Canva1 2022 03 21t111656.604

Ingrids kat redde haar leven: ‘Hij bleef maar kopjes geven tegen dat plekje’

Ingrid (39) kan zich geen leven voorstellen zonder haar kat Rossi, maar hij ook niet zonder haar. Dat bleek wel toen hij haar waarschuwde: “Hij bleef maar kopjes geven tegen dat ene plekje op mijn hoofd.”

Ingrid: “Het was liefde op het eerste gezicht toen we katertje Rossi dertien jaar geleden ophaalden uit de kattenopvang. Zijn moeder was op straat gevonden en had een nestje kittens gekregen, waar wij er een van hadden uitgekozen. Toen dat kleine rode pluizenbolletje op me af kwam lopen, werd ik zo blij dat ik er spontaan van begon te huilen.
We noemden hem Rossi, naar de beroemde motorrijder Valentino Rossi. Mijn man Paul is namelijk motorfanaat. Allebei waren we meteen zo verliefd op Rossi dat we hem niets konden weigeren. We hadden bijvoorbeeld afgesproken dat hij niet in de slaapkamer mocht, maar dan hoorden we hem ’s nachts in zijn eigen kamertje zielig miauwen en gingen we toch voor de bijl. Toen hij vervolgens spinnend op Pauls buik ging liggen, waren we verkocht. Sindsdien mag Rossi gaan en staan waar hij wil. Tegenwoordig slaapt hij graag in bed bij mijn zoon, aan het voeteneind. Als de deur een keer dicht zit, krijst hij net zo lang tot hij alsnog zijn zin krijgt. Ja, het is wel een karaktertje. Hij is stronteigenwijs, maar daardoor past hij juist goed in ons gezin: we zijn allemaal eigenwijs. Dat Rossi bepaalde dingen aanvoelde, had ik al snel door. Bijvoorbeeld twaalf jaar geleden, nadat mijn vader overleed. In de periode erna was Rossi niet bij me weg te slaan. Normaal sliep hij ’s nachts altijd naast Paul, maar in die periode kwam hij elke nacht dicht tegen mij aan liggen. Alsof hij mijn verdriet kon voelen. En tijdens mijn zwangerschappen lag hij het liefst boven op mijn dikke buik. Toch heb ik daar nooit meer achter gezocht dan dat hij gewoon net zo gek op ons was als wij op hem. Dat de band bij Rossi dieper gaat, leerde ik twee jaar geleden.”

Kraken in mijn hoofd

“Het was een warme zomerdag, dus ik was met de kinderen naar een strandje in de buurt gegaan. Toen mijn oudste zoon wilde gaan zwemmen, bleek dat hij zijn oordopjes niet bij zich had. Zonder die dopjes krijgt hij snel oorontsteking, dus ik besloot de spullen te laten liggen op het strand en met de kinderen snel even heen en weer naar huis te rijden. Thuis liep ik direct naar de kast en ik pakte de oordopjes. Op het moment dat ik me omdraaide, voelde ik iets kraken aan de rechterkant van mijn hoofd. Intens hard, alsof er iets kapotschoot. Ik werd meteen heel duizelig en kon niet meer recht lopen, alsof ik dronken was. In paniek heb ik de kinderen naar de buren gestuurd en de huisarts gebeld. Ondertussen kwam de buurman aanlopen, die de telefoon van mij overnam. De assistente zei dat het goed mogelijk was dat er iets met mijn evenwichtsorgaan was en dat ik me geen zorgen hoefde te maken. Maar als mijn klachten bleven, kon ik wel langskomen. Paul racete ondertussen van zijn werk naar huis, zodat hij met me meekon.

De huisarts deed een paar korte onderzoekjes, waaronder een uitgebreide test met kenmerken van een beroerte. Daarop scoorde ik extreem laag: ik had bijna geen enkel symptoom. Omdat ik pas 38 was en verder kerngezond, hield de huisarts het op een onschuldige uitval van het evenwichtsorgaan. Meestal gaat dat vanzelf weer over. Het enige wat de huisarts kon doen, was me iets geven tegen de misselijkheid. Hoewel ik voelde dat het niet klopte, wilde ik de huisarts graag geloven. We gingen over drie dagen op vakantie naar Italië, er kon nu niet iets ergs met mij gebeuren… Dus lieten we ons naar huis sturen.”

Knuffelkont

“Thuis ging ik op de bank zitten. Rossi kwam meteen bij me, hij is een echte knuffelkont. Ik ben het wel gewend dat hij kopjes komt geven, meestal wil hij dan gewoon eten. Maar dit keer was het anders. Hij bleef maar met zijn kop tegen mijn hoofd stoten, precies op dat plekje waar ik iets had voelen kraken. Door die bonken tegen mijn hoofd werd ik alleen maar nóg misselijker en duizeliger. Ik wilde dat hij wegging, maar Rossi bleef aanhouden. Dat hij precies de juiste plek aangaf, sterkte me in mijn gevoel dat ik het me niet verbeeldde en er écht iets niet in de haak was. Tegen Paul zei ik, wijzend naar de plek aan de rechterkant van mijn hoofd: ‘Er zit iets, en het zit hier!’ Hij geloofde me meteen en heeft opnieuw de huisarts gebeld.
Na enig aandringen mochten we alsnog naar het ziekenhuis. Ook daar stelden ze geen tekenen van een herseninfarct vast en ook op de CT-scan was niets te zien. Ik bleef maar overgeven, ik werd steeds waziger en ging zelfs dronken praten. Een arts vertrouwde het niet en besloot een nieuwe scan aan te vragen, met contrastvloeistof. En ja hoor, daarop was wél te zien dat er een bloedpropje zat. Precies op de plaats waar ik iets had gevoeld en die Rossi met zijn kopje had aangewezen. Volgens de arts is het niet mogelijk dat je een stolsel voelt, maar ik ben toch echt niet gek. Ik ben zelf EHBO’er en heb op de cursus gehoord dat veel mensen bij een beroerte iets voelen gebeuren in hun hoofd. Dus ook al is er medisch gezien geen verklaring voor, het gebeurt blijkbaar toch.” 

Flink geschrokken

“Na de behandeling met antistollings- medicatie knapte ik gelukkig snel op. Wel had ik een flinke klap gehad. De eerste nacht moest ik zelfs met een rollator naar de wc. Van mijn conditie was niets over. Dat was confronterend, aangezien ik altijd heel sportief was. Ik heb zelfs twee keer een halve marathon gerend.
Ook op de kinderen heeft alles een enorme impact gehad. Ze waren flink geschrokken toen ik ineens niet lekker werd. Gelukkig zijn ze goed opgevangen toen ik in het ziekenhuis lag. Mijn moeder, zus, schoon-familie en vriendinnen hebben leuke dingen met ze gedaan om de geannuleerde vakantie te compenseren. Ze hebben het best moeilijk gehad en veel met de juf en met mijn zus gepraat om wat er gebeurd was te verwerken. Zelf moest ik dat natuurlijk ook. Ik heb een gesprek aangevraagd met de huisarts omdat het me niet lekker zat dat ik naar huis was gestuurd. Hoe konden ze een infarct gemist hebben? Maar nadat ze me uitlegden hoe klein de kans was dat ik – op mijn leeftijd en met die symptomen – iets ernstigs onder de leden had, begrijp ik het beter.
De revalidatie duurde lang, ik moest langzaam mijn conditie weer opbouwen. Helaas was snel duidelijk dat ik nooit meer helemaal de oude zou worden. Omdat ik veel te jong was voor een herseninfarct, is er een aantal extra testen gedaan. Daaruit bleek dat ik APS heb: een zeldzame auto-immuunziekte waardoor mijn bloed eerder stolt. Dat kan propjes veroorzaken die overal naartoe kunnen schieten: je benen, placenta, hart of hoofd. Waarschijnlijk was ik altijd al drager van dit gen, maar de ziekte komt pas tot uiting als er een trigger is. Volgens de arts moest er in de maanden voor mijn infarct iets gebeurd zijn wat mijn immuunsysteem op hol had gebracht. Waarschijnlijk is dit de corona-infectie geweest die Paul en ik in maart 2020 hebben gehad.
Met APS valt gelukkig goed te leven, maar ik zal wel voor altijd bloedverdunners moeten gebruiken. Ook moet ik regelmatig in mijn vingers prikken om mijn stollingswaarden te meten. Die waarden zijn heel gevoelig. Alles, van de zon tot een glas wijn of wat ik eet, kan van invloed zijn op mijn waarden, waar ik dan mijn medicatie op moet aanpassen. Het onbezorgde is er dus een beetje af. Daarnaast ben ik sneller moe en heb ik ook nog tinnitus gekregen. In het begin vloog dat me enorm aan, vooral in de nacht. Moest ik nu voor altijd met een piep in mijn oor leven? Ik kreeg paniekaanvallen, wat helemaal niets voor mij was. Ik ben juist heel nuchter. Met behulp van therapie, speciaal gericht op mensen met tinnitus, heb ik geleerd dit beter te accepteren. Ik let er nu goed op dat ik op tijd mijn rust neem, zodat mijn klachten niet verergeren.”

Nog aanhankelijker

“Inmiddels ben ik ook weer begonnen met hardlopen. Als je vroeger met gemak de twintig kilometer haalde, is het even wennen dat een rondje van zes kilometer nu de max is. Maar aan de andere kant ben ik blij dát ik weer door het bos kan rennen. Ik had er veel slechter uit kunnen komen. Ik heb ook geluk gehad dat de APS zich niet eerder heeft geopenbaard. Het is namelijk lastig voor vrouwen met deze ziekte om een zwangerschap te voldragen. Het kan gevaarlijk zijn voor zowel moeder als kind. Ik ben dus enorm dankbaar dat ik nu zo’n mooi gezin heb. En dat gezin, daar is Rossi natuurlijk net zo goed onderdeel van.
Op die bewuste dag stond ik in de overlevingsstand, maar achteraf besefte ik pas hoe bijzonder het was dat hij me kopjes bleef geven op dat ene plekje. Ik heb weleens gelezen dat dolfijnen soms mensen met hun neus aanraken op een bepaalde plek en dat er na onderzoek precies daar een tumor blijkt te zitten. Misschien voelen katten dus ook wel meer dan wij denken. Waarschijnlijk had ik ook zonder Rossi wel opnieuw naar de huisarts gebeld, maar misschien had ik dan wel langer gewacht of me opnieuw laten afpoeieren. En wie weet wat er in die tijd beschadigd was.
Dat ik er zo genadig vanaf ben gekomen, heb ik dus ook zeker aan Rossi te danken. Of het door die gebeurtenis komt, weet ik niet, maar sinds ik uit het ziekenhuis terug ben, is hij nog aanhankelijker dan voorheen. Als ik ’s morgens met een kopje thee aan de keukentafel ga zitten om te werken, komt hij er altijd meteen gezellig naast liggen. Binnen een gezin zorg je voor elkaar, en het is me nu duidelijk dat Rossi net zo goed voor ons zorgt als wij voor hem.”

Tekst: Marion van Es
Foto: Amaury Miller
Visagie: Tirzah Waasdorp

Meer persoonlijke verhalen lezen? Neem nu een digitaal abonnement op Vriendin.