
Marjanke en Jorg hebben een drieling van 19 én nog een dochter van 11
8 augustus 2025
Drie negentienjarigen in huis. Drie pubers die tegelijk volwassen worden, tegelijk hun rijbewijs willen halen, tegelijk studiekosten maken en tegelijk hun eigen weg zoeken in de wereld. Het is soms weleens aanpoten voor Marjanke (46) en Jorg (49), maar bovenal is het ook gewoon heel gezellig.
Marjanke: “Wat ik mooi vind om te zien, is dat het drie heel verschillende kinderen zijn, en dat ze toch een hechte vriendengroep hebben waar ze allemaal deel van uitmaken. Ze gaan samen op vakantie, bezoeken samen festivals en gaan samen uit. Daarin hebben ze dus ook veel aan elkaar. Die vrienden komen ook vaak bij ons thuis.”
Ze zeggen weleens: kleine kinderen, kleine zorgen; grote kinderen, grote zorgen, zegt Jorg. “En dat is ook zo. Ze hebben andere prioriteiten dan school, krijgen vriendjes en vriendinnetjes, soms gaat het dan uit, en eentje heeft gezegd dat-ie van school af wil. Alle zorgen hebben wij keer drie.” Ze zitten nu alle drie op het MBO, vertelt Marjanke. “En dat kost handenvol geld. Ik bedoel: ze krijgen wel studiefinanciering, maar dat is niet toereikend. Gelukkig hebben we daar vanaf het begin voor gespaard, samen met de opa’s en oma’s. Daar kunnen ze nu hun rijbewijs van halen, een laptop van aanschaffen en uitstapjes betalen die ze voor school moeten maken. Maar we zullen blij zijn als ze straks allemaal een baan hebben.” Jorg: “Anderen staan er niet altijd bij stil dat het duur is als je kinderen alle drie tegelijk rijlessen hebben. Je moet dat goed budgetteren.” Marjanke: “Dat bedenk je niet als je die echo met drie hartjes ziet. Mijn ouders gelukkig wel, zij hebben destijds die spaarrekening voor de kinderen geopend. Nu zijn we daar erg blij mee. Want van alleen de studiefinanciering redden ze het niet.”
Drie hartjes
Die realiteit was op de echo negentien jaar geleden nog ver weg. Toch werd op dat moment al veel duidelijk. “Op de eerste echo was meteen al te zien dat het er drie waren,” vertelt Marjanke. “Dat was met negen weken. De echoscopist zei: ‘Kijk, hier is het hartje… O, daar is nog een hartje te zien!’ Ik dacht: wat leuk, we krijgen een tweeling. Tot ze zei dat ze nóg een hartje zag. We waren redelijk in shock. Jorg bleef maar checken op die echo of ze het wel echt goed had gezien.” Marjanke hoopte vooral dat de echoscopist nu zou stoppen met tellen, ze vond drie wel genoeg. De echoscopist was zelf ook een beetje van haar à propos. “Een drieling is natuurlijk niet zo gebruikelijk, en ook niet heel wenselijk, dus zij stelde meteen reductie voor – wat betekent dat een of meer embryo’s zouden worden weggehaald. Jorg en ik waren in de war: moesten we nou blij zijn of niet?”
Een week later hadden Jorg en Marjanke een gesprek bij de gynaecoloog. Die zei dat het er allemaal goed uitzag. Het was een drie-eiige drieling, dus ze hadden allemaal een eigen placenta en vruchtzak. Dat vergrootte de kans op gezonde kinderen. Marjanke: “Ik was jong en gezond, en had genoeg ruimte voor een drieling, zei hij. Natuurlijk brengt een drieling risico’s met zich mee, maar het kón allemaal wél. Jorg en ik dachten: dan gaan we er ook voor.”
Dat het überhaupt zo ver gekomen was, vonden ze al bijzonder. Jorg: “We zaten al in het ziekenhuistraject,” zegt Jorg, “omdat Marjanke het PCO-syndroom had en we daardoor moeilijk kinderen konden krijgen.” Marjanke: “Dat is kort voor het poli-cyste-ovarium-syndroom: dan heb je wel eicellen, maar die ‘springen’ niet. Daarvoor had ik in de drie maanden daarvoor medicatie gekregen. Af en toe hadden de artsen wel een paar mooie eicellen gezien, maar het hield niet over.” Toch hoopte Marjanke stiekem op een tweeling. “En ach, nu het een drieling bleek te zijn, kon die derde er ook nog wel bij, dachten we.” De kinderen kwamen uiteindelijk met 33 weken, via een keizersnede. Ze hadden verschillende geboortegewichten en mochten niet tegelijk naar huis. “Die eerste periode vond ik intensief”, zegt Marjanke. “Vanwege die keizersnee was ik afhankelijk van anderen om mij heen om me te helpen. Door de verschillen in geboortegewicht, moesten we steeds op en neer naar het ziekenhuis met een of twee baby’s. Omdat ze een laag geboortegewicht hadden, moesten ze elke drie uur gevoed worden en dat ging ook ’s nachts door. Dat was heftig. Bovendien kom je, als je alleen bent, met drie kinderen altijd net een hand tekort. Als ik ze naar beneden wilde brengen, dan moest ik een paar keer op en neer. De eerste zes weken gaf ik borstvoeding, daarna ben ik ermee gestopt. Ze vraten me op, ik kreeg het er niet bij gegeten. Toen ze konden kruipen en daarna lopen, werd het iets makkelijker.”
Fijn netwerk
Ondanks de intensieve periode, hebben ze het gered. Met veel hulp, benadrukt Jorg. “Onze vriendengroep zat in die tijd ook in de kleine kinderen, die hebben veel geholpen. En we hadden ook veel steun van mijn vader en moeder.” Marjanke: “In de beginperiode hadden we chronisch slaaptekort. Zijn ouders boden aan dat we eens per week de drieling bij hen konden brengen, zodat wij een nacht gewoon konden slapen. Ik dacht: dat kunnen we ze niet aandoen. Maar Jorg zei dat we dat toch gingen doen – waar ik achteraf heel blij mee was. Het hield onze relatie ook goed. Een keer per week konden we rustig samen eten en praten, dat soort dingen is belangrijk. Met kleine kinderen word je sowieso opgeslokt, maar als dat keer drie is, heb je zoiets extra nodig.” Jorg: “Op vakantie gingen we altijd met de familie, dan sjouwde iedereen met de kinderen. Ik zit zelf bij de carnavalsvereniging, dan nam ik de kinderen gewoon mee. Anderen gaven ze dan een flesje.” Marjanke: “We hadden een fijn netwerk van familie en vrienden om ons heen. En het heeft makkelijke kinderen van ze gemaakt. Het eerste jaar heb ik verlof gehad van mijn werk. Pas daarna ben ik weer gaan werken. Ik sta als juf voor de klas in het basisonderwijs.”
Iedereen in het dorp kent het bijzondere gezin van Jorg en Marjanke. Dat was ook zo toen de kinderen klein waren, vertelt Marjanke. “We waren hier echt een bezienswaardigheid. Ik zette in het begin nog weleens een zonnebril op, zodat ik niet met iedereen een praatje hoefde te maken.” Jorg: “We zijn actief in het verenigingsleven en de voetbal, dus we kennen veel mensen. Als iedereen dan vraagt hoe het gaat, kun je best lang onderweg zijn. Maar ook als we naar de grote stad gingen, trokken we de aandacht met een dubbele kinderwagen met één kind er bovenop. Dat is echt een gevaarte.” Marjanke: “Het is natuurlijk logisch dat iedereen in het dorp wilde weten hoe het ging. Al hadden we er niet altijd de tijd voor en zin in om iedereen te woord te staan. Maar die betrokkenheid voelde wél fijn.” Drie kinderen betekent alles maal drie aanschaffen: flesjes, slabbetjes, kinderstoelen. Zelfs de auto moest worden aangepast. Jorg: “Het dorp hield rekening met ons. Tijdens de Wielervierdaagse is toen een bingo georganiseerd waarbij maxi-cosi’s konden worden gewonnen. De winnaars doneerden die aan ons. Het was allemaal vooropgezet, maar dat wisten wij niet. We vonden het superleuk. Dan is een dorp ook echt een dorp.”
Spontaan zwanger
Jarenlang hadden Jorg en Marjanke hun handen vol aan de drieling. Toch kwam er nog een vierde. Marjanke: “Na de drieling hadden we een grote wens voor nog een kindje. Het heeft even geduurd voordat we dat durfden, omdat de kans groot was dat er met medicatie weer meerdere eicellen tegelijk zouden springen. Maar toen de drieling zeven jaar oud was, waren we er klaar voor. Deze keer vond ik de medicatie zo zwaar en ik kreeg zoveel last van stemmingswisselingen, dat ik ermee ben gestopt.” Twee maanden later raakte Marjanke spontaan zwanger van dochter Leentje (nu 11). De echoscopist keek extra goed of het er maar eentje was. En dat was zo, tot Jorgs opluchting. Zelf had Marjanke het wel leuk gevonden als het er twee waren. Maar daar dacht Jorg anders over, voor hem was één oké. Jorg: “De eerste keer hadden we er drie tegelijk, en moesten we bij alles onze aandacht verdelen.” Marjanke: “Dan gaf je de ene een flesje, en lagen er twee te huilen die ook wilden drinken.” Jorg: “Nadat Leentje was geboren, merkten we hoe fijn het was om één kind tegelijk te hebben.” Marjanke: “Van de drieling genoot ik ook, maar bij Leentje konden we echt de tijd nemen om van haar te genieten. We vonden het ook mooi om te zien hoe blij en trots de drie andere kinderen waren toen Leentje was geboren. Dat gun je ieder kind, om een keer grote broer of zus te worden. Dat Leentje kwam, was enorm verbindend. Tegen de kraamhulp had ik gezegd dat ik het fijn vond als de andere kinderen betrokken zouden zijn bij alles. Ze mochten helpen, als ze dat wilden. Dat werkte goed. Leentje had echt twee vadertjes en een moedertje extra.”
Marjanke en Jorg schatten in dat hun kinderen nog wel even thuis blijven wonen, gezien het woningtekort. Marjanke: “Dus we kunnen voorlopig nog genieten van al die kids thuis. Ruzie hebben ze bijna nooit. Het is altijd supergezellig bij ons.” Jorg: “We hebben een behoorlijke achtertuin. Laatst waren ze jarig en hadden ze hun vrienden uitgenodigd. Ik vroeg hoeveel vrienden ze verwachtten. “Een man of twintig”, was het antwoord. Het werden er uiteindelijk zestig, en onze familie en vrienden waren er ook. Je wilt niet weten hoeveel hamburgers, bier en wijn er doorheen zijn gegaan. Het leek wel een festival. Maar het was een keigezellige dag.”
De kinderen
Fons: “Ik vind het fijn om een drieling te zijn. Vooral als je jonger bent: je bent nooit alleen en altijd met z’n drieën, dat is gezellig. Ik vind het ook leuk dat we een jonger zusje hebben. Dat maakt het nog gezelliger. Onze band onderling is ook goed, dat is kei fijn.”
Mijntje: “Dat we vroeger zo’n bezienswaardigheid waren, daar kreeg ik als kind nooit veel van mee. Nu vind ik het leuk om te zeggen dat ik een drieling ben als ik nieuwe mensen ontmoet. Ik vind het ook echt leuk om een drieling te zijn: we doen veel samen. Minder fijn vond ik het als we voor onze verjaardag weleens een gezamenlijk cadeau kregen. Ik vond het geweldig toen we hoorden dat we nog een broertje of zusje zouden krijgen, en ik was al helemaal blij dat het een meisje bleek te zijn. Ik was altijd een van de jongens. Nu was ik niet meer het enige meisje.”
Guus: “Ik vind het helemaal niet erg om een drieling te zijn. Het voordeel is dat het leuk is om samen met mijn broer en zus op stap te gaan. Samen gezellige dingen doen en herinneringen maken. Daar kan ik erg van genieten.”
Leentje: “Ik vind het leuk dat ze een drieling zijn, dat is bijzonderder dan een tweeling. Soms vind ik het weleens jammer dat zij ouder zijn en wat meer mogen dan ik. Maar we doen veel dingen samen en hebben een goede band met elkaar. Dat vind ik fijn.”
Foto: Amaury Miller
Visagie: Lisette Verhoofstad
Meer Vriendin? Volg ons op Facebook en Instagram. Je kunt je ook aanmelden voor onze wekelijkse Vriendin nieuwsbrief.
Uit andere media