Vrouw (5)

8 lezeressen over hun bijgeloof: ‘Mijn linkerschoen moet altijd als eerste aan’

Van gelukssokken aantrekken tot na middernacht achterstevoren je huis binnengaan. Acht lezeressen over hun bijgeloof. ‘Je moet de goden niet verzoeken.’

‘Ons huwelijk was niet bestand tegen tweemaal 13 in de datum’

Olive (36): “Dertien staat bij bijna iedereen bekend als het ongeluksgetal, maar ik beschouwde het sinds mijn tienertijd als mijn geluksgetal. Ik denk omdat ik het leuk vond om tegen de stroom in te gaan en net een andere mening te hebben dan anderen. Dat het mijn geluksgetal was, werd bevestigd toen ik Michel leerde kennen op vrijdag 13 februari 2009. Toen we gingen samenwonen vonden we een heel leuk huisje op nummer… 13. Dus toen we gingen trouwen, leek het ons passend om te trouwen op vrijdag 13 september 2013.
Een mooiere datum was er volgens ons niet. Natuurlijk maakte iedereen er grappen over, dat er dan wel veel mis zou gaan op de bruiloft of erger, dat ons huwelijk geen stand zou houden. Over de huwelijksdag hadden ze het mis. Het was echt een prachtige dag en alles verliep op rolletjes. Maar ons huwelijk was toch niet bestand tegen twee keer 13 in de datum.
Op de ochtend van vrijdag 13 mei 2016 vertelde Michel dat hij wilde scheiden. Op dezelfde dag werd onze hond aangereden en overleed. Tot overmaak van ramp bleek ’s avonds dat Michel een affaire had met mijn beste vriendin en dat dat de reden was van de scheiding. Op één dag verloor ik mijn huwelijk, mijn hond en mijn beste vriendin. Sindsdien is vrijdag de dertiende ook mijn ongeluksdag.”

‘Mijn linkerschoen moet altijd als eerste aan‘

Elles (39): “In het dagelijks leven laat ik me niet belemmeren door bijgeloof. Ik loop gewoon onder een ladder door en ben niet bang voor zwarte katten. Met sporten, ik loop marathons, heb ik wél allemaal kleine dingetjes die ik moet doen omdat ik geloof dat ik anders ongeluk heb. Het begint al bij mijn sokken. Ik moet met de wedstrijd de sokken aan waarin mijn training het beste ging.
Tijdens de voorbereiding let ik dus echt op hoe mijn sokken voelen en geef ik ze in gedachten een cijfer. De dag voor de marathon was ik al mijn sokken, ook als ze schoon zijn. De sokken die het hoogste cijfer hebben gekregen, draag ik tijdens de wedstrijd. Ook trek ik voor het hardlopen altijd eerst mijn linkerschoen aan, maar daarna moet ik van mezelf eerst de veter van de rechterschoen strikken.
Verder eet ik op de ochtend van de marathon altijd een bruine banaan. Naar mijn idee loop ik daar lekker op. Tot slot moet ik altijd nog een laatste keer, vlak voor de start, naar het toilet. Zelfs als ik niet hoef, moet ik van mezelf toch even gaan. Als ik dit allemaal niet doe, ben ik onrustig en zet ik een slechte tijd neer.”

‘Vlak voor mijn jawoord landde er een lieveheersbeestje op mijn bruidsboeket’

Deidre (52): “Al jong leerde ik van mijn vader dat lieveheersbeestjes geluk brengen. Hij geloofde daar zelf ook in en wees me altijd op de rood-zwarte beestjes als hij er een zag. Samen telden we de stippen om te zien hoe oud hij was. Helaas overleed mijn vader toen ik veertien was aan kanker.
Pas een jaar na zijn overlijden kon ik de moed opbrengen om naar zijn graf te gaan. Ik zag er erg tegenop. Door mijn tranen keek ik naar zijn steen met de inscriptie. Tot mijn verbazing en blijdschap liep er een lieveheersbeestje op de steen vlak bij zijn foto en voelde ik een warm geluksgevoel door me heen stromen. Ik zag het als teken van mijn vader om te laten weten dat hij er voor me was.
Sindsdien verschijnt er op de meest onverwachte momenten een lieveheersbeestje. Zo ook op mijn trouwdag, vlak voordat ik het jawoord gaf. Ineens landde er een lieveheersbeestje op mijn bruidsboeket. En er zat er een op de voordeurbel toen mijn moeder langskwam om voor het eerst naar haar kleinkind te komen kijken.”

‘Na middennacht moet je achterstevoren naar binnen’

Rhonda (27): “In Suriname hebben we veel handelingen die voortkomen uit bijgeloof. Zet je tas nooit op de grond, zeker niet als er geld in zit, dan wordt je arm, bijvoorbeeld. Of fluit nooit als de zon onder is, want dan roep je de geesten op. Kom je na middennacht thuis? Loop dan achterstevoren je huis binnen, dus met je gezicht gericht naar buiten. Zo kun je zien dat er geen geest met je mee naar binnen glipt.
Toen ik tiener was en ging stappen, vroeg mijn moeder bij thuiskomst altijd of ik wel achterstevoren was binnengekomen. Om haar een plezier te doen, deed ik wat er van me verwacht werd. Maar toen ik eenmaal het huis uit was en op mezelf woonde, liet ik het los. Na de eerste nacht stappen liep ik dus gewoon naar binnen. Maar wat heb ik een slechte nacht gehad! Ik lag maar te woelen en droomde onrustig over geesten die me lastigvielen en achtervolgden.
Een volgende keer schrok ik wakker omdat er een glas van het aanrecht viel. De rest van die nacht deed ik geen oog meer dicht omdat ik het gevoel had dat er iemand binnen was. Dus bijgeloof of niet: ik loop na twaalf uur ’s nachts weer braaf achterstevoren naar binnen en slaap daarna weer rustig.”

‘Ik had de boot geen nieuwe naam moeten geven’

Marit (32): “Ik ben al zeilend opgegroeid en kon bij wijze van spreken eerder varen dan lopen. Als er een nieuwe, grotere boot kwam, hadden mijn ouders altijd discussie. Mijn moeder wilde de boot hernoemen, mijn vader zei dat dat ongeluk bracht. Mijn vader won. Ook mijn bootjes mocht ik geen nieuwe naam geven, waardoor ik altijd met suffe namen opgescheept zat. Panda, Dobber, Dolfijn: ik vond het maar kinderachtig. Ik nam me voor mijn eerste zelf gekochte boot wel een nieuwe naam te geven. Titanic vond ik wel grappig.
En zo werd de Flying Dutchman omgedoopt tot Titanic 2.0. Met het dopen ging het al fout. De fles wilde niet breken. Ik zag dat niet als onheil, er zijn veel filmpjes met flessen die niet willen stukslaan, dus ontkurkte ik de fles en spoot de drank over de boot. Maar tijdens de eerste tocht waren de goden me niet goed gezind. Het weer sloeg om en ik maakte een onhandige manoeuvre. De giek sloeg tegen mijn mond en hierdoor brak de helft van mijn voortand diagonaal af. Ik kon linea recta terug naar de haven om een tandarts te bezoeken. Mijn vader zei meteen dat ik het onheil over mezelf had afgeroepen, maar ik hield het bij toeval.
Pas toen er tijdens de zeilvakantie erna een zeil scheurde, begon ik te geloven dat hij weleens gelijk kon hebben. Ik had de boot niet moeten hernoemen. Eigenlijk was er altijd wel wat: de lier – een hulpstuk voor het aantrekken van de zeilen – viel overboord en de helmstok – het stuur – brak af. Na een half jaar heb ik de boot verkocht. Ik had niet het vertrouwen dat het nog goed zou komen; de vibe was slecht. De zomer erop kocht ik een andere boot en veranderde de naam niet.”

‘Ik heb altijd een rozenkwarts bij me, die maakt me rustig’

Marloes (57): “Een paar jaar geleden zat ik in een creatieve dip. Ik had een grote opdracht om een familieportret te schilderen, maar het lukte me maar niet de emotie te pakken. Ik zat maar tegen de deadline aan te hikken. I
k vertelde het aan een vriendin die diezelfde middag nog op de stoep stond met een cadeautje. Een hart van rozenkwarts: die staat voor het bevorderen van creativiteit en hij brengt je gevoelsleven op orde. Op mij werkte de steen heel rustgevend. Door de zachte vorm wilde ik hem steeds maar vasthouden en strelen. Echt prettig!
En het werkte: het schilderij werd prachtig en was op tijd af. Sindsdien ben ik me gaan verdiepen in de werking van edelstenen en heb ik nu stenen die ik bij me draag als ik het nodig heb. De rozenkwarts blijft favoriet. Die heb ik eigenlijk altijd wel in mijn zak zitten of naast mijn bed liggen. Als ik een dipje heb, houd ik hem vast, streel ik hem en word ik rustig. De oplossing lijkt dan altijd als vanzelf te komen.”

‘Laat mij maar lekker geloven dat mijn moeder die zonnestraal naar me stuurt’

Mariska (50): “Minstens eens per maand bezoek ik het graf van mijn moeder. Ik geef de plantjes op haar graf water, hark wat afgevallen blaadjes weg, zet nieuwe plantjes neer en steek een nieuwe kaars aan in de kandelaar die naast haar grafsteen staat.
Terwijl ik zo druk bezig ben, zijn mijn gedachten bij haar. Dan denk ik terug aan hoe ze als moeder was, en als oma voor mijn kinderen. En ik probeer me voor te stellen hoe het zou zijn geweest als ze nu nog had geleefd. En of het nou zomer, herfst, winter of voorjaar is, altijd breekt tijdens mijn bezoekje aan haar graf de zon even door.
Soms gaat het maar om een enkele zonnestraal, maar de zon laat zich altijd even zien. Toeval? Waarschijnlijk. Maar laat mij nou maar lekker geloven dat het mijn moeder hier de hand in heeft, dat ze mij ergens vanaf boven met die zonnestraal even wil verwarmen. Die gedachte is namelijk zo troostrijk!”

‘Je moet de goden niet verzoeken, dus klop ik het af’

Chantal (46) “Al zo lang ik me kan herinneren klop ik dingen af. Ik denk dat het een familiedingetje is, want mijn moeder doet het ook en háár moeder ook. Zodra je iets zegt waarvan je niet hoopt dat het uitkomt, klop je het af. Ik geloof niet direct dat het wel gebeurt als ik het niet doe, maar het idee dat dat wel zou kúnnen, maakt dat ik het toch perse wil afkloppen. Het voelt onheilspellend als ik het niet doe.
Het heeft ook te maken met de uitdrukking dat je de goden niet moet verzoeken. Ik geloof niet dat je door iets hardop uit te spreken de goden letterlijk wakker schudt, maar ik geloof wel dat het dan als een soort negatieve energie in de lucht hangt waardoor er toch nare dingen kunnen gebeuren. Dat kun je ongedaan maken door afkloppen.
Officieel moet dat op onbehandeld hout, maar omdat je dat nu eenmaal niet altijd bij de hand hebt, heb ik mijn eigen regel gemaakt waar ik net zo heilig in geloof. Je mag ook afkloppen op drie verschillende materialen: bijvoorbeeld je hoofd, een metalen kandelaar en de bank. Zolang het maar drie verschillende materialen zijn.”