verborgen voor haar man: ‘Drie kinderen is meer dan genoeg’

Vera (36) en haar man Paul (38) zijn de ouders van Bo (6), Robin (5) en Max (3). Daar zou een vierde bij zijn gekomen, maar Vera koos ervoor de zwangerschap af te breken. Stiekem. “Als het aan Paul ligt, zouden we er wel zes hebben.”

Vera: “Het blauwe tweede streepje op de zwangerschapstest veroorzaakte bij mij een lichte hartverzakking. Ik geloofde mijn ogen niet: hoe kon dit? Ik slikte de anticonceptiepil en we hadden de laatste weken amper gevreeën! Voor de zekerheid haalde ik een nieuwe test, maar diep van binnen wist ik dat het verspilling van mijn geld was. Het was me namelijk al een keer eerder overkomen, vlak na de geboorte van Bo, ons eerste kind. Al na drie maanden bleek ik opnieuw in verwachting. Een ongelukje, terwijl we het toen ook maar één keer (voorzichtig) hadden gedaan en condooms én zaaddodende pasta hadden gebruikt. Maar daar had onze dochter Robin kennelijk geen boodschap aan, ze ‘glipte’ er dwars doorheen. En toen we voor een derde wilden gaan, ben ik, nadat ik met de pil stopte, nooit meer ongesteld geworden. Paul zegt altijd dat we maar naar elkaar hoeven te kijken of ik ben al zwanger. Nu was het vier jaar later en herhaalde de geschiedenis zich. Maar anders dan bij Robin – ‘waar er één groot kan worden, kunnen dat er ook twee zijn’ – dacht ik er nu veel minder gemakkelijk over. Ik wilde absoluut geen vierde kind. Drie zwangerschappen en bevallingen hadden een zware wissel getrokken op mijn lijf. Ik was bij de eerste 35 kilo aangekomen, bij de tweede 30 en bij de laatste nog eens 28. Met heel veel pijn en moeite raakte ik iedere keer na een half jaar twintig kilo kwijt, maar ik zeulde nog steeds een kilo of vijftien overgewicht met me mee. Hoe ik ook lijnde, dat ‘babyvet’ ging er niet meer af. Na de geboortes van de kinderen kwam ik ook maar met moeite op die beroemde roze wolk. Niet dat ik een postnatale depressie had, maar ik voelde me de eerste weken echt verre van happy. Bovendien vond ik zwanger zijn een hel. Ik was het eerste trimester altijd vreselijk moe en misselijk, kampte met een veel te hoge bloeddruk en in de laatste maanden kon ik nauwelijks nog op mijn benen staan. Mijn knieën en enkels waren zo opgezwollen geweest dat geen broek me meer paste en elke stap zeer deed. Om over de bevallingen nog maar niet te spreken: marathons waren het, compleet met tangverlossing, vacuümpompen, totaalruptuur en hechtingen. Ik kijk er met afschuw op terug. Niet iets waarvan ik denk: hè ja, dat doen we nog een keer.”

Geen vetpot

“Zeker een uur heb ik verdwaasd op de badkamervloer gezeten, met de twee positieve tests in mijn handen. Het was bizar dat ik ondanks de pil gewoon zwanger was geworden. Maar ik wist meteen dat ik dit nieuws niet met mijn man kon delen. Niet dat hij dan in de stress zou schieten, nee, Paul zou juist door het dolle zijn van geluk. Hij bedelde iedere keer om meer kinderen. Hij bleef zeuren om een derde, omdat hij zo graag een zoon wilde. Uiteindelijk heb ik daarmee ingestemd. Ik ben nu dolblij met al mijn kinderen, maar als het aan mij had gelegen, hadden we er niet meer dan twee gehad. Gelukkig werd het een jongen. Maar daarmee was ik er nog niet. Paul roept al sinds ik hem ken dat hij een eigen basketbalteam aan kinderen wil hebben. Basketbal is zijn grote passie en het lijkt hem ideaal om zes kinderen te hebben: ‘Vijf voor het team, met een wissel op de bank.’ Dat klinkt hartstikke grappig, maar is niet reëel. We kunnen nu al bijna niet rondkomen met drie kids. Ik werk parttime in een groentewinkel. Na de geboorte van Robin ben ik in plaats van vier, twee dagen gaan werken en ook het salaris van Paul, die in de havens werkt, is geen vetpot. We hebben nog een schuld van een oud krediet en moeten zuinig leven. Echt veel geld voor dure kleding of cadeaus of extraatjes houden we niet over. Ik kan mijn drie kinderen amper verwennen. Laat staan dat daar nog een mond bij zou komen om gevoed te worden, nog een kind dat kleding en verzorging nodig heeft en later ook weer naar school moet. Bovendien zouden we dan ook moeten verhuizen, want de meiden delen nu al een kamer en Max heeft een piepklein kamertje. Paul wil zulke argumenten niet horen. Hij maakt nog regelmatig semi-lollige opmerkingen als: ‘Gooi die pil nu maar weg’ of ‘Drie is een oneven getal, laten we er nog eentje bij maken.’ Mijn bezwaren wuift hij lachend weg. Hij groeide zelf op met vijf broers en zussen en deelde met zijn drie broers één kamer met twee stapelbedden. Hij heeft daar ‘niks van gekregen’, zegt hij altijd. Veel speelgoed bezaten ze niet, maar wel een bal en daarmee konden ze zich uren vermaken op straat. Tja, dat zal allemaal best, maar ik wil dat onze kinderen toch een beetje luxe hebben. En op z’n minst een eigen bed.”

Op eigen houtje

“Omdat ik het Paul niet kon vertellen, belde ik mijn beste vriendin Marleen voor advies. We kennen elkaar al vanaf de middelbare school en onze levens zijn bijna gelijk opgegaan. Ook zij is getrouwd en heeft drie kinderen, en onze kinderen verschillen weinig in leeftijd. Als íemand mij zou begrijpen, was zij het. Ik wond er geen doekjes om: ‘Marleen, je raadt het nooit, ik ben zwanger. Wéér per ongeluk.’ Marleen schrok ook en was meteen heel stellig: abortus. Een vierde kind zou ik lichamelijk en geestelijk niet meer trekken en het zou ons leven nog moeilijker maken. En ik moest het zo snel mogelijk laten weghalen, voordat ik me emotioneel zou gaan binden aan het kindje. Het was geen punt om een afspraak te maken voor een abortus. Ik hoefde niet naar een of andere duistere kliniek, maar kon op consult bij mijn eigen gynaecoloog in het ziekenhuis. Dezelfde man die Robin, Bo en Max heeft gehaald. Mijn arts vroeg niet of Paul het met mijn beslissing eens was en ik heb hem niet verteld dat ik dit op eigen houtje deed. Ik denk dat hij er gewoon vanuit ging dat de abortus een gezamenlijk besluit was. Hij zei ook dat hij mij volkomen begreep. Mijn arts kende mijn voorgeschiedenis, hij had immers zelf mijn bevallingen geleid. Wel vroeg hij of ik me misschien meteen wilde laten steriliseren, maar dat aanbod sloeg ik af. Eigenlijk wilde ik niets liever, maar dat zou Paul echt niet goed vinden. Die vindt dat zolang we jong zijn, we alle opties open moeten houden. Niet alleen hoopt hij stiekem dat ik nog eens overstag ga, maar hij heeft ergens gelezen over een gezin waarvan een kindje zo ernstig ziek werd dat alleen de stamcellen van een broertje of zusje hem zouden kunnen redden. Dat is godzijdank bij ons niet het geval, maar Paul wil dat we geen risico nemen. Stel dat het ons zou overkomen, dan kunnen we nog altijd zwanger raken om stamcellen te genereren. Noem het vergezocht, maar dat vindt hij nu eenmaal en hij is met geen tien paarden van zijn standpunt af te krijgen.”

Vooral opgelucht

“Na de wettelijk verplichte vijf wachtdagen, waarin je nog eens extra over je abortus kunt nadenken, kon ik terecht op de poli gynaecologie. Ik had die timeout eigenlijk niet nodig. Als ik dacht aan de abortus, overheerste opluchting in plaats van verdriet. Misschien omdat ik bewust een muurtje om mijn gevoel bouwde, maar ik wilde echt geen kinderen meer. Marleen ging met me mee. De kinderen bracht ik onder bij mijn schoonmoeder. Tegen Paul zei ik dat we een dagje beautyfarm deden, dat Marleen voor weinig geld had gewonnen via Vakantieveiling.nl. We zouden pas ’s avonds laat weer thuiskomen, dus hij ging bij zijn moeder eten. Dat gaf mij ruimte om enigszins te herstellen van de ingreep. We moesten om acht uur aanwezig zijn en ik diende nuchter te zijn. Dat kwam goed uit, want ik kreeg geen hap door mijn keel. Ik was licht gespannen. Zou ik pijn voelen? Of toch emotioneel worden? Om tien uur zou ik geholpen worden. Ik moest me uitkleden en kreeg een operatiehemd aan. Verpleegkundigen kwamen af en toe aan mijn bed om mijn bloeddruk te meten en me iets rustgevends te geven. Al die tijd zat Marleen naast me en hield mijn hand vast. We zeiden niet veel tegen elkaar. Toen ik werd gehaald om naar de operatiekamer te gaan, moest ze naar de wachtruimte. We spraken af dat ik haar zou bellen als ik weer aanspreekbaar was. Ze omhelsde me extra stevig toen ze wegliep. Na de curettage voelde ik me erg slap. Mijn bloeddruk was gek genoeg heel laag en ik scheen veel bloed te hebben verloren. Ik kreeg medicijnen en wat drankjes om op te knappen. Pas om vier uur kon ik Marleen bellen. Ik mocht naar huis. Maar dat kon niet. Tenminste, niet naar mijn eigen huis. En bij Marleen thuis was ook geen optie, want haar man en Paul zijn goede vrienden en hij mocht van niets weten. Dus weken we uit naar Denise, een andere vriendin van ons. Bij haar heb ik tot een uur of negen ’s avonds op de bank gelegen met paracetamol en kopjes thee en soep om aan te sterken. Toen ik thuiskwam, zei ik tegen Paul dat ik onpasselijk was geworden van de hete sauna en vroeg mijn bed in wilde. Dat vond hij gelukkig niet raar en de volgende dag voelde ik me alweer wat beter. Ik vloeide nog wel veel, maar dat was met maandverband te verhelpen.”

Extra rotgevoel

“Inmiddels ligt de abortus alweer ver achter me. Gek genoeg kijk ik in elke kinderwagen naar baby’tjes van een maand of twee. Zo oud zou mijn kindje nu ook zijn geweest. Ik heb absoluut geen spijt van mijn beslissing, maar ik fantaseer wel eens over het kindje. Zou het op Robin, Bo of Max hebben geleken? Ook kamp ik met schuldgevoelens. Ten eerste naar Paul. Ik vind het best erg dat ik tegen hem heb gelogen, al sta ik nog steeds achter mijn keuze hem hier niet in te betrekken. Ik had uiteindelijk toch wel mijn zin doorgedrukt en het kindje weg laten halen, maar ons huwelijk had daar dan een optater van gekregen en dat vind ik het niet waard. We zijn hartstikke happy samen en heel erg gelukkig met ons gezinnetje. Dit is een leugen om bestwil. Nee, mijn grootste schuldgevoel is naar de drie vrouwen die die dag naast mij in het ziekenhuis lagen. Ik was als één van de eersten geholpen en elk half uur werd er weer een vrouw de zaal opgereden. We babbelden wat met elkaar over de buikpijn en de narcose en informeerden naar elkaars ingreep. Ik was de enige van hen die een abortus had laten plegen. De andere drie lagen daar omdat hun vruchtje niet meer leefde. Ze hadden al vroeg een miskraam gekregen en moesten zich laten curetteren. Ze waren daar heel verdrietig om. Alle drie hunkerden ze naar een baby. Bij één van hen was het al voor de zesde keer misgegaan. Dat maakte dat ik me extra rot voelde. Ik liet immers een levend en waarschijnlijk prima gezond kindje wel weghalen. Om te weten hoeveel weken ik zwanger was geweest, had mijn gynaecoloog een inwendige echo laten maken en daarop was een – weliswaar minuscuul – kloppend stipje te zien van negen weken. Op dat moment deed me dat niks. Ik zat daar voor een verwijzing om het vruchtje weg te halen, niet om te weten wanneer ik een baby zou krijgen. Maar eenmaal tussen die vrouwen, meiden van mijn eigen leeftijd, kreeg ik het wel even te kwaad. Ik schaamde me bijna toen één van hen nog heel begrijpend naar mij toe was ook.”

Inzicht

Vroeger was ik altijd anti-abortus. Tenzij je te jong was of de zwangerschap door een verkrachting of onenightstand was ontstaan. Maar inzichten en tijden veranderen. Ik besef heel goed dat ik voor mijn eigen kinderen een verantwoordelijkheid heb. Nog een broertje of zusje zou voor hen een grote stap terug zijn. Financieel, maar ook door een moeder die dan weer weken uit de roulatie is. Door schade en schande wijzer geworden, zeg ik nu: het belangrijkste is dat je goed kunt zorgen voor de kinderen die je hebt.”

Lees ook: Pascalle: ‘De erfenis van onze ouders verwoestte onze band’

Lees Vriendin digitaal

Voor €6,50 per maand

Ja, dit wil ik!

042020 Digitaallezen Hp

Nu we zoveel mogelijk binnen moeten blijven, kun je Vriendin ook digitaal lezen. Bestel ‘m hier.