vrouw

Suze: ‘Mijn zus vertikt het om voor onze moeder te zorgen’

Suze (38) heeft het altijd druk, met haar gezin en baan én als mantelzorger voor haar moeder. Ze zou graag willen dat haar zus Joyce (40), single en zonder kinderen, óók eens iets zou doen voor hun moeder. Maar dat weigert ze. 

Suze: “Dankzij de coronacrisis heeft mijn zus een goed excuus. Tegen iedereen die het maar wil horen zegt Joyce dat ze nu echt niet naar onze moeder gaat, om haar te beschermen. Ze zou immers niet willen dat ze nog zieker wordt of erger. Maar dat ze ook geen boodschappen voor haar haalt of haar ergens anders mee helpt, zoals ik nu wel doe, en dat ze ook ver vóór de lockdown al amper naar onze moeder omkeek, laat ze bewust achterwege.

Mijn zus vindt het wel makkelijk dat ik mantelzorg. Ze heeft het veel te druk met zichzelf. Ook al is haar leven een stuk minder hectisch dan dat van mij, ze heeft zogenaamd geen tijd om te kunnen helpen. Zelfs als ik vraag of ze een keer medicijnen voor ma wil halen of wat flessen sap, zodat ik die niet op de fiets hoef mee te zeulen, komt dat nooit uit. Blijkbaar vindt ze een keer per week bellen al een hele opgave.”

Hoop op hulp 

“Zo’n tien jaar geleden ontwikkelde mijn moeder de ziekte Parkinson. Het begon met trillende handen, steeds zachter praten en stijfheid in haar knieën, totdat ze zich nog amper kon voortbewegen en alleen met een rollator de kamer door kon schuifelen. Toen onze vader nog leefde, kwam ik al bijna elke dag langs, maar was ze stukken minder hulpbehoevend. Tenminste, ze leunde vooral op hem. Maar toen papa vijf jaar geleden overleed, kwamen veel van zijn taken op mijn schouders neer.

Gelukkig woonde ze toen al in een aanleunwoning bij een verpleegtehuis waar ze maaltijden kon gebruiken en waar ook thuishulp aan verbonden is. Die kwamen haar wassen, steunkousen aantrekken en bij haar schoonmaken. Maar er bleven genoeg taken over, zoals boodschappen doen en kleding wassen. Bijna automatisch heb ik die op me genomen. Eigenlijk in de hoop dat Joyce me zou ondersteunen. Of op zijn minst af en toe helpen. Maar het is al jaren stil van haar kant.”

Gewoon een patiëntje erbij

“Vooral een paar jaar geleden – onze twee kinderen waren nog klein – had ik het met man, kids, huishouden én baan best pittig. Het zou al verschrikkelijk fijn zijn geweest als Joyce in het weekend een keer ’s morgens bij ma op de koffie zou gaan, zodat ik dan ook een ochtend met mijn gezin had. Maar nee, op zaterdag moest ze altijd haar eigen huis poetsen en op zondag wilde ze uitslapen. Zij werkt immers fulltime, dus had écht geen tijd om dan naar ma te gaan.

Waarbij ze voor het gemak even vergat dat ik na een drukke werkdag ook nog op mijn fiets bij ma aanwipte om even wat vuile was op te halen of een tube handcrème te brengen, omdat ze daar om had gevraagd. Terwijl ik daarna dus naar de supermarkt sjeesde voor boodschappen, mijn kinderen van de opvang haalde, thuis ma’s was in de machine stopte om dan voor het eten te zorgen. En Joyce als vrijgezelle dame voor niemand hoefde te koken en negen van de tien keer buiten de deur at of iets afhaalde. Bovendien zei ze altijd lachend dat het bekommeren om onze moeder voor mij niet ingrijpend was; ik werk immers al in de ouderenzorg. Een patiëntje meer of minder kon ik er vast wel bij hebben.”

Gul, maar egoïstisch

“Begrijp me goed, mijn zus is echt geen naar mens. Ze is niet expres onaardig of bewust gemeen. Joyce kan ook lief en gul zijn. Ze heeft voor mijn kinderen een spaarrekening geopend waar ze elke maand vijftig euro op zet, zodat ze later kunnen studeren. En als het gaat om bijvoorbeeld geld voor gezamenlijke cadeaus is zij de eerste die haar portemonnee trekt. Het is haar nooit te gek. Liever 100 ml parfum voor Moederdag dan 50 ml. Alleen, ze komt meestal zelf niet het cadeau geven. Dat laat ze mij doen, uit onzer beider naam. Of ze brengt een bliksembezoek van een half uurtje. Ze heeft het voortdurend druk, is moe of heeft ‘al andere plannen gemaakt’. 

Dat is nooit anders geweest en ze is er altijd mee weggekomen. Mijn hele leven vergoelijkten mijn ouders het gedrag van mijn zus. Waar ik het niet in mijn hoofd moest halen om niet met Pasen of Vaderdag te komen opdraven of op hun trouwdag met de kinderen een gebakje te komen eten, was het prima als Joyce alleen een bos bloemen stuurde. Dat werd uitgebreid bejubeld. Wat een prachtige bos had Joyce toch gestuurd! Wist ik wel hoe duur het was om zo’n boeket te laten bezorgen?

Als ik voorzichtig opperde dat het wel zo gezellig was geweest als ze hem zelf even was komen brengen, wuifden mijn ouders dat weg. ‘Nee joh, Joyce woont zo ver weg.’ Ze vergaten dat Joyce weliswaar dertig kilometer verderop woont, maar dat het met de auto slechts een kwartiertje is. Ik ben altijd in hetzelfde dorp als mijn ouders blijven wonen, alleen heb ik geen auto. Op de fiets doe ik er bijna net zo lang over als Joyce in haar cabrio.

Of ze gooiden het op haar drukke baan. Joyce werkte zo hard, ze had recht op rust. Zelfs al had Joyce twee weken vakantie, dan vonden mijn ouders het doodnormaal dat Joyce liever een dag naar het strand ging dan aanschoof voor een familieverjaardag. Toen mijn zoon Bas acht werd, stuurde ze ballonnen en kreeg hij een Xbox, maar zelf kwam ze niet. Ze was varen met vrienden.”

Gewend om te zorgen

“Mijn ouders kregen geen kwaad woord over haar over hun lippen. Ze waren sowieso supertrots op Joyce. Ze had als eerste in de familie een hbo-opleiding afgerond en had een goede baan bij een advocatenkantoor. Zo’n job kwam met verantwoordelijkheden en stopte niet om vijf uur. Daarmee werd haar egoïsme goed gepraat en bleef Joyce gevrijwaard van alle andere sociale verplichtingen. Die kon ik dan mooi doen. Zelf werk ik al jaren als voedingsdeskundige in de gezondheidszorg, ik ben dus gewend om te zorgen. Maar dat ik ook weleens iets anders wil dan klaarstaan voor anderen én thuis voor de kinderen, met een man die veel weg is als internationaal chauffeur én op mijn werk, drong niet tot hen door.

Daarnaast wilde ik het ook niet te moeilijk maken. Ik ben dol op mijn ouders en heb altijd een goede, hechte en warme band met hen gehad. Ik vond het vreselijk dat mijn vader vijf jaar geleden kanker kreeg en na een kort ziekbed overleed. Ik mis hem nog steeds en ben dolblij dat ik mijn moeder nog heb. Hoe uitgeblust ik af en toe ook ben, ik ga graag bij haar langs. Of mijn man en ik halen haar op, zodat ze met mooi weer bij ons in de tuin kan komen. Dan kan ze op afstand met iedereen kletsen en drinken we toch nog gezellig koffie met elkaar.”

Geheugenverlies

“Het erge is dat mijn moeder ook begint te dementeren. We waren er al een beetje op voorbereid door de artsen, de kans was groot dat ze geheugenverlies zou ontwikkelen door de Parkinson. De laatste jaren kon ze zich steeds minder goed concentreren en leek het wel alsof er een soort kortsluiting in haar hoofd was tussen praten en denken. Dan vroeg je haar iets en duurde het gewoon vijf minuten voordat ze doorhad wat je had gevraagd en welk antwoord daarbij hoorde. Ook vergat ze langzamerhand steeds meer. Eerst simpele dingen als de verjaardagen van mijn kinderen, toen welke dag het überhaupt was en inmiddels moet je haar echt actief helpen herinneren dat ze oma is.

Als ik bij haar ben en vertel dat mijn dochter Floor een medaille heeft gehaald met atletiek, vraagt ze: ‘Wie is Floor?’ Als ik dan zeg dat het mijn dochter is, haar kleindochter, zie je haar diep nadenken. Gelukkig komt het dan wel weer terug en is er een kleine opleving: ‘O ja, natuurlijk. Wat leuk voor Floortje.’ Om vervolgens tien minuten later weer te vragen wie nou toch Floor en Bas zijn, over wie ik steeds praat…

Tot nu toe herkent ze ons allemaal nog wel. In de tijd van de absolute quarantaine ben ik regelmatig bij haar langsgegaan, met mondkapje op en beschermingsmiddelen van mijn werk. Dan nam ik fotoboeken mee van mijn kinderen en mij en mijn zus en ging die samen met haar bekijken. Op die manier hield ik de herinneringen levend en liet ik haar ook vertellen wie bepaalde mensen waren.  Dat vond ze leuk.”

Boos en ongeduldig

“Maar ik merk wel dat het nu steeds moeizamer gaat. Soms ziet ze mij en weet ze dat ik familie van haar ben, maar worstelt ze met welke vorm. Ben ik haar moeder? Haar zus? Dochter of kleindochter? Het helpt om dan rustig met haar te praten en uit te leggen dat ik Suze ben, haar jongste dochter. Het scheelt dat ik gewend ben om met ouderen om te gaan. Ik heb het geduld ervoor. Mijn zus niet. Die vindt het ook vreselijk dat ma zo is, maar zij kan er niet goed mee omgaan.

Dan belt ze ma en mij daarna, om bijna in tranen te zeggen dat ze zo geschrokken is van hoe onze moeder op haar reageerde. Dat ma niet meer weet waar ze werkt of ineens vroeg naar Harm, haar ex-vriend, de man bij wie ze al vijf jaar weg is. Joyce wordt dan zo boos en ongeduldig, dat ze onze moeder afsnauwt: ‘Dat weet je toch wel.’ Daarna belt ze mij om te klagen.”

Spijt

“Ik probeer Joyce erop te wijzen dat ze rustig moet blijven en ma moet uitleggen hoe het verhaal wel in elkaar steekt. En ik vertel haar dat ze gewoon bij mij moet langskomen, als mama er is. Straks, als ze er niet meer is, krijgt ze vast spijt. Ondanks corona kan ze wel gewoon langskomen als ma er is. Ze kan dan in de tuin zitten op anderhalve meter afstand. Maar Joyce vertikt dat. Het lijkt wel alsof ze steeds minder contact zoekt. Voorheen belde ze een keer per week. Nu wordt dat minder. ‘Ma vergeet toch wanneer ik bel’, zei ze laatst spottend. Maar al doet ze het maar om mij te ondersteunen. Dat zou al fijn zijn, dat ik voel dat ik er niet alleen voor sta. Haar met mijn frustratie confronteren of boos op haar worden, zal ik nooit doen. Dat zit niet in me. Maar het doet wel pijn me te realiseren dat mijn zus mijn moeder én mij zo laat vallen.”

Lees ook: Maud voerde actie om mensen met een geliefde in het buitenland te herenigen

Meer persoonlijke verhalen lezen? Neem nu een digitaal abonnement op Vriendin.