Canva1 2021 06 24t145929.223

Dominique is oorlogsveteraan: ‘Ik zou het liefst morgen weer weggaan’

Op 26 juni is het Nederlandse Veteranendag. Dan worden meer dan 100.000 oorlogsveteranen in het zonnetje gezet. Helikopterpiloot Dominique (38) is één van hen. Ze overleefde ternauwernood een missie in Afghanistan. “Maar in mijn hart zou ik het liefst morgen wéér gaan.”

“Mijn zoontje Tommie praat van ’s ochtends bij het ontbijt tot hij ’s avonds naar bed gaat over helikopters. Hij is pas 2,5, maar weet nu al dondersgoed dat papa en mama allebei helikoperpiloot zijn. We komen hem regelmatig in uniform halen bij het kinderdagverblijf. Laatst ging hij met mij mee naar de vliegbasis, waar hij even voorin in een helikopter mocht zitten. Hij vindt het allemaal fantastisch. Al zal hij waarschijnlijk pas later beseffen hoe uniek dit is, en wat de mindere kanten ervan zijn. Kinderen van militairen krijgen doorgaans met de paplepel ingegoten dat hun vader of moeder vaak weg is.
Tommie weet nu al niet beter dan dat wij soms naar het buitenland moeten en dat oma dan oppast. Al was hij laatst wel even boos op zijn papa toen die na drie weken terugkwam van een oefening, waarschijnlijk omdat hij hem toch wel erg had gemist. Mijn man is als wapeninstructeur vaak van huis. Nu ik zelf het thuisfront ben, merk ik dat dat niet altijd leuk is en dat je degene die weg is veel meer mist dan andersom. Toch zal ik daar nooit over klagen, want ik weet hoe ontzettend gaaf dit werk is. Ik heb nu bewust de keuze gemaakt om bij mijn zoon te blijven en ik zou als moeder ook niet anders willen. Maar soms kijk ik stiekem toch naar missies en begint het weer te kriebelen. In mijn hart zou ik niets liever doen dan morgen weer weggaan: lekker met de mannen mee en de meest toffe dingen doen die op de aardbol mogelijk zijn.”

Vreemde eend

“Ik was 11 toen ik op televisie een Starfighter zag vliegen en riep: ‘Dat wil ik later gaan doen.’ Mijn moeder vond het meteen prima, mijn vader zei: ‘Absoluut niet!’. Hij heeft ongelijk gekregen. Na de opleiding bij Defensie kwam ik bij het 300 Squadron op Gilze Rijen terecht, waar ik de Cougar-transporthelikopter ging besturen. Dat is een militaire helikopter waarmee je heel laag en hard kunt vliegen. Tussen de bomen landen in een stofwolk… iets gavers dan dat bestaat er in mijn ogen niet.
Natuurlijk ben ik als vrouwelijke piloot wel een vreemde eend in de bijt. Defensie is nu eenmaal een mannenwereld. Daar had ik ook bewust voor gekozen, ik ging als tiener al meer met jongens om dan met meiden. Qua fysieke kracht sta je als vrouw al bij voorbaat met twee-nul achter, waardoor je harder moet werken. Toch heb ik nooit het gevoel gehad dat ik als vrouw minder serieus werd genomen. Een groot deel heeft te maken met mindset: als je uitstraalt dat je niet anders bent dan de rest, zul je ook niet zo snel anders behandeld worden. Net als ieder ander krijg je de kans om jezelf te bewijzen, dat is uiteindelijk wat telt. In de helikopter had ik altijd mijn haren onder mijn helm geknoopt, waardoor niemand hoefde te merken of er een man of een vrouw opereerde.”

Naar de frontlinie
Vanaf het moment dat ik aangesteld werd bij het squadron, kon ik niet wachten tot ik op uitzending mocht. Vergelijk het met een voetballer die altijd op de bank zit: die wil ook een wedstrijd spelen. Nu is oorlog natuurlijk niet te vergelijken met een wedstrijd, maar het is wél waar we al die jaren voor getraind hebben. Mijn uitzendingen naar Afghanistan, in 2008 en 2009, vond ik dan ook helemaal geweldig. Als vlieger van een transporthelikopter was het mijn taak om alles te vervoeren wat niet over de weg getransporteerd kan worden. Dat kan bijvoorbeeld water, kleding of munitie zijn, maar ook de mannen die naar de frontlinie moeten worden gebracht en eventuele gevangenen of gewonden. Dat zijn vaak zware missies van soms wel tien uur per dag.
Natuurlijk is het heftig om ruim drie maanden van huis te zijn en in een container zonder privacy te slapen. En elke dag hetzelfde eten van de Amerikanen… Geloof me, na vier uur in een cockpit te hebben gezeten, waar het zonder airco wel 60 graden kan worden, gaat de zoveelste boterham met tonijn je enorm tegenstaan. Aan de andere kant is het ook gewoon gezellig. Je bent met allemaal leuke, gelijkgestemde mensen, gaat samen sporten of drinkt ’s avonds een alcoholvrij biertje. Al was dat niet altijd relaxed. Met enige regelmaat hoorde je raketten over het kamp suizen, die soms insloegen in tenten in de buurt. Dan zag je allemaal bebloede mensen rennen en lag je zelf opeens met je gezicht in het grint. Het is zo’n rare, heftige wereld waar je in leeft, en juist dat maakt zo’n missie bijzonder. De gevaren die je meemaakt kunnen beangstigend zijn, maar ze geven tegelijk een enorme adrenalinekick. En als je er goed mee wegkomt, zijn het later uiteindelijk gave verhalen om te vertellen. Al ben ik mezelf er erg van bewust hoeveel geluk ik heb gehad dát ik het kan navertellen.”

Scheef door de lucht

“Tijdens mijn uitzendingen heb ik meerdere keren in situaties gezeten waar ik met mijn billen samengeknepen zat of het wel goed zou aflopen. We zijn bijvoorbeeld een keer ergens geland waar de beveiliging niet op orde bleek te zijn en er opeens een heel dorp op ons af kwam lopen en stenen naar onze helikopter gooide. Als er daarvan eentje in de motor was gekomen, hadden we niet meer kunnen wegvliegen. We konden ook niet schieten, want ze hadden vooraan kinderen gezet. Gelukkig is dat uiteindelijk goed afgelopen, net als die keer dat onze kist werd beschoten.
We waren toen onderweg van Kamp Holland naar Kandahar, met vier man crew en tien passagiers, toen de helikopter opeens een enorme zwieper naar links maakte, waarna we scheef door de lucht vlogen. Tegelijkertijd gingen er allemaal signalen in de cockpit af en merkten we dat er olie lekte, over de bemanning heen. Dat de staart door een kogel geraakt was, wisten we op dat moment nog niet. Wel merkte ik meteen dat mijn controls en stuurknuppels vast leken te zitten, waardoor de kist onbestuurbaar werd. Dat gaf me een heel unheimlich gevoel. Een vliegtuig kan nog even blijven zweven, maar een helikopter valt meteen als een soort piano uit de lucht. Daar kun je niet uitspringen. En als je niet meteen dood bent wanneer je crasht, sta je middenin de woestijn. Binnen een paar minuten zou de vijand bij ons zijn.”

Kogel in de kist

“Ze zeggen vaak dat vlak voor je doodgaat, je leven als een film aan je voorbijflitst. Dat had ik niet, ik was juist alleen maar bezig met wat ik moest doen als we wél levend neerkwamen. Moest ik hard wegrennen, of juist alle passagiers in veiligheid brengen? Moest ik bij een bergje in de buurt gaan staan, zodat de andere helikopter – we vliegen om veiligheidsredenen altijd met twee eenheden – me kon zien? Of juist niet, omdat ik dan ook zichtbaar was voor de vijand? Moest ik de hoofddoek omdoen die ik altijd in mijn broekzak bewaarde? Moest ik, voor het geval dat ik gevangengenomen werd, de laatste kogel voor mezelf bewaren.
Het was onmogelijk dat we het er levend vanaf zouden brengen. Dat dat wel is gebeurd, is denk ik een combinatie van ervaring, geluk en instinctief handelen van ons team. Op een of andere manier voelde ik aan dat ik de controls beter zo weinig mogelijk kon gebruiken. Had ik dat wel gedaan, dan was het besturingssysteem waarschijnlijk veel sneller overstrest geraakt en hadden we in de bergen gelegen. En de gezagvoerder besloot ook een onlogische keuze te maken die uiteindelijk juist beter uitpakte, namelijk om niet om te keren naar de dichtstbijzijnde basis, maar juist een stuk verder rechtdoor te vliegen naar een klein Amerikaans kamp.
Daar kwamen we uiteindelijk veilig aan de grond, precies op het moment dat het besturingssysteem het helemaal begaf. Allemaal waren we meteen enorm emotioneel, we realiseerden ons dat we door het oog van de naald waren gekropen. Op zo’n moment voel je je heel kwetsbaar en wil je het liefst naar huis, maar we zaten pas tien dagen in onze missie en moesten dus nog drie maanden… De volgende dag moesten we van de commandant meteen weer vliegen. Dat was wel even slikken, maar uiteindelijk is het juist een goede beslissing geweest. Zo kon het vertrouwen weer groeien.”

De waarde van een ex-militair

“Ik kom helaas redelijk wat collega’s tegen die PTSS ontwikkelen na een dergelijke gebeurtenis. Niet alleen in het leger, ook bij de politie en in de zorg – eigenlijk alle plekken waarin je met heftige situaties te maken krijgt. Vroeger was dat bij Defensie wat onderbelicht, maar tegenwoordig is er meer oog voor het feit dat een militair geen machine is, maar gewoon een mens. In de huidige maatschappij leren we gelukkig dat ook sterke, stoere mannen mogen huilen. Ik heb het grote geluk dat ik nooit PTSS-klachten heb gehad, ook al heb ik veel nare dingen gezien en meegemaakt. Ik ben daar denk ik juist alleen maar strijdlustiger van geworden.
Na Afghanistan ben ik bijvoorbeeld ook nog drie keer naar Curaçao geweest, waar ik de baas was van de club die boven zee drugsoperaties uitvoert. Lang niet zo spannend als een oorlog, maar ook zeker gevaarlijk en tegelijk ontzettend leuk. Ik had zo nog tien keer op missie willen gaan! Maar als je als vrouw een kinderwens hebt, weet je dat er een moment komt waarop dat gewoon niet meer kan. Ik heb nu een andere functie, ik ben de rechterhand van de generaal bij het commando luchtstrijdkrachten op het gebied van operaties. Dat heeft veel raakvlakken met wat ik deed, alleen is dit puur op beleidsniveau en dus meer ‘negen-tot-vijf’. In het begin voelde dat wel als rouw. Als mijn man op oefening gaat, baal ik soms enorm dat ik niet meekan.”

Waardevolle kennis

“Aan de andere kant doe ik nu ook leuke dingen. In 2014 heb ik, naast mijn baan bij Defensie, een eigen bedrijf opgericht. Met The Boost Company geef ik lezingen en trainingen bij onder meer bedrijven, samen met inmiddels tien andere veteranen. Militairen moeten moeilijke beslissingen nemen onder extreme omstandigheden. Ze kunnen goed tactisch denken en weten als geen ander hoe belangrijk goede samenwerking is. Onze kennis, mindset, skills en de lessen die we hebben geleerd, kunnen ongelooflijk waardevol zijn voor andere mensen. En andersom kunnen wij ook dingen leren van de burgermaatschappij. In de toekomst hoop ik nog meer mensen – zowel burgers als de ex-militairen zelf – te overtuigen hoeveel waarde er nog zit in veteranen. Die waarde wordt weleens gebagatelliseerd en dat vind ik jammer. Natuurlijk kun je altijd de discussie voeren of het nodig is dat we een leger hebben en op uitzending gaan. Maar voor de mensen die op missie waren, doet die discussie niet ter zake. Je was daar, en je deed het met de beste bedoelingen: voor je land, voor de vrede.”

Verbondenheid

“De titel ‘veteraan’ maakt mij trots. Het is een soort trots die niet valt uit te leggen, maar die elke veteraan meteen begrijpt. In Afghanistan vloog ik soms met 300 kilometer per uur op 10 meter hoogte over de grondtroepen in de woestijn. Mannen die daar al dagen liepen, op weg naar de frontlinie, waar ze oog in oog met de vijand zouden komen te staan. Als zij dan naar ons zwaaiden, voelde ik zo’n intens gevoel van verbondenheid. Je kent elkaars namen niet, maar het pak dat je draagt, maakt dat je weet dat je allemaal in hetzelfde schuitje zit. Je vormt een eenheid, maar tegelijk ook een familie. Dat is een verbintenis die tot diep in de ziel gaat.”