Canva1 2021 09 09t134940.201

Charlotte nam een pleegkind in huis: ‘Hij zei: ‘Ik hoor niet bij jullie”

Charlotte: “Het was ergens in 2010 toen mijn man ik tegen elkaar zeiden dat het ons mooi leek om ons huis en hart open te stellen voor een pleegkind.

Ruim vijf jaar later kwam mijn man uit zijn werk toen hij zei dat hij een informatiepakket had aangevraagd. We hadden het onderwerp al een tijdje geparkeerd, dus het kwam voor mij vrij onverwachts. Ik werd wel gelijk weer enthousiast. We zijn niet veel later samen naar een informatieavond geweest en toen we thuis kwamen zei mijn man: ‘Dit gaan we niet doen.’ Mijn reactie was precies het tegenovergestelde. Natuurlijk wist ik dat het ook moeilijk zou worden, maar ik was ervan overtuigd dat het ook heel mooi was.”

Kind zijn

“We besloten toch samen de cursus te volgen en dan zouden we daarna wel kijken of het echt bij ons paste. We waren immers nog tot niets verplicht. Toen we de cursus hadden afgerond, waren we allebei overtuigd: dit wilden we. Onze eigen zoons waren toen negen en elf jaar en ook zij stonden er positief tegenover. Achteraf hadden ze natuurlijk nog geen idee waar ze aan begonnen en wij eigenlijk ook niet. Na de cursus dachten we goed voorbereid te zijn, maar niets bleek minder waar. Je kan het denk ik het best vergelijken met het halen van je auto-theorie. Als je dat papiertje binnen hebt, kun je ook zonder rijlessen te hebben gehad niet zomaar wegrijden in een auto.

In de herfstvakantie van 2016 werden we gebeld. ‘We komen morgen een jongetje bij jullie brengen’. Ondanks dat wij niet aan crisisopvang zouden doen, besloten we het kindje in huis te nemen. Dit jongetje had al zo veel ellende meegemaakt, we wilden hem dolgraag helpen. Ik wist toen totaal nog niet waar we aan begonnen, maar één ding wist ik wel heel zeker: een onbekend kind in huis nemen deed ik met één reden. Ik wilde niets liever dan het kind op laten groeien in een veilige en stabiele omgeving, zodat het kind kon ontspannen, ontwikkelen, genieten en groeien. Zodat het kind kon zijn.”

Intense periode

“Amper 24 uur later stond er een vierjarig jongetje op de stoep. Hij kwam binnen en ging gelijk op de grond zitten spelen. Daarna brak er een intense periode aan. Het was voor hem niet de eerste dag als pleegkind, maar voor ons wel de eerste dag als pleegouders en voor onze zoons als pleegbroers. Het was ontzettend spannend, want we hadden geen idee wat ons precies stond te wachten. Op die dag begon een nieuw leven. Ons gezin veranderde van vier personen, naar vijf personen.

We moesten allemaal onze draai vinden in deze nieuwe samenstelling. We moesten geregeld bepaalde doelen bijstellen of opgeven om samen vooruit te komen. Ik heb alles on-hold gezet, want ons pleegkind had mij nu keihard nodig. Ik zei alle sociale afspraken af en doordat ik bij mijn man zijn bedrijf werkte, kon ik makkelijk vrij nemen. Vanaf dat moment heb ik maanden de tijd genomen om ons pleegkind zijn plekje in ons gezin te laten vinden. Zijn wereld was ingestort en ik wilde niets liever dan hem helpen om die weer langzaam op te bouwen.”

Zware rugzak

“De eerste maanden verliepen vrij soepel, maar daarna werd het moeilijk. Ons pleegkind was heel vaak boos, had woedeaanvallen en kon zijn gevoel niet verwoorden. Hij durfde zich niet aan ons te binden en we zijn als gezin door hele zware periodes gegaan. Meermaals vroegen mensen ons af hoe we dit volhielden en of we er maar niet mee moesten stoppen, wanneer ze hoorden hoe heftig de situatie was. Ook ik heb me heel vaak afgevraagd hoe ik alles aan moest pakken, maar het is nooit door mijn hoofd geschoten om ermee te stoppen. Ons pleegkind had hier ook niet om gevraagd. Wanneer hij weer naar een ander gezin zou moeten, zouden we hem verder kapot maken, maar we wilden hem juist helen. We wilden hem sterker maken, zodat hij zijn zware rugzak beter kon dragen. Juist nu moest ik dicht bij hem blijven en hem het gevoel geven dat hij veilig was.

Ik weet nog goed dat hij acht maanden bij ons woonde toen hij op een dag zei hij tegen me: ‘Mijn moeder zegt dat mijn broers eigenlijk niet mijn broers zijn’. Ons pleegkind heeft namelijk altijd contact gehouden met zijn biologische ouders. Dat vind ik heel belangrijk. Na zijn opmerking, kreeg ik een brok in mijn keel, maar herpakte me snel. ‘Dat klopt ook wel een beetje. Zij hebben in mijn buik gezeten en jij niet. Jij hebt bij jouw eigen mama in de buik gezeten, maar dat maakt voor mij niets uit. Ik hou net zoveel van jou.’

Na 2,5 jaar kreeg hij (en kregen wij) eindelijk te horen dat hij bij ons op zou groeien. Hij mocht dus bij ons blijven. Dat vond hij fijn, maar hij zei toch: ‘Ik hoor niet bij jullie.’
Die opmerking sneed door mijn ziel en gaf nog maar eens aan hoe bang hij was om zicht aan ons te hechten.”

MS

“Een jaar later merkte ik dat hij zich wel steeds meer thuis begon te voelen. Hij was rustiger en zocht steeds meer lichamelijk contact. Wanneer we ’s avonds op de bank tv keken, kroop hij lekker tegen ons aan. Die verandering was zo ontzettend fijn en maakte dat ik met nog meer vertrouwen naar de toekomst ging kijken. Ook bevestigde het dat alles wat we tot dat moment hadden gedaan ergens toe had geleid: onze pleegzoon kreeg vaste grond onder zijn voeten, nadat die lang geleden wegzakte.

Het afgelopen jaar was opnieuw heel zwaar. Mijn moeder werd ziek en overleed en ik kreeg de diagnose MS. Dat was een keiharde klap in ons gezicht en ons pleegkind merkte duidelijk dat er veel spanning waren. Hij kreeg weer meer boze buien en trok zich weer erg terug

Wonder

“Sinds afgelopen juni lijkt het wel alsof er een wonder is gebeurd. Hij is zo veel rustiger en heeft veel minder woedeaanvallen. Natuurlijk is hij nog weleens boos, maar dat mag ook. Iedereen is immers weleens boos. Ik denk dat hij nu heeft ervaren dat wat er ook gebeurt, wij altijd van hem blijven houden en dat we hem nooit weg zullen brengen.

Iedere dag leggen we een steentje en zo bouwen we zijn fundament langzaam weer op. Ik hoop heel erg dat hij voelt hoe veel we van hem houden en dat hij altijd welkom zal blijven bij ons en altijd op ons zal kunnen vertrouwen. En dat wanneer hij volwassen en vrij is om te gaan en staan waar hij maar wil, dat hij nog steeds in ons leven blijft. Hij hoort namelijk zó bij ons.”

Tekst: Lisa Schoenmaker