Canva1 2021 11 24t140745.754

Barbara interviewde nabestaanden over het overlijden van hun dierbaren

Barbara van Beukering (55) interviewt al jaren mensen over de dood van hun dierbaren. Ze vindt het belangrijk dat mensen nadenken over hoe ze zelf dood willen. “Hoe je doodgaat is van grote invloed op je omgeving. Dus kun je je er maar beter op voorbereiden.”

Voor je boek Vijftig manieren om afscheid te nemen interviewde je vijftig nabestaanden over het sterfproces van hun dierbaren. Hoe was het om dat te doen?

“Voordat ik mijn vorige boek schreef, Je kunt het maar één keer doen, had ik veel moeite met de dood. Ik vond het eng, was er bang voor en vond het een moeilijk onderwerp. Maar het boek heeft me geholpen. Ik interviewde deskundigen en hoorde veel persoonlijke verhalen. Ik kwam erachter dat we bang zijn voor de dood omdat we ’m zo wegstoppen. Door erover te praten, wordt ’ie juist vertrouwd.”

Merkte je dat zelf ook?

“Ja, de dood is eigenlijk een fijn onderwerp. Mensen willen er graag over praten, maar zijn het niet gewend. Toen ik in mijn omgeving vertelde dat ik een boek over de dood ging schrijven, vroegen mensen of ik niet iets leukers kon verzinnen. Maar ik vind het een belangrijk onderwerp, zei ik dan: ik wilde meer bewustwording voor de manier waarop mensen overlijden. Als ik vertelde dat mijn ouders op zo’n verschillende manier zijn overleden, begonnen mensen uit zichzelf over hun vader, moeder of broer en bleken ze het fijn te vinden om erover te praten. Zelf vind ik het inmiddels ook een vertrouwd gespreksonderwerp. Het is een beetje zoals vrouwen graag over hun bevalling praten als ze net een baby hebben gekregen. Iedereen die langskomt, krijgt in geuren en kleuren, van minuut tot minuut en van wee tot wee over die bevalling te horen. Als je iemand bent verloren, wil je het liefst ook vaak vertellen hoe dat is gegaan. Een overlijden heeft net zo veel impact als een bevalling. Alleen vragen mensen er niet naar, want ze vinden het eng. Terwijl het voor de verwerking goed is om erover te praten. En het is ook heel gewoon. We gaan allemaal zelf dood, en voor die tijd ervaren we de dood van onze dierbaren.”

Doodgaan is eigenlijk doodgewoon?

“Precies. Doodgaan is een onderdeel van het leven. Natuurlijk is het superjammer, maar ja, je weet vanaf het begin dat het gaat gebeuren, dus je kunt je daar maar beter bij neerleggen. En van het leven genieten, zodat je aan het einde terugkijkt op een goed leven.”

Waarom was je zo bang voor de dood?

“Dat kwam voornamelijk doordat mijn vader op zo’n vreselijke manier is overleden, binnen zes weken nadat hij de diagnose darmkanker had gekregen. Ik was toen 28. Hij kon er niet over praten. Hij was heel bang, wilde absoluut niet dood en wij stonden machteloos aan zijn sterfbed. Hij was helemaal uitgemergeld en had een dikke buik. Het was niet om aan te zien, zo erg. Ik was er niet bij toen hij overleed, dat vond ik ook zo vreselijk. Ik was steeds bij hem, maar net op dat moment dronk ik koffie met een vriend van mijn vader in de kamer ernaast. Toen we zijn kamer binnenkwamen, was hij dood en lag hij erbij alsof hij met pijn was overleden. Het was een groot trauma. Daar heb ik lang last van gehad, ik kreeg paniekaanvallen en nachtmerries. Dat is overgegaan, want alles slijt met de tijd, maar ik ben altijd bang voor de dood gebleven. Acht jaar geleden overleed mijn moeder. Zij maakte het mij een stuk makkelijker. Mijn moeder had ook darmkanker. Toen ze de diagnose kreeg, zag ik weer zo’n uitgemergeld lijf lichaam voor me, maar ze zei meteen dat ze het zover niet zou laten komen. Op 18 april, ik weet het nog precies, kreeg ze de diagnose. De arts gaf haar een behandelingsplan van operatie en chemokuren. Ze wilde erover nadenken, zei ze. Een paar dagen later riep ze haar kinderen bij elkaar om te vertellen dat ze zich niet wilde laten behandelen. Als ze pijn kreeg, zou ze kiezen voor euthanasie. Ze is nooit meer terug geweest naar het ziekenhuis. Mijn moeder heeft het nog vier maanden leuk gehad en leefde naar het afscheid toe. Ze heeft in die maanden vriendinnen van vroeger gezien en familieleden, ze had ongeveer elke dag borreluur. Totdat haar buik steeds dikker werd, want die kanker groeide maar door. In de week voor haar euthanasie was ik elke avond bij haar en hebben we gepraat, gelachen ook vooral, fotoalbums bekeken en veel wijn gedronken. Het was een fantastische week. Het was augustus en mooi weer, de ramen stonden open. Mijn moeder lag daar op de bank met een glas wijn en een sigaret. Ze vertelde verhalen over haar leven en zei hoe dankbaar ze was. Het was eigenlijk gek dat ze doodging. Daarna dacht ik: nu krijg ik weer zo’n enorme rouwperiode als bij mijn vader.”

Maar die kwam niet?

“Nee. Als ik terugdacht aan haar dood, dacht ik: wat was het mooi en gezellig, en wat hebben we mooie gesprekken gehad. Ik zag die gelukkige moeder voor me, die zeker wist dat ze het zo wilde en niet bang was. Ik miste haar, en nog steeds, maar ik voelde geen verdriet. Ik dacht: dus hoe iemand doodgaat is van invloed op jouw rouwverwerking. Dat had ik me nooit gerealiseerd, en met mij volgens mij veel mensen niet. Ook mensen die doodgaan beseffen niet dat de manier waarop je dat doet, van grote invloed is op je omgeving. Iedereen denkt: we mogen er niets van zeggen hoe iemand ervoor kiest om dood te gaan. Maar intussen gaat er dan veel mis. Dat was een reden om mijn vorige boek te schrijven, om te onderzoeken of mijn gevoel klopte. Nou, dat bleek inderdaad zo te zijn, volgens deskundigen. Het is ook eigenlijk logisch. Een van die deskundigen zei: hoe meer verhalen je hoort of leest van mensen die doodgaan, hoe beter je weet hoe je het zelf wilt. Je hebt voorbeelden nodig. Net als met bevallen, daar bereid je je ook op voor. Dat moet je met doodgaan eigenlijk ook doen, het is zoiets belangrijks wat er gaat gebeuren. Dat doe je door verhalen van anderen te horen. Daarom wilde ik voor mijn nieuwe boek – Vijftig manieren om afscheid te nemen – mensen interviewen over de dood van hun dierbaren.”

Hoe gingen die interviews?

“Als ik aanbelde, deed een volstrekt onbekend iemand open. We hadden van tevoren alleen mailcontact gehad, ik weet dus niet hoe iemand eruitziet. Ik loop dan mee naar de huiskamer, en over het algemeen hebben mensen zich goed voorbereid. Op tafel liggen fotoboeken, vaak de rouwkaart, en soms dagboeken. Ze hebben meestal koek of een taartje in huis gehaald omdat ze weten dat ik een eindje moet rijden. We drinken koffie, en dan vertellen ze hun verhaal. Ik heb altijd maar twee vragen: wat voor iemand was jouw dierbare? Dat vraag ik omdat ik een beeld wil hebben van de persoon. En dan is mijn tweede vraag: wat was het eerste moment waarop je doorhad dat er iets aan de hand was? Meestal is er iets lichamelijks, iemand werd moe, of er zat bloed in de ontlasting. Daarna hoef ik bijna niets meer te vragen en vertellen ze twee uur lang. Ze weten alles nog. Of het nou vorig jaar is gebeurd of acht jaar geleden, ze weten nog exact de datum van de uitslag, het tijdstip van de operatie en hoe lang ze op de uitslag daarvan moesten wachten. Dat vind ik indrukwekkend. Er wordt ook altijd gehuild.”

Moest je zelf ook weleens huilen?

“Ja, een paar keer, bij verhalen over dochters die overleden op de leeftijd van mijn eigen dochters. Het verliezen van een kind, daar kun je niks moois over zeggen. Maar ik ben sowieso altijd geraakt. Ik rijd met een brok in mijn keel naar huis.”

Wat heeft dit boek je gebracht?

“Ik heb weer zoveel meer over de dood gepraat dat ik er echt niet meer bang voor ben. Dat vind ik een verlossing. Ik praat er ook makkelijker over met mensen die ik niet zo goed ken. Met twee vrouwen uit het dorp die ongeneeslijk ziek zijn, bijvoorbeeld. Dat had ik vroeger nooit gedaan.”

Je hebt het in je boek niet over mensen die plotseling doodgingen, bijvoorbeeld door een ongeluk of hartstilstand.

“Nee, ik wilde vooral weten hoe mensen omgingen met de naderende dood. Tachtig procent van de mensen krijgt op een dag te horen: u heeft niet meer lang te leven. Dat kan ook door ouderdom zijn. Ik ontdekte tijdens het schrijven dat de manier waarop je tegen de dood aankijkt, ook invloed heeft op de manier waarop je met het leven omgaat. Een deskundige zei dat mensen die dankbaar zijn voor hun leven, makkelijker kunnen berusten in het feit dat ze doodgaan. Die dankbaarheid zit ’m niet in succes of de hoeveelheid geld die je hebt verdiend, maar dat je goed bent geweest voor je naasten: dat ze bijvoorbeeld voor hun je moeder hebben hebt gezorgd of zelf een goede moeder zijn geweest. Als je je dat realiseert op je sterfbed, berust je eerder in de dood. Ik vond dat mooi om te beseffen. Het is fijn je te realiseren dat dat de zin van het leven is, want daar kun je naar handelen. Niemand wil in paniek en angst dood. Bij een mooi sterfbed hoort berusting.”

Hoe kijk je nu tegen je eigen dood aan?

“Ik hoop dat ik nog lang niet aan de beurt ben, maar dan nog zou ik denken: wat heb ik een schitterend leven gehad. Daar ben ik dankbaar voor. Ik hoop wel op een aangekondigde dood. Mensen zeggen vaak dat ze hopen dat in hun slaap overlijden, maar dan kan ik niemand uitzwaaien. Ik zou het fijn vinden om wat werk van het afscheid te maken. Ik zou wat fotoboeken op orde willen maken en mijn sieraden verdelen – niet dat ik zo veel heb, maar toch. Ik zou behoefte hebben om het af te ronden. Een longarts die ik sprak, zei: mensen hebben negen maanden nodig om geboren te worden, en negen maanden is ook een mooie periode om het af te ronden. Ik hoop dat ik de dood onder ogen durf te zien, dat ik de tijd heb om afscheid te nemen van mijn dierbaren en dat ik thuis kan overlijden, met mijn kinderen erbij – hopelijk niet met mijn man, want die is twintig jaar ouder, dus ik zou te jong sterven als hij erbij is. Ik hoop dat ik euthanasie durf, dat kun je in een eerder stadium doen. Dan kunnen we nog een laatste avondmaal aanrichten. Moeders drinkt en eet dan nog lekker mee van dat bourgondische diner. Ik hoop dat me dat gegeven is.”

Vijftig manieren om afscheid te nemen Barbara van Beukering is hier te koop voor € 17,99.

Tekst: Ella Mae Wester
Foto: Amaury Miller