Sandra gaf haar baby op voor adoptie: ‘Nu ik hem weer gevonden heb, is mijn gezin compleet’

Sandra (56) is getrouwd met Mark (46) en heeft vier kinderen. Dochter Bo (22) kreeg ze met Mark, Pieter (32) en Kim (30) tijdens een eerder huwelijk en van Bart (39) beviel ze op haar zeventiende. Hem moest ze afstaan voor adoptie

Sandra: “Ik was zeventien en mijn verkering was net een paar weken uit, toen ik ontdekte dat ik zwanger was van mijn ex-vriendje. Omdat ik bang was voor zijn reactie – en voor die van mijn ouders – hield ik het nieuws voor mezelf. Ik negeerde de misselijkheid en vermoeidheid en liet thuis niets merken. Als ik er niet mee bezig was, bestond het niet – dat idee had ik. Dat wist ik een paar maanden vol te houden.

Mijn buik groeide amper, pas met vijf maanden was er een kleine bolling te zien en die verhulde ik met wijde kleding. Natuurlijk wist ik donders goed wat er aan de hand was, maar ik wilde het niet weten. Wat zouden mijn ouders wel niet zeggen? Met mijn toekomst, of met die van mijn baby, was ik niet bezig. Ik dacht: misschien krijg ik wel een miskraam en dan is er niets aan de hand. Diep vanbinnen hoopte ik daar zelfs op.”

Tehuis voor ongehuwde moeders

“Op een dag kwam mijn moeder mijn slaapkamer binnen en vroeg: ‘Ben je zwanger?’ Blijkbaar had ze mijn buik gezien, die steeds moeilijker te verbergen was. Nu kon ik er niet meer omheen. Ik vertelde haar dat ik zwanger was geworden tijdens onze vakantie naar Frankrijk en niet wist van wie. Ik dacht: als de vader onbekend is, is het misschien minder erg voor mijn ouders. De reactie van mijn moeder kon ik moeilijk peilen. Ze zei niets, ging naar beneden en kwam een uur later terug met de huisarts.

Die onderzocht me, constateerde dat ik zeven maanden zwanger moest zijn en zei: ‘Hier kunnen we niets meer aan doen.’ Alsof hij en mijn ouders een abortus hadden besproken. Zelf had ik daar nooit over nagedacht – in die tijd werden er nog bijna geen abortussen uitgevoerd. De volgende dag zei mijn vader: ‘Het is geregeld. Je gaat naar een tehuis voor ongehuwde moeders om te bevallen en het kindje staan we af voor adoptie.’ Het werd medegedeeld. Mijn vader was een dominante man; wat hij zei, gebeurde ook. Ik wist dat ik niet tegen hem in kon gaan.”

Verzwegen

“Van de bevalling, waar alleen een verloskundige bij was, herinner ik me weinig. Vanuit mijn kamer in het tehuis zag ik lantaarnpalen en konijntjes in het gras. Voor me hing een doek, zodat ik mijn baby niet kon zien. Ik hoorde alleen kort, luid gehuil. Dat verstomde toen mijn kindje werd weggedragen en de kamerdeur dichtsloeg. Mijn ouders kwamen later op bezoek, maar  spraken met geen woord over mijn bevalling. Ook na thuiskomst, een week later, ging het over koetjes en kalfjes, zelfs mijn zussen deden alsof er niets gebeurd was. Het was overduidelijk: dit is achter de rug, nu ga je verder met je leven.”

Zoon of dochter?

“De eerste weken dacht ik dagelijks aan mijn kind. Had ik een zoon of dochter? Leek hij of zij op mij? Daarna werd dat minder. Thuis werd er nooit meer over gesproken en ik was nog zo jong, dat mijn leven in beslag werd genomen door andere dingen, zoals school en mijn vriendinnen. Na een half jaar kwam een medewerker van het tehuis langs met het bericht dat er een adoptiegezin was gevonden voor mijn zoon. Tot die tijd had hij in het tehuis gewoond. Omdat ik net achttien was geworden, zette ik zelf mijn handtekening dat ik akkoord ging met adoptie. Ik kreeg niet te horen waar het gezin woonde, alleen dat ik een zoon had gebaard. Ik besloot hem Maarten te noemen, naar het buurjongetje dat er zo lief uitzag. Zo had ik tenminste het gevoel dat mijn zoon bestond, ook al kon ik met niemand over hem praten. Heel soms probeerde ik het gesprek met mijn moeder die richting op te krijgen. Ik ben bevallen op de verjaardag van mijn oma. Op die datum zei ik: ‘Het is een heel speciale dag vandaag.’ Maar dan zei mijn moeder: ‘Het is mooi weer, kom je mee naar oma?’ Dat deed pijn.”

Lees ook: Yanien werd als kind ontvoerd en geadopteerd

Opnieuw zwanger

“Op mijn twintigste kreeg ik een nieuwe relatie. Ik vertelde mijn vriend over mijn zoon, want ik vond het belangrijk dat hij van zijn bestaan af wist. Hij toonde begrip en zei dat hij me zou steunen als ik op zoek wilde gaan naar Maarten. Die wens had ik wel, maar misschien wist mijn zoon niet eens dat hij was geadopteerd. Waarom zou ik dan zijn leven en dat van het gezin waarin hij opgroeide op z’n kop zetten? Ik was drieëntwintig toen ik trouwde en we kregen twee kinderen, Pieter (nu 32) en Kim (30). Ik weet nog goed dat ik mijn ouders vertelde dat ik zwanger was van Pieter. Ze reageerden koeltjes: ‘Goh, bijzonder.’ Dat vond ik heel moeilijk. Ik had heus niet verwacht dat ze van enthousiasme uit hun stoel sprongen, maar ik was inmiddels getrouwd en dit kindje was een bewuste keuze. Een felicitatie zou op z’n plaats zijn, maar ik voelde aan alles dat de situatie werd overschaduwd door mijn tienerzwangerschap. Pas na een paar maanden, toen mijn ouders aan het idee gewend waren, zeiden ze trots: ‘We worden opa en oma.’ Dat ze dat al waren,  daar werd natuurlijk niet over gesproken. Tijdens mijn zwangerschap dacht ik veel terug aan mijn eerdere ervaring. Ik was vooral op zoek naar overeenkomsten: voel ik hetzelfde, ziet mijn buik er net zo uit? Maar het was lastig vergelijken, want als tiener had ik mijn zwangerschap maandenlang genegeerd. Toen ik Pieter na de bevalling op mijn borst kreeg, dacht ik: zo had het de eerste keer dus moeten zijn. Ik voelde me moeder – een gevoel dat ik bij Maarten helemaal niet had gehad. Dat vond ik jammer, maar ik ging ervan uit dat hij in een liefdevol gezin terecht was gekomen en troostte me met die gedachte.”

Schuldgevoel

“Uiteindelijk hield mijn huwelijk geen stand. Een paar jaar later ben ik getrouwd met Mark, mijn huidige man. Met hem kreeg ik nog een dochter, Bo (nu 22). Toen zij tien was, kreeg ik fysieke klachten. Ik had last van angststoornissen en voelde een pijn in mijn linkerarm die uitstraalde naar mijn kaken. Ik was bang voor een hartinfarct. De klachten hielden een paar jaar aan, maar uit onderzoeken bleek dat ik fysiek prima in orde was. In diezelfde periode startte ik een opleiding chakra healing. Daar leerde ik dat mijn pijn niet fysiek was, maar te maken had met het afstaan van mijn kind. Pas nu er rust was in huis,  Pieter en Kim woonden inmiddels op zichzelf, uitte mijn lichaam alle opgekropte emoties. Dat mijn vader in die periode overleed, had er vast ook mee te maken. Ik besefte dat ik nooit meer met hem over Maarten zou kunnen praten en dat vond ik moeilijk, want mijn moeder vermeed het onderwerp nog steeds. Ik nam het mijn ouders kwalijk dat ze voor mij de keuze hadden gemaakt om mijn kind af te staan. Ook was ik boos op mezelf: waarom was ik niet tegen hun besluit ingegaan? Met behulp van therapie leerde ik om te gaan met die schuldvraag – ik hoefde mezelf niets te verwijten, ik was nog maar een kind.”

Afstandsdossier

“Mijn zussen, met wie ik inmiddels wel over mijn zwangerschap en bevalling kon praten, zeiden: ‘Dat onze ouders het zo hebben opgelost, past zó bij hoe ons gezin vroeger was. Gevoelige dingen belandden in de doofpot en de tijdsgeest was heel anders.’ Dat besefte ik des te meer toen ik mijn afstandsdossier ging ophalen bij het tehuis. Daarin stond, afgezien van de naam van de baby, alle informatie rondom mijn bevalling: het tijdstip, het gewicht en  geslacht van de baby. Ik had nooit eerder overwogen het dossier in te zien, omdat ik er nog niet klaar voor was. Toen wel. In het tehuis kreeg ik een rondleiding door de kamers, die nog precies hetzelfde waren, en herkende alles: de kleuren, de geur, zelfs de lantaarnpalen op straat. Heel bijzonder om daar weer te zijn. Ik bekeek alles met volwassen ogen en realiseerde me: ik was écht nog maar een kind. Mede daardoor heb ik meer begrip gekregen voor de keuze van mijn ouders – ze deden wat hen op dat moment het beste leek. Maar mijn keuze zou het nooit zijn. Toen Bo zeventien werd, dacht ik: als ze nu zwanger blijkt te zijn, zal ik voor haar kind zorgen. Die tweestrijd blijft lastig.”

Lees ook: ‘Ik had nooit problemen met mijn adoptie tot ik mijn adoptievader verloor’

Meteen vertrouwd

“Na mijn bezoek aan het tehuis heb ik een contactformulier ingevuld bij stichting Fiom, die helpt bij afstammingsvragen. Zo zou Maarten mij kunnen vinden als hij naar me op zoek zou gaan. Ik voelde dat ik er klaar voor was om hem eventueel te ontmoeten. Al na twee maanden kreeg ik een mailtje van de stichting: ‘Uw kind heeft u gevonden. Mijn hart klopte in mijn keel – eindelijk zou ik mijn zoon gaan zien! Ik hoorde dat hij Bart (nu 39) heet, zo hebben zijn adoptieouders hem genoemd. Eerst hadden we afzonderlijk gesprekken met een bemiddelaar, die onderzocht of we er allebei klaar voor waren. Dat duurde twee maanden en die periode voelde als een soort nieuwe zwangerschap: mijn zoon was er, maar ik moest wachten tot ik hem zou kunnen zien, horen, aanraken en ruiken. We ontmoetten elkaar uiteindelijk bij de stichting in het bijzijn van de bemiddelaar. Toen ik Bart aankeek, dacht ik: jij bent mijn zoon. Hij zei: ‘Zullen we elkaar een dikke kus geven?’ Dat brak het ijs. Ik heb hem alles verteld: hoe ons gezin vroeger was, waar ik ben bevallen en hoe ik me heb gevoeld. Na een uur verruilden we de koffie voor een wijntje. Ons contact voelde heel natuurlijk, fantastisch.”

Eindelijk compleet

“Inmiddels pas ik regelmatig op de kinderen van Bart en heeft hij ook goed contact met Pieter, Kim en Bo, zijn halfbroertje en -zusjes. Hen heb ik een paar jaar geleden, tijdens het proces waarin ik het verleden beter probeerde te begrijpen, over Bart verteld. Ze toonden veel begrip. Pieter en Bart lijken best op elkaar – ze zijn allebei oplossingsgericht en willen het anderen naar de zin maken. Ook zie ik bij Bart trekjes van zijn vader, zoals het friemelen aan zijn vingers. Met hem, mijn jeugdvriendje, hebben Bart en ik vorig jaar via stichting Fiom contact gezocht. Hij was geschokt toen hij hoorde dat hij een zoon had en ook teleurgesteld, omdat ik hem niet eerder op de hoogte heb gebracht. In al die jaren ben ik hem twee keer tegengekomen in het dorp. Maar dan zeg je niet: ‘Trouwens, ik moet je nog wat vertellen…’ Gelukkig toonde hij vrij snel begrip toen ik mijn verhaal vertelde en Bart en ik hebben nu goed contact met hem. Mijn moeder heeft Bart laatst ook ontmoet. Dat was ongemakkelijk, maar ze verzwijgt hem niet meer. Als ik zeg dat we met z’n allen gaan barbecuen, vraagt ze: ‘Bart ook?’ Ik heb haar gevraagd waarom ze nooit over hem wilde praten. ‘Het kwam er nooit van’, antwoordde ze. Mijn oren klapperden. Ze had 39 jaar de tijd gehad! Toch ging ik er niet op in. Mijn moeder is 85 en heeft een slechte gezondheid. Een discussie starten heeft geen zin. Ik ben allang blij dat ik Bart heb leren kennen. We hebben allebei geen moeder-zoongevoel, daarvoor zijn er te veel jaren verstreken, maar dat vinden we niet erg. We zijn blij dat we zo’n goede klik hebben. Dat heeft me veel rust gebracht, ik heb het gevoel dat ik nu compleet ben. Binnenkort gaan we met het hele gezin – dus mijn vier kinderen én hun kinderen en aanhang – een weekendje naar de Ardennen. Daar kijk ik ontzettend naar uit.”