Anna schaamt zich voor haar ouders: ‘Ze zien eruit als zwervers’

De vader en moeder van Anna (32) zijn werkloos, hullen zich in lompen, komen bijna de deur niet uit en wonen in een totaal vervuild huis. Anna schaamt zich voor haar ouders, maar dat lijkt hen niet te deren. “Ze zijn net zwervers en hun huis is te vies om in te leven, maar zij vinden dat er niets mis is met hun levensstijl.”

Anna: “Een vriendin van mij ging laatst met haar moeder highteaën. Dat ik zoiets met mijn moeder zou doen, is echt ondenkbaar. Ik zie me al zitten met mijn moeder, in haar versleten kleding, met een kapsel dat het laatste jaar geen kappersschaar heeft gezien. Alleen al bij het idee zak ik bijna door de grond van schaamte. Mijn ouders vinden dat er niets mis is met hun ‘levensstijl’, zoals zij dat noemen, maar ik durf mij niet met hen te vertonen. Ze zijn soms net zwervers en hun huis is werkelijk te vies om in te leven. Ik heb vaak genoeg geprobeerd er met hen over te praten, maar ze leven in hun eigen wereld. Het interesseert ze gewoon niet hoe ze eruit zien. Ik woon inmiddels in een ander dorp en we hebben nog maar weinig contact. Maar ik ben ben blij dat ik ergens woon waar niemand weet wie mijn ouders zijn.”

Smoesjes

“Ik weet niet beter dan dat mijn ouders in een enorme bende leven. Als kind groeide ik op in een huis dat vol stond met dozen, stapels papier en grote vuilniszakken. Overal lagen asbakken met oude peuken en tussen de troep stonden televisies die mijn vader ooit zou gaan repareren. Zeker driekwart van de spullen was rijp voor de stort, maar mijn ouders staken geen vinger uit. Ze maakten zich niet druk om de borden en pannen die zich opstapelden of om de kleding die overal rondslingerde. Zolang we gewoon op de bank en de twee stoelen konden zitten, was het toch prima? Dat mijn ouders slecht voor zichzelf én voor mij en mijn broer zorgden, had ik als kind niet door. Ik was het gewend om ’s ochtends in een berg kleding op zoek te gaan naar een broek die nog enigszins schoon was. Op school verscheen ik vaak in een vieze spijkerbroek met gaten en een verbleekt T-shirt. Daar werd achter mijn rug om natuurlijk over gepraat, maar ik begreep niet goed waarom. Pas toen ik wat ouder werd, kreeg ik door dat ik anders was dan de rest.

Klasgenootjes hadden hippe kleding aan en zagen er wel verzorgd uit. Ze pestten mij omdat ik stonk en mijn kleding rijp was voor de vuilnisbak. Dat deed pijn. Ik schaamde mij, en de vriendinnetjes die ik had, waren op één hand te tellen. Die enkele keren dat ik bij hen thuiskwam, viel het me op dat het daar keurig opgeruimd en schoon was. Ik begon me af te vragen waarom dat bij ons thuis dan niet kon. Maar als ik mijn ouders erop aansprak, kreeg ik te horen dat ik me er niet mee moest bemoeien. Het waren niet mijn zaken en zij zouden er wel voor zorgen dat er schoongemaakt werd. Maar ik heb mijn moeder in mijn hele leven nog nooit gezien met een stofzuiger of een dweil in haar handen. Naarmate ik ouder werd, ging ik me steeds meer ergeren aan de troep en begon ik mij vreselijk te schamen voor hoe mijn ouders eruit zagen. Waarom waren ze niet normaal, zoals andere volwassenen? Toen ik op de middelbare school zat, wilde ik niet dat vriendinnen zouden zien hoe mijn ouders eruitzagen en wat voor zooi het thuis was. Daarom bedacht ik smoesjes als ze langs wilden komen: mijn vader was ziek of mijn moeder was niet thuis. Als gesprekken over ouders gingen, veranderde ik zo snel mogelijk van onderwerp. Na een tijdje vroegen ze er niet meer naar: het was wel duidelijk dat ik niet bij mij thuis wilde afspreken. Ook tegenover leerkrachten schaamde ik me diep. Ik zorgde er altijd voor dat ik thuisbleef als mijn ouders op gesprek moesten komen. Heel naïef dacht ik: als ik er zelf niet bij ben, hebben ze niet door dat ik hun kind ben.”

Lees ook: Nienke: ‘Mijn man verliet me voor mijn zus’

Een eigen plek

“Op mijn zestiende kreeg ik een vriend. Ik zag er als een berg tegenop om hem mee naar huis te nemen, maar na een tijdje kon ik daar niet meer omheen. Vriendinnen kon ik uit de buurt houden, maar mijn vriend moest ik op een gegeven moment toch wel voorstellen aan mijn ouders. Vooraf heb ik hem gewaarschuwd: ‘Het is echt een enorme troep, hoor, houd daar rekening mee.’ Gelukkig had mijn vriend er totaal geen moeite mee: het maakte hem weinig uit dat het een bende was. Drie jaar later gingen we samenwonen. Weliswaar op een steenworp afstand van het huis van mijn ouders, maar ik vond het heerlijk om een plek voor mezelf te hebben, weg te zijn uit dat oude, smerige huis. Ik was vastbesloten: ik zou het totaal anders doen. Ik deed mijn best om op te ruimen en besteedde aandacht aan mijn uiterlijk. Ik stak mijn haar netjes op en kocht nieuwe kleding. Zodra er een vlekje op mijn shirt kwam, rende ik meteen naar boven om iets anders aan te trekken. Maar hoe netter ik werd, hoe meer ik mij ging schamen voor mijn ouders…

Toen mijn vriend en ik ons hadden voorgenomen te gaan trouwen, dacht ik: ik wil mij voor één keer in mijn leven niet hoeven te schamen voor mijn ouders. Daarom nam ik mijn moeder mee naar de stad om nette kleding voor haar te kopen. Eigenlijk belachelijk: zij zou míj juist mee moeten nemen om een trouwjurk uit te zoeken. Maar goed, als ik niet met haar ging winkelen, zou ze zonder twijfel zelfs op mijn bruiloft in een oude spijkerbroek en een vuil T-shirt verschijnen. Het kostte mij uiteindelijk veel moeite haar ervan te overtuigen dat ze op mijn huwelijk echt wel iets anders aan moest trekken dan de lompen waar ze normaal gesproken in loopt. Ik moest haar zelfs smeken een beha aan te trekken, want die draagt ze nooit.

Met mijn vader had ik wat minder problemen: als hij zijn best doet, kan hij er wel redelijk netjes uitzien. Gelukkig hoefde ik me op de grote dag geen zorgen te maken – mijn moeder was zelfs naar de kapper geweest – maar daarna vielen ze weer terug in hun oude patroon. Dat ze bijna zwervers lijken, laat ze helemaal koud. Waarschijnlijk gooien ze hun kleren ’s avonds naast hun bed en springen ze er de volgende ochtend gewoon weer in. Op een dag ging ik bij ze langs om ze op te halen om bij Ikea een nieuwe slaapbank te kopen. Maar toen mijn moeder in de deuropening verscheen, dacht ik: vergeet het maar. Ze droeg een versleten driekwartbroek met vuile sportsokken die tot haar knieën reikten, haar vieze voeten staken in afgetrapte sandalen en haar T-shirt telde zo veel gaten, het leek wel aangevreten door muizen. Ik schudde meteen mijn hoofd en zei: ‘Ma, zo kom je mijn auto niet in. Ga maar terug naar binnen en trek wat anders aan. Geen haar op mijn hoofd die eraan denkt om zo met jou rond te lopen!’”

Ondraaglijke stank

“Mijn ouders weten dat ik me voor hen schaam, maar dat interesseert ze niet. Ik weet nog dat ze met mijn broer op kraamvisite kwamen in het ziekenhuis, na de geboorte van Wouter, mijn eerste kind. Ze droegen versleten, dikke jassen en de stank die om hen heen hing, was bijna ondraaglijk. Een verpleegster stuurde mijn broer zelfs weg om zijn handen te ontsmetten. Het schaamrood stond mij op de kaken. Ik voelde me enorm opgelaten: wat zou het personeel denken? Ik wilde graag dat mijn ouders Wouter zouden zien, maar wat zagen ze eruit, ik schaamde me dood!

Ik moest er niet aan denken dat ze op mijn kind zouden gaan passen. Toch ging ik daar twee jaar later wel mee akkoord, omdat Wouter gek was op zijn opa. Op één voorwaarde: de kinderkamer moest opgeruimd en schoon zijn. Tot mijn verbazing zag de kamer er netjes uit en was het bed zelfs opgemaakt. Dat vond ik fijn, maar tegelijkertijd voelde ik een steek in mijn hart: waarom konden ze dat vroeger niet voor mij doen? Maar die gedachte drukte ik snel weg, want ik was allang blij dat ze zich verheugden op Wouters komst. Alles leek goed te gaan, maar nog geen dag later had ik alweer spijt. Tijdens het boodschappen doen, liep ik ze tegen het lijf. Ik stond aan de grond genageld, ik herkende mijn eigen kind bijna niet meer: zijn gezichtje, zijn handen, zijn kleding, zijn haren: alles zat onder de zwarte vegen! Wat hadden ze met hem gedaan? En hoe haalden ze het in hun hoofd hem dan ook nog mee te nemen naar de winkel, waar de hele buurt hem kon zien? Ik wist niet hoe snel ik Wouter mee naar huis moest nemen. Thuis gooide ik zijn kleren direct in de vuilnisbak en zette ik hem onder de douche. Ik was ontzettend kwaad op mijn ouders, maar zij reageerden heel laconiek. Ze vonden dat ik enorm overdreef, zo erg was het toch niet? Maar voor mij was het duidelijk: mijn kind gaat daar nooit meer heen.”

Nieuwe start

“Drie jaar geleden verhuisde ik met mijn drie kinderen en mijn nieuwe vriend naar een ander dorp. Jarenlang heb ik bij mijn ouders in de buurt gewoond en altijd was ik bang dat ik ze ergens tegen zou komen. Nu hoef ik niet meer op mijn hoede te zijn op straat. Mijn ouders hadden het fijn gevonden als ik bij ze om de hoek was blijven wonen, maar voor mijzelf moest ik deze stap gewoon zetten. Zij zullen waarschijnlijk nooit veranderen, maar ík ben inmiddels wél een andere vrouw. Ik heb een mooi, opgeruimd huis en een fijn leven met mijn gezin. Daar ben ik trots op. Doordat ik nu niet meer bij mijn ouders in de buurt woon, hebben we veel minder contact. Hun wereldje is heel klein: hun leven speelt zich af op een paar vierkante meter. Ze hebben geen baan en komen hun huis bijna niet uit.

Bijna een jaar geleden ben ik voor het laatst bij ze op bezoek geweest, toen mijn vader 65 jaar werd. Toen de voordeur openging, dacht ik: moet ik hier écht naar binnen? Een vieze walm van kattenlucht kwam me tegemoet, overal lag stof en de gang stond bomvol spullen. In de woonkamer was bijna geen plek om te lopen en de tuin en de schuur waren ook helemaal volgestouwd met rommel. Ik vind het nog steeds moeilijk voor te stellen dat ik zeventien jaar in zo’n huis gewoond heb. Zeker nu ik weet dat het helemaal niet veel moeite kost om je huis netjes te houden, denk ik: hoe kún je zo leven? Het was zelfs zo erg, dat hun buren op een gegeven moment verhuisd zijn wegens de stank. Dat is toch onvoorstelbaar? Mijn vriend zegt dat het hun keuze is, maar ik neem het ze kwalijk dat ze er nooit iets aan hebben gedaan en dat ze zo laks zijn. Ze zouden ideale kandidaten zijn voor het tv-programma Mijn leven in puin, maar ik vertik het om ze daarvoor op te geven. Ze zouden alle hulp weigeren en ik ben het zat te proberen de situatie te veranderen. Ik besteed mijn energie liever aan mijn gezin. Mijn ouders zijn totaal geen voorbeeld voor mij geweest, maar ik doe er alles aan om dat wel voor mijn eigen kinderen te zijn. Als ze tussen de middag met zand onder hun nagels thuiskomen, zorg ik dat ze hun handen wassen en weer netjes naar school gaan. Ik vertel mijn kinderen geregeld dat ik van ze hou, iets wat ik als kind nooit te horen kreeg. Ik wil ze een fijne jeugd geven en als dat betekent dat ze hun grootouders niet vaak zien, dan is dat maar zo. Jarenlang heb ik gedacht: het blijven wel mijn ouders en hun opa en oma, maar dat voelt inmiddels niet meer zo.”

Lees ook: Liesbeth: ‘Ik schaam me, maar ik ben vreselijk jaloers op mijn dochter’

Meer persoonlijke verhalen lezen? Neem nu een abonnement op Vriendin.