Jandino Asporaat: ‘Ik ben een van de saaiste mensen die ik ken’

Zijn aanstekelijke lach is uit duizenden herkenbaar. Waar Jandino is, is lol. Maar hij is niet altijd druk en hyper, hij heeft ook een andere kant. Een kant die gevormd is door zijn heftige jeugd. “Het is goed om erover te vertellen. Al blijft het pijnlijk.”

Zijn aanstekelijke lach is uit duizenden herkenbaar. Waar Jandino is, is lol. Maar hij is niet altijd druk en hyper, hij heeft ook een andere kant. Een kant die gevormd is door zijn heftige jeugd. “Het is goed om erover te vertellen. Al blijft het pijnlijk.”

Iedereen die Jandino Asporaat van televisie kent – van Dance dance dance of van De Dino show bijvoorbeeld – vindt hem druk en grappig. Zelf zegt Jandino dat hij adhd-plus heeft. Maar tijdens ons interview over zijn autobiografie Dino praat hij rustig en nadenkend. Filosofisch bijna. “Ik hoor het vaker, dat mensen een ander beeld van mij hebben. Tijdens een show ga ik aan. Maar voor de rest ben ik een van de saaiste mensen die ik ken. Ik ben relaxed, ik hou van gesprekken, van nadenken en van filosoferen met mensen. Ik ben het allebei”, zal hij halverwege zeggen.

Waarom wilde je dit boek schrijven?

“Omdat veel mensen een rooskleurig beeld van mij hebben. Ik maak de dingen soms mooi. Dat is een overlevingsmechanisme, denk ik. Ik dacht dat ik de dingen die in mijn boek staan, weleens had verteld. Tot ik erachter kwam dat veel mensen dat helemaal niet weten.”

In zijn boek beschrijft hij hoe hij opgroeit met zijn moeder en zijn jongere broertjes en zusje. Zijn ouders gingen uit elkaar toen hij vier was. Ze hebben het niet breed, maar Jandino is een vrolijk, onbevangen jongetje. Tot zijn moeder naar Nederland vertrekt. Daar werkt ze hard om tickets te kopen zodat haar kinderen ook naar Nederland kunnen komen. Jandino woont zolang bij zijn achternicht op Curaçao, en werkt – hij is dan pas negen jaar oud – in een supermarkt om zijn moeder te helpen geld te sparen voor zijn ticket. Dan ontdekt hij dat zijn achternicht zijn salaris niet overmaakt naar zijn moeder, maar in haar eigen zak stopt. In een klap verandert hij in een stil en timide jongetje dat weer in bed plast. Voor straf moet hij vanaf dat moment buiten voor de deur slapen, op de betonnen vloer, zonder deken. Elke keer als zijn achternicht ’s nachts naar het toilet gaat, loopt ze langs en schopt ze hem in zijn zij.

Lees ook: Jandino Asporaat had het in zijn jeugd niet makkelijk

Over die periode: “Dat was zwaar, heel zwaar. De reden waarom ik dingen mooi maak, is dat er in mij nog dat kleine jongetje is dat daar onbeschermd rondloopt, en ik vind het erg dat het helemaal niet zo fijn voor hem was. Ik beschrijf mijn jeugd op Curaçao vaak als een prachtige fantasie. Dat deed ik om mezelf te beschermen. Maar nu besef ik dat het goed is om erover te vertellen. Voor mezelf, maar ook voor anderen. Om te beseffen: je kunt van daar komen, maar kunt er ook uit. Al blijft het pijnlijk. Laatst was ik met mijn gezin op Curaçao. Mijn zoontje Elijah is acht, en hij vroeg waarom ik als kind op die leeftijd in een supermarkt moest werken. Ineens voelde ik de tranen opkomen. Ik had het al die tijd blijkbaar diep weggestopt. Maar ik wil nu laten zien dat je als mens verder groeit.

Jandino is even stil. Mijn vader en ik zijn nu oké met elkaar, maar we hebben lang geen contact gehad. Ik vond het moeilijk dat hij na de scheiding niet meer in de buurt was. Ik was het oudste kind thuis – mijn oudere broer woonde bij mijn vader – en ik was altijd met anderen bezig. Ik was altijd van: hup hup, don’t give up, let’s go. Het was fijn geweest om een vader te hebben. Dan is iemand anders sterk. Iemand tegen wie je aan kunt leunen.”

Je zoontje zorgde ervoor dat je je vader weer ziet.

“Ja. Hij wilde een tijdje geleden weten wie zijn opa is. Geen idee hoe hij daarbij kwam, maar hij zette me wel aan het denken. Ik zeg altijd tegen anderen dat ze er moeten zijn voor hun kinderen. Zeker tegen vaders, die zijn vaak secundair in onze maatschappij. Dus dan kan ik Elijah zijn opa niet ontnemen. Dat hoort er ook bij. Toen heb ik voor het eerst naar mijn vader geluisterd. Ik vond altijd dat ik hem dat niet was verschuldigd. Maar ik realiseerde me dat ik het mezelf wel was verschuldigd om het verleden los te laten. Daarna kon ik ermee doen wat ik wilde. Ik heb nu een vader, mijn kinderen hebben een opa, en we groeien ergens naartoe. Waar het eindigt, weet ik niet, maar het gaat de goede kant op.”

Lees ook: Najib Amhali: ‘Eindelijk heb ik weer een sociaal leven’

Jandino was elf toen hij samen met zijn zusje en broertjes in Nederland bij zijn moeder kwam wonen. Zijn moeder werd als alleenstaande vrouw de zorg voor vier kinderen te veel. Ze stortte in en werd opgenomen in een instelling. Jandino’s jongste broertje ging naar een pleeggezin, Jandino zelf moest met zijn zus en broertje naar een kindertehuis. Het was een keiharde omgeving vol beschadigde kinderen, waar elke dag wel een keer werd gevochten, schrijft hij in zijn boek.

Hoe heeft die periode je gevormd?

“Het maakte me hard, en vastberaden om niet te falen. Ik leefde op Curaçao in een omgeving die niet oké was, en Nederland was mijn hoop. Dan zou het goed komen. Maar toen ik hier kwam, werd het snel ernstig slechter. Mijn broertje Kenneth ging op vierjarige leeftijd in zijn broek plassen, zoals ik was gaan doen toen ik stress had. Mijn zusje Junelisa wilde ik ook beschermen. Ik moest als elfjarige al snel mennen.”

Het hele interview met Jandino lees je in Vriendin 43, 2019.

Tekst: Ella Mae Wester. Foto’s: Yasmijn Tan. Visagie: Patricia de Zeeuw. Met dank aan Rumba Rotterdam.