Fennardie is scheepskok op de Oosterschelde
30 oktober 2023
Probeer maar eens groente te snijden terwijl de keuken heen en weer deint! Maar voor Fennardie (55) is het gesneden koek. Ze is scheepskok op het historische zeilschip de Oosterschelde. “Last van zeeziekte heb ik gelukkig nooit.”
Fennardie: “Mensen zeggen vaak: ‘Wat heb jij een leuke baan, je reist de hele wereld rond!’ En dat is natuurlijk ook zo, alleen krijg ik als scheepskok helaas vrij weinig mee van de omgeving. Ik breng de meeste uren in de keuken door en kom vrijwel niet aan dek. En als we aanmeren op een tropisch eiland, heb ik amper tijd om daar op mijn gemak rond te kijken. Dat is namelijk hét moment waarop de voorraden moeten worden aangevuld. Meestal neem ik een taxi naar de dichtstbijzijnde supermarkt en laad ik daar verschillende karren vol. Vervolgens moet ik al die boodschappen vanuit de taxi in een bijbootje overhevelen en vanuit het bijbootje weer op het schip hijsen. Daarna moet ik zorgen dat alles zo efficiënt mogelijk opgeborgen wordt in de bescheiden ruimte die ik heb. En dan moet ik tussendoor ook nog mijn normale werkzaamheden doen, want ook als we in de haven liggen, moet er gewoon drie keer per dag gegeten worden. Vrije dagen? Die heb ik niet. Ik werk tijdens de reis achter elkaar door, minimaal twaalf uur per dag.’
Dom blondje
‘Dat ik scheepskok ben geworden, is eigenlijk puur toeval. Ik heb een studie tot bewegingswetenschapper gevolgd, dat was destijds nog een heel nieuw vakgebied. En dan was ik ook nog eens heel verlegen en onzeker, waardoor ik mezelf niet goed kon verkopen. Ondanks vele sollicitaties lukte het me niet om een baan te vinden. Op een gegeven moment – ik was 27 – besloot ik het op aanraden van een kennis in de haven te proberen. In de scheepvaart zochten ze altijd wel mensen, zei hij. Ik vroeg bij een schip of ze werk hadden. ‘Kun je koken?’, vroegen ze. ‘Ja hoor’, zei ik. ‘Ook voor grote groepen?’ Dat leek me geen probleem. Ik kon mee als begeleider op een schip. Koken deden de gasten zelf, maar ik had de regie over de voorraad en stuurde de boel aan. Van daaruit is het balletje verder gaan rollen. Al snel kreeg ik een aanbod om mee te gaan op een ander schip. Doordat mijn kwaliteiten blijkbaar gewaardeerd werden, groeide mijn zelfvertrouwen. Op de universiteit voelde ik me altijd het domme blondje, in de scheepvaartwereld voelde ik me meteen thuis en op mijn plek. Dat gevoel was bevrijdend, alsof mijn leven op dat moment pas écht begon. Hoewel het in eerste instantie de bedoeling was om dit werk maar tijdelijk te doen, ben ik dus toch blijven hangen.
De eerste jaren heb ik vooral op de Oostzee gevaren, op Nederlandse schepen met veelal Duitse toeristen. Op een dag solliciteerde ik bij een luxe jacht van een rijke familie, maar werd afgewezen omdat ik te weinig zeilervaring had. Ik ben toen alsnog een zeevaartopleiding van een jaar gaan doen, waarna ik jarenlang aan de wal heb gewerkt bij grote scheepvaartbedrijven. Maar uiteindelijk gaf dat me niet genoeg voldoening en heb ik opgezegd. Ik wilde weer varen! En zo solliciteerde ik tien jaar geleden bij de Oosterschelde: een van de beroemdste historische zeilschepen van Nederland. Ik was bloednerveus voor mijn sollicitatie en dacht dat ik weinig kans maakte bij zo’n top-of-the-bill-schip, maar tot mijn verbazing werd ik meteen aangenomen. Supertrots was ik!”
Darwin achterna
“De Oosterschelde maakt avontuurlijke zeilreizen over de hele wereld. Momenteel is het schip bezig met een Darwin-expeditie, waarbij dezelfde plekken worden aangedaan als Charles Darwin, de ontdekker van de evolutietheorie, ooit bezocht. Van de Galapagos Eilanden tot Fiji en Kaapstad. Deze wereldreis duurt in totaal bijna twee jaar en gasten kunnen zich inschrijven voor de hele reis of een deel van het traject. Er varen vakantiegangers mee, maar ook wetenschappers. Ongeveer dertig man in totaal, waarvan een stuk of acht crewleden. De bemanning wisselt elkaar af en ook ik ga niet de hele reis mee. De vaste kok, Richard, maakt etappes van twee á drie maanden en is dan zes weken vrij. Op die momenten word ik ingevlogen om hem te vervangen. Dit keer stap ik op in Brazilië en af in Uruguay. Vaak plak ik daar op eigen kosten nog een paar weken aan vast, want dat zijn voor mij de momenten dat ik toch nog iets van de wereld kan zien.
Het werk van een scheepskok is niet te vergelijken met dat van een kok in een restaurant. Een koksopleiding heb ik bijvoorbeeld niet, maar dat is ook niet nodig. Als je me ziet snijden, val ik meteen door de mand. Dat doe ik gewoon als een huisvrouw. Maar er wordt ook niet van mij verwacht dat ik een sterrenmaaltijd op tafel zet. Je houdt natuurlijk wel rekening met persoonlijke wensen, maar het is toch vooral een kwestie van eten wat de pot schaft. Daarom maak ik meestal gerechten die iedereen wel lust. Ik zou bijvoorbeeld nooit een zuurkoolstamppot voorschotelen, maar bijvoorbeeld wel spaghetti bolognese, chili con carne of een Indiase curry. Wraps en aardappels-groente-vlees doen het ook altijd goed.
Ik kook nooit te pittig of te zout en zet bepaalde kruiden of ingrediënten los op tafel, zodat mensen hun gerecht zelf verder kunnen samenstellen. Met potjes en blikjes heb ik niets en gelukkig leven we niet meer in de VOC-tijd waar men maanden geen land zag, dus ik kook zo veel mogelijk met verse ingrediënten. Uiteraard moet ik daarbij wel rekening houden met de bederfelijkheid van het voedsel. Hoe langer de periodes tussen de plekken waar we aanmeren, hoe groter de kans dat etenswaren op raken. Mijn vriezer zit bij vertrek vol vlees, maar zodra daar ruimte vrijkomt, gebruik ik die plek weer voor groente. Brood bak ik zelf. Ik begin ’s ochtends om zes uur met voorbereidingen voor het ontbijt en dan werk ik door tot ongeveer twee uur ’s middags. Dan trek ik me een paar uurtjes terug in mijn hut en begin ik om vijf uur weer met het avondeten. Eigenlijk ben ik continu bezig met de klok, want voor de bemanning is het heel belangrijk dat er vaste tijden worden aangehouden voor de maaltijden. Omdat de bemanning in shifts werkt, doen we elke maaltijd twee keer: eerst voor de opkomende wacht en de gasten en dan voor de afkomende wacht. En dan heb je ook nog de ‘bondingsmomenten’, zoals we die noemen: we drinken dan bijvoorbeeld met z’n allen koffie, met iets lekkers erbij.”
Race tegen de klok
”Als ik te laat ben met het opdienen van het eten, heeft de bemanning minder tijd om te eten. Daarom is mijn werk altijd een race tegen de klok. Het liefst bereid ik daarom zo veel mogelijk van tevoren voor, zodat ik geen probleem heb als er iets misgaat. Er zal maar een schilletje van de eieren in de schaal belanden, dat je er dan weer uit moet peuteren… Of de olijfolie valt om en je moet je keuken poetsen omdat je anders uitglijdt. Een van de grootste uitdagingen is de zeegang, het deinen van het schip. Ik sta op die momenten altijd wijdbeens in de keuken en er zijn speciale beugels die voorkomen dat de pannen van het fornuis glijden. Je kunt een pan ook nooit tot de rand toe vullen, want dan stroomt het water bij elke golf over. Nog lastiger is dat je niets kunt laten liggen op je werkblad, vooral geen messen. Alles wat los staat of ligt, moet in kastjes of op antislibmatjes. Nog steeds maak ik weleens de fout van ‘heel even kan toch wel’, maar daar kom ik al gauw op terug als er weer een tomaat over de vloer rolt. Gelukkig is het mij nog nooit overkomen, maar bij een andere kok is ooit de complete schaal lasagne uit de oven gevallen op het moment dat hij het deurtje wilde openen. Naar aanleiding daarvan is de keuken verbouwd: de oven staat nu zo gepositioneerd dat het bij de meeste weertypes veilig is. Ik heb het geluk dat ik goede zeebenen heb, maar ik houd uiteraard wel rekening met mensen die wel gevoelig zijn voor zeeziekte. Met slecht weer maak ik meestal een lichtere maaltijd en ik heb altijd droge crackers aan boord voor het geval iemand te ziek is om te eten.
Het leuke van dit werk is vooral de sfeer aan boord. Thuis word je zo makkelijk in beslag genomen door afspraken, rekeningen en het huishouden. Dat valt allemaal weg op zee. Er is hier geen telefoon en geen internet en dat betekent dat mensen weer ouderwets met elkaar in gesprek gaan, een boek lezen of een puzzel maken. De gemeenschappelijke ruimte van het schip is daardoor altijd een gezellige familiehuiskamer: in de ene hoek zit iemand te breien, aan tafel zit een groepje te kaarten en een paar anderen kijken een filmpje op de bank.
De gasten draaien zelf ook diensten en helpen bijvoorbeeld als het zeil gehesen moet worden. Op andere schepen hing ik zelf ook weleens in de touwen, maar op de Oosterschelde is dat niet nodig. Sommige gasten vinden het leuk om te helpen in de keuken en daar maak ik dankbaar gebruik van. Niet dat het daarmee sneller gaat – in zo’n klein keukentje loop je elkaar makkelijk de weg – maar je hebt wel leuke gesprekken en bent even niet alleen in de keuken. Omdat er op zee natuurlijk weinig afleiding is, wordt je wereld heel klein. En áls er dan iets gebeurt – bijvoorbeeld als er walvissen zijn gespot of iemand een joekel van een tonijn heeft gevangen – is dat een hele happening. Zo’n vis belandt dan vaak bij mij in de pan. Bereiden doe ik graag, maar villen laat ik over aan anderen. Met dat soort moordenarij hoef ik niets te maken te hebben, haha. Thuis eet ik meestal vegetarisch, maar op het schip eet ik met de groep mee. Al las ik wel regelmatig vegetarische dagen in. Vroeger werd me dat niet in dank afgenomen, maar ook de zeevaartwereld gaat met z’n tijd mee en nu is het zelfs hip.”
Spierpijn
“Ik merk wel dat het werk zwaarder wordt naarmate ik ouder word – vooral lichamelijk. Na een week of vier beginnen al mijn spieren pijn te doen. Eén keer had ik zoveel last van mijn armen dat ik bijna niet meer kon snijden. Lastig, want je moet toch door. De laatste paar weken zijn wat dat betreft altijd een beetje afzien. Dan verlang ik naar huis, naar even helemaal niets doen. Alhoewel, niets… Aangezien ik als zelfstandig ondernemer niet rond kan komen van alleen mijn werk op de Oosterschelde, werk ik ook weleens op andere schepen en als cateraar op filmsets. Dat laatste heeft als voordeel dat ik vaak kliekjes mee naar huis kan nemen, want in koken heb ik thuis meestal geen zin meer.
Een relatie heb ik niet. ‘Word nooit verliefd’, zei mijn oma altijd, en na verschillende lange relaties denk ik inmiddels dat ze gelijk heeft. Ik heb er nu totaal geen behoefte meer aan, hou juist enorm van mijn vrijheid. En dat er nooit kinderen zijn gekomen vond ik vroeger weleens jammer, maar nu zie ik er de voordelen van in. Daardoor kan ik het leven leiden dat ik nu leid. Natuurlijk is het fijn om dingen die je meemaakt met anderen te kunnen delen, maar mijn vrienden kunnen dat gat prima opvullen. En natuurlijk mijn scheepvaartfamilie: stuk voor stuk keiharde werkers die zich honderd procent inzetten om er samen iets moois van te maken. Ik draai inmiddels al zo lang mee dat ik veel bemanningsleden heb zien groeien: de matrozen van toen zijn nu kapiteins. Best gek, want ik begon ook als twintiger en ben nu opeens een van de oudjes aan boord. Wat dat betreft, denk ik steeds vaker over stoppen. Maar nu nog niet, daarvoor lonkt het avontuur nog te veel…”
Tekst: Marion van Es
Fotografie: Amaury Miller
Visagie: Wilma Scholte
Meer Vriendin? Volg ons op Facebook en Instagram. Je kunt je ook aanmelden voor onze wekelijkse Vriendin nieuwsbrief.