
Nanda: ‘Op mijn werk weet niemand dat ik mentale problemen heb’
10 juni 2025
Ze heeft een leuk leven en een fijne baan, maar Nanda (33) draagt een geheim met zich mee. Ze schaamt zich zo voor haar mentale problemen dat ze er op haar werk niets over zegt. “Bij een paniekaanval sluit ik me op in de wc.”
Nanda (33): “Negen tegels in de hoogte, zes in de breedte – ik heb ze zo vaak geteld dat ik precies weet hoe veel tegels er in het toilethokje op mijn werk op de muur zitten. Tien dagen geleden zat ik er nog te tellen, mijn hoofd helemaal bezweet, mijn keel dichtgesnoerd. Pure paniek allemaal. De oorzaak: een klant met een grijze snor. Dat triggerde mijn angststoornis zo erg dat ik die aanval kreeg. Ik ben als kind misbruikt door een vriend van mijn ouders – iemand met een grijze snor, dus. Het is een ingewikkeld en vooral ontzettend naar verhaal, waar ik niet te lang over wil uitweiden. Maar het komt erop neer dat mijn ouders het niet per se níét wisten. Als kind hield ik me daar wel aan vast: papa en mama weten dit niet en als ze het ooit ontdekken, dan redden ze me. Maar op bijna volwassen leeftijd kwam ik erachter dat ze die kansen om mij te redden, ruimschoots voorbij hebben laten gaan. Waarschijnlijk is het overbodig om te zeggen dat ik het contact met mijn ouders heb verbroken. Na veel therapie in mijn twintiger jaren, kan ik zeggen dat het naar omstandigheden nu goed met me gaat. Ik heb met mijn verleden leren leven, zie ook de mooie dingen die de wereld te bieden heeft en ik weet wat ik moet doen om niet door het trauma overmand te worden. Mijn vriend Michael, met wie ik al acht jaar samen ben, is daarbij een grote steun voor mij.”Verlammende angst
Maar het ‘naar omstandigheden’ is wel een belangrijke toevoeging. Het trauma heeft bij mij geleid tot een angststoornis die maakt dat ik mensen moeilijk vertrouw, dat ik er altijd vanuit ga dat iemand niet het beste met me voor heeft. Als ik een trigger krijg, volgt standaard een paniekaanval. En het gaat verder dan dat. De angst kan me ook verlammen, ook zonder duidelijk aanleiding. Op sommige dagen heb ik moeite mezelf bij elkaar te rapen, mijn glimlach op te plakken en de buitenwereld onder ogen te komen. Michael begrijpt dat gelukkig en mijn twee beste vriendinnen ook. Mijn schoonouders zijn ook ontzettend lief voor me. Misschien begrijpen zij het minder, maar ze doen er alles aan om me te laten voelen dat ze me niet veroordelen en dat ik bij hen terechtkan. Maar op de plek waar ik verhoudingsgewijs het meeste tijd doorbreng – mijn werk – weten ze van niets. Toen ik hier twee jaar geleden kwam werken heb ik de beslissing gemaakt er niet over te vertellen en nu is het eigenlijk te laat, ik heb het gevoel dat ik niet meer terug kan. Ik ben ook bang dat als ik het wel zou doen, mensen anders naar me gaan kijken of me erop afrekenen. Alsof ik dan in zo’n koopjesbak lig, met een sticker erop: beschadigd. En boven alles schaam ik me voor mijn mentale problemen. Dat dat laatste nergens op slaat weet ik ook wel, het is niet mijn schuld. Maar gevoel en waarheid liggen niet altijd op één lijn.”Het leven aangaan
“Twee jaar geleden was ik net klaar mijn therapie en wilde ik het leven aangaan, om het zo te zeggen. Tot dat moment had ik met veel pijn en moeite mijn studie voltooid en wat los-vaste banen gehad, tot de baan als marketeer bij een groot aannemingsbedrijf op mijn pad kwam. De functie bestond tot dat moment nog niet en ik mocht de marketing zelf gaan vormgeven – geweldig vond ik dat. En het was nog in de buurt ook. Ik wilde de baan zo graag dat ik een ronkende brief schreef, mijn ervaring wat aandikte en, zo deed ik, blakend van zelfvertrouwen op gesprek ging. ‘Je moet het wel zeggen’, vond Michael, maar in het gesprek was er geen opening voor om over mijn mentale problemen te beginnen. Het bedrijf is heel leuk, maar wel wat van de oude stempel: mannencultuur, harde grappen, niet te veel zeuren – dat werk. Ik weet oprecht niet of ik de baan had gekregen als ik eerlijk was geweest. Misschien wel, misschien is het vooral in mijn hoofd dat mijn problematiek niet erg bespreekbaar is, dat weet ik niet. Maar in elk geval was ik blij toen ik de baan had en nam me voor om vanaf nu te laten zien: dit ben ik, dit kan ik, en ik word de beste marketeer ooit. Ik liep mezelf de eerste maand daarin al voorbij en zat regelmatig zwetend op het toilet omdat ik in een vergadering iets, dacht ik, doms zei. Alle ogen waren op mij gericht en het was alsof ik ter plekke door de mand viel: zie je wel, ik ben niets waard. Op het toilet kreeg ik een paniekaanval. Ook al heb ik al veel aanvallen gehad, het blijft eng. Ik ga dan rillen en zweten en voel me duizelig. Mijn hartslag wordt hoog en ik krijg het benauwd, alsof ik een hartaanval krijg. Dat gevoel is zo eng dat ik boven op de angst die ik al voelde, ook nog bang word dat ik doodga. Ook al weet ik rationeel gezien dat het ‘slechts’ een paniekaanval is, dat maakt de paniek om de aanval zelf niet kleiner. Gemiddeld heb ik elke drie weken wel een aanval op mijn werk. Dat kan, zoals bij de man met de snor, door een trigger uit mijn verleden zijn, maar ook omdat ik ineens bang ben om ‘door de mand’ te vallen. Mijn zelfbeeld is erg laag en ik kan plotseling met alles wat ik in me heb geloven dat het hele kantoor zal opstaan, naar me wijzen en roepen: Nanda kan niets, Nanda is een bedrieger! Vaak bel ik tijdens een aanval Michael die me erdoorheen praat, vooral als ik het geluk heb dat ik mezelf in een lege spreekkamer kan opsluiten en kan doen alsof ik een call heb. Op het toilet wordt dat lastiger, al heeft het aantal mannelijke collega’s de overhand en ben ik op het damestoilet vaak alleen. Wat ook helpt, is iets concreets ‘pakken’. Sommen maken in mijn hoofd of die tegels tellen dus. Uiteindelijk word ik dan rustiger en nog wat later durf ik tevoorschijn te komen. Op zo’n moment voel ik me ook helemaal leeg, echt tot op het bot uitgewrongen. Dan wil ik het liefst slapen. Maar mijn collega’s zien dan gek genoeg niets aan mij, of ze zeggen het niet.”Geen volwaardige band
“Ik ben blij dat er op dat moment niemand iets zegt, maar of het nu zo’n goed idee was mijn problemen te verzwijgen, dat weet ik nog steeds niet zeker. Het voelt ook eenzaam en hoewel ik leuke collega’s heb, zal ik nooit een échte, volwaardige band met ze aangaan. Het zou fijn zijn als ik af en toe gewoon kon zeggen: ik heb een slechte dag. Niet om mijn werk te ontlopen, maar om even adempauze te nemen en mijn werk misschien anders in te richten. Soms voel ik me in de ochtend slecht, maar gaat het einde middag weer goed. Dan is het fijn om mijn werk dan te kunnen doen, ik kan mijn taken grotendeels zelf indelen. Maar het past niet in de bedrijfscultuur om die flexibiliteit te nemen. Bijna iedereen is er tussen grofweg negen en vijf uur. Wat dat betreft zou een andere werkgever misschien beter bij mij passen, maar de voordelen van deze baan zijn zo groot dat ik nu niet zou willen veranderen. Al merk ik wel dat veel van me vraagt. De hele tijd alert zijn op niets laten merken, is vermoeiend. Als het goed met me gaat, ben ik volkomen normaal in de omgang. Maar toch ben ik op mijn werk voortdurend mezelf aan het observeren: doe ik wel normaal genoeg, doe ik wel vrolijk genoeg, zeg ik geen gekke dingen? Dat is slopend. Na een werkdag ben ik vaak zo moe dat ik om acht uur in slaap val, meestal op de bank als Michael en ik een serie zitten te kijken. In het weekend heb ik hoofdpijn en op vakantie ben ik steevast ziek, dat is gewoon ontlading.”Een vlekje
“Al sta ik er ook dubbel in, ben ik soms blij dat ik niets heb gezegd. Een paniekaanval is verschrikkelijk om mee te maken, maar ook niet per se fijn om bij een ander te zien. Ik vergelijk het weleens met buikgriep: je vindt het in theorie heel naar voor een ander als je weet dat diegene het heeft, maar dat betekent nog niet dat je ernaast wil staan. Bij een aanval zie je mij echt op mijn allerlaagste punt. Ik zou me schamen tegen over mijn collega’s. Al hoeft het natuurlijk ook niet zo te zijn dat ze het daadwerkelijk zien. Als ze het zouden weten, zou dat ook al veel uitmaken. Dat ze niet denken dat ze ik een halfuur op het toilet zit, maar weten dat ik het even moeilijk heb. Maar er komt nog iets bij. Ook al lijkt het misschien alsof praten over mentale problemen steeds normaler wordt, als je zegt dat je op psychisch gebied ergens mee worstelt, heb je al snel ‘een vlekje’. Dat werkt in alles door. Een prestatie krijgt een randje, iets dat je ‘ondanks alles’ voor elkaar hebt gekregen. Ik merk dat bij mijn schoonouders. Die moedigen me aan met van alles en prijzen me de hemel in als ik iets heb gedaan dat niet heel bijzonder is. Laatst had ik een paar wanden in ons huis geschilderd en toen stonden ze mijn werk te bewonderen alsof het een nieuwe Picasso was. Ik vind het oprecht lief, maar het voelt ook alsof ze me onderschatten. Alsof van mij eigenlijk geen grootse prestaties verwacht kunnen worden en alsof alles wat ik wél doe, mooi meegenomen is. Ik weet dan dus nooit of een compliment terecht is en of iemand oprecht bewondert wat ik voor elkaar heb gekregen. Dat weet ik op mijn werk wel. Als mijn manager me vertelt dat ik goed werk heb geleverd, is dat echt zo. Dan kan ik oprecht trots zijn op mezelf. Michael vraagt weleens of het echt de moeite waard is allemaal, of ik niet gewoon een paar stappen terug moet doen. Een baan vinden waarin ik mijn werk kan doen mét mijn mentale bagage, niet desondanks. Maar ik wil laten zien dat ik het kan, dat ik sterker ben dan mijn problemen. Misschien voel ik me op een dag krachtig en zelfverzekerd genoeg om mijn collega’s te vertellen over wat ik op psychisch vlak doormaak. Misschien zou het dan niet meer voelen als een zwakte. Dat hoop ik echt, ik denk dat het een grote overwinning zal zijn.” Om privacyredenen zijn alle namen veranderd, De echte namen zijn bekend bij de redactie. Foto: Getty Images Meer Vriendin? Volg ons op Facebook en Instagram. Je kunt je ook aanmelden voor onze wekelijkse Vriendin nieuwsbrief.Uit andere media