Ontwerp Zonder Titel 2023 01 02t131750.206

Marjolijn had hypochondrie: ‘Elke dag dacht ik dat ik dood zou gaan’

Jarenlang leefde Marjolijn (33) in doodangst. Ze wist zeker dat keelpijn op een verschrikkelijk ziekte wees, uit angst voor kanker durfde ze geen friet te eten en soms zat ze wel drie keer per week bij de huisarts.

Marjolijn: ‘Op een avond zaten mijn vriend en ik thee te drinken. Toen ik een slok hete thee nam, voelde ik pijn in mijn keel en daar schrok ik enorm van. Ik had ergens gelezen dat je door te hete vloeistoffen kanker kon krijgen, dus het zweet brak me uit. Ik kreeg hartkloppingen, kon moeilijk ademhalen en had het afwisselend koud en warm. Ik rende naar boven om in mijn keel te kijken. Ja hoor, daar zat een verdikking. Toen ik mijn vinger erlangs haalde, begon het te bloeden. Daar raakte ik nog meer van in paniek. Mijn vriend kwam naar boven en zei nuchter: ‘Die keel is ook niet gemaakt om er je vinger in te steken. Kijk het even aan.’
Maar dat lukte me niet. Ik ging op internet kijken en jawel, na twee clicks was duidelijk dat het kanker was. Onzin, zei ik tegen mezelf, het is gewoon angst. Maar de dagen erna dacht ik dag en nacht aan die verdikte keel. Steeds voelde ik een brok in mijn keel, elke hap bleef steken in mijn slokdarm.
Toen ben ik naar de huisarts gegaan. Inmiddels kent hij me behoorlijk goed – er was een tijd dat ik drie keer per week langskwam – en hij stuurde me door naar de KNO-arts. Toen ik daar in de wacht­kamer zat, voelde het of mijn laatste uur had geslagen. De arts keek met een camera in mijn keel, legde uit wat er aan de hand was en zei dat het niet abnormaal was. Alle stress viel van me af, en die brok in mijn keel verdween ook meteen. Die opluchting duurde maar een paar dagen, want toen had ik weer een andere klacht waar ik me veel zorgen over maakte.”

Machteloos

“Ik denk dat mijn angsten zijn ontstaan door een genetische aanleg en door heftige gebeurtenissen in mijn jeugd. Twee tantes zijn overleden aan een hersentumor en en mijn oma kreeg ALS. Allemaal hadden ze een vreselijk ziekbed en dat maakte als kind diepe indruk op me.
Ik ben meerdere keren in therapie geweest, maar erg helpen deed dat nooit. Door mijn psychische problemen heb ik twee studies niet afgemaakt. Daarna deed ik een opleiding tot dierenartsassistente en heb ik een paar jaar gewerkt. Maar als ik een heel slechte periode had, lukte dat niet meer.
Mijn vriend had het wel moeilijk met mijn angsten. Hij vond het vooral erg dat hij me niet kon geruststellen. ‘Nee, het is echt geen kanker’, zei hij telkens, maar elke keer ging ik dan toch mijn angst achterna. Dat gaf hem het gevoel dat ik hem niet vertrouwde. Hij stond machteloos, zag me vechten, maar kon me niet helpen. Hij zei een keer dat mijn dwang zijn vrijheid belemmerde – heel heftig om te horen. Toch hebben mijn klachten ons niet uit elkaar gedreven. We hebben altijd goed over alles kunnen praten en zijn hartstikke gek op elkaar. Ik denk dat ’t ook helpt dat ik besef wat er met me aan de hand is, en dat hij weet hoe schuldig ik me daarover voel. Toen ik zwanger raakte, verergerden mijn problemen. Ik was ontzettend bang iets te doen waardoor ik de gezondheid van de baby schaadde. Ik was bang om rood vlees te eten, het kleedje van de kat aan te raken vanwege toxoplasmose, een rauw ei te eten, ziek te worden van een appel die ik niet goed had gewassen. Werken ging niet meer, ik was zo op mijn lichaam aan het letten, dat ik niet meer kon focussen. Het hielp natuurlijk ook niet dat ik op mijn werk vaak met dieren te maken had die ernstig ziek waren. Het huishouden doen lukte me op een gegeven moment ook niet meer.
Toen ben ik weer naar de hulpverlening gestapt. Maar ik schaamde me zo, dat ik de therapeute niet precies durfde te vertellen wat er met me aan de hand was en hoe slecht het werkelijk met me ging. Bovendien was ik bang dat ze me geen geschikte moeder vond en ze mijn kind zouden weghalen als dat was geboren. Ze begreep me ook niet goed: toen ik zei dat ik bang was om ziek te worden van rood vlees, zei ze meelevend dat ze weleens ziek was geworden door een courgette. Vervolgens durfde ik geen courgettes meer te eten.”

Mijn schuld

“Na de geboorte van mijn zoontje werd ik extreem bang dat ik zou doodgaan. Steeds zag ik het beeld voor me van mijn vriend die op een begraafplaats met ons zoontje op zijn arm voor mijn kist stond. Elk bultje, elk hoestje, elk kriebeltje moest ik onderzoeken. Ik durfde niets op zijn beloop te laten, dacht steeds: straks ben ik er te laat bij, en is het mijn schuld dat ik overlijd.
Op een avond zag ik psychiater Menno Oosterhoff op tv vertellen over zijn problemen met dwang en het boek dat hij daarover had geschreven, Vals alarm. Alles wat hij vertelde, herkende ik. De volgende dag kocht ik het boek en ik las het in één adem uit. Dit ging over mij. Ineens besefte ik ook waarom therapie bij mij nooit werkte. Therapeuten focusten altijd op één ding: of mijn hypochondrie, of mijn smetvrees of mijn controledrang, maar alles hing met elkaar samen. Ik moest een veel bredere therapie krijgen.
Met het boek onder mijn arm ging ik naar de psychiater waar ik eerder was geweest en ik vertelde wat er volgens mij met me aan de hand was. ‘Hypochondrie is geen dwangstoornis’, zei hij en ik kon geen therapie voor dwang krijgen. Even later stond ik weer buiten, met een recept voor antidepressiva. Ik was diep teleurgesteld, dacht: hier ga ik aan ten onder. Toen heb ik een lange mail gestuurd naar de schrijver van het boek. Hij heeft een second opinion geregeld, waarna ik eindelijk goede therapie kreeg.”

Leren vertrouwen

“Sinds een jaar of twee gaat het een stuk beter met me. Ik heb geleerd om niet steeds om geruststelling te vragen. Niet meer aan de huisarts, niet meer aan mijn vriend en ik google ook niet meer op ziekteverschijnselen, omdat je toch altijd bij een dodelijke ziekte uitkomt. Geruststelling helpt ook niet, omdat ik altijd denk: ja maar, hebben ze niet iets over het hoofd gezien? Of ik krijg weer andere klacht waarvoor ik gerustgesteld moet worden. In plaats daarvan probeer ik vertrouwen te hebben in mezelf en in mijn lichaam.
Op een gegeven moment vertelde ik de therapeut over mijn doodsangst en toen zei hij: ‘Draai het nou eens om: ben je bereid om te gaan leven en ooit kanker te krijgen? Toen besefte ik dat ik zo bang was voor de dood, dat ik niet kon leven. Nu probeer ik het leven te omarmen. Van de week wilde mijn zoontje graag een frietje. Eigenlijk durf ik dat niet, omdat ik een artikel had gelezen over de relatie tussen kanker en gefrituurd voedsel. Toch ben ik met een blij zoontje naar de snackbar gegaan. Dat is leven, en af en toe een frietje hoort erbij. Ik wil absoluut niet dat mijn zoontje de wereld zoals ik gaat zien: als een onveilige en gevaarlijke plek.
Naast de therapie heb ik ook veel gehad aan lotgenotencontact. Ik schaamde me enorm voor mijn klachten en was ook vaak kwaad op mezelf. Was ik weer een baan kwijtgeraakt door mijn hypochondrie en dwangklachten. Had ik weer bij de huis­artsenpost gezeten omdat ik een bultje had gevoeld. Dan zei ik boos tegen mezelf: ‘Weet je wat jij nodig hebt: een schop onder je kont!’
In de lotgenotengroep hoorde ik anderen vertellen hoe het was om 24/7 doodsangst te hebben. Ik zag dat de impact op hun leven enorm was en dacht geen moment: wat ben jij een aansteller. Daardoor ging ik milder naar mezelf kijken en kon ik over mijn schaamte heen stappen. Ik leerde om mijn eigen verhaal te delen en daardoor kon ik ook beter met de therapeut praten.”

Waardevol

“Zonder de therapie en het lotgenoten­contact was ik niet waar ik nu ben. Als ik kijk naar de invloed die de klachten nog steeds op mijn leven hebben, dan hebben ze nog steeds flinke impact, maar het is nu wel leefbaar. Het zou fijn zijn als mijn klachten verminderen, maar als het zo blijft, is het ook goed. Met de klachten die ik nu nog heb, kan ik gelukkig zijn. Ik heb al vijftien jaar een goede relatie, een zoontje van wie ik zielsveel hou en lieve mensen om me heen. Ik ben nog steeds angstig, maar ik vermijd bijna niets meer. Nu stap ik erop af met de angst onder mijn arm, in plaats van dat ik me erdoor laat beheersen.
Dat ik geen betaalde baan heb, vind ik erg jammer. Maar wat ik nu doe, vind ik heel waardevol: ik werk als vrijwilliger voor de Angst, Dwang en Fobie stichting. Ik begeleid lotgenoten en geef bijvoorbeeld aan doktersassistenten voorlichting over hypochondrie. Ook schrijf ik een boek over mijn ervaringen. Het komt volgend jaar uit en heet Schuldig. Ik wil laten zien dat een psychische aandoening serieus moet worden genomen: het is geen gezeur en het gaat niet over door jezelf eens flink aan te pakken. Mijn missie is dat anderen veel eerder worden geholpen. Ik heb er 21 jaar over gedaan voordat ik de juiste diagnose kreeg, en dat gun ik niemand.”

Foto: Mariel Kolmschot
Visagie: Tirzah Waasdorp

Meer Vriendin? Volg ons op Facebook en Instagram. Je kunt je ook aanmelden voor onze wekelijkse Vriendin nieuwsbrief.