
Ada komt uit een gezin van zestien: ‘Al die verjaardagsvisites zijn niet te doen’
24 februari 2025
Als ‘nummer dertien’ in een gezin van zestien kinderen kende Ada (61) een gelukkige, warme jeugd, waarin ze niets tekort kwam. Nog steeds heeft ze met al haar broers en zussen goed contact. “Maar al die verjaardagsvisites zijn niet te doen, we komen gewoon eens in de drie maanden bij elkaar.”
Ada: “Heel vaag kan ik me nog het huis herinneren waar ik als ‘nummer dertien’ in een rij van uiteindelijk zestien kinderen geboren ben. Het was huurhuis van de woningbouwstichting met vier slaapkamers – allemaal met stapelbedden. Ik was vier jaar toen we verhuisden naar een grotere koopwoning. Zes slaapkamers hadden we toen. Ik deelde een kamer met mijn oudere zussen Ria en Ineke en jongere zusje Ciska. De oudste kinderen waren toen al de deur uit.
De dag van de verhuizing was tevens mijn allereerste schooldag. ‘Als je terugkomt van school, wonen we in het nieuwe huis’, zei mijn moeder me. Daar was ik niet gerust op. Ze gaan me hier vergeten, dacht ik. Ik ben de klas uitgelopen, heb mijn jas aangetrokken en ik ben aan de wandel gegaan. Een mevrouw zag mij buiten lopen. ‘Dat is een kindje van Bouwers’, dacht ze. Zo ging dat vroeger, in ons dorp. We waren het grootste gezin in Schoonebeek, iedereen kende ons. De vrouw heeft me naar mijn moeder gebracht, die mij weer achterop de fiets zette en op school afleverde. ‘Jij gaat gewoon naar school en je loopt vanmiddag met Ria mee naar huis’, zei ze. Mijn moeder bracht ons alleen die allereerste dag zelf naar school. Met een groot gezin als het onze, zat er in elke klas wel iemand die de jongere kinderen mee kon nemen. Ik had nog drie kinderen onder mij, daar keek ik naar om. Dat zorgen voor elkaar, dat typeert ons gezin.”
Snel zelfstandig
“Het grote gezin is nooit een bewuste keuze of wens van mijn vader en moeder geweest. Mijn ouders waren gereformeerd en voorbehoedsmiddelen waren in die tijd nog lang niet zo normaal als nu. Het kwam in onze omgeving wel vaker voor; ik weet van gezinnen van negen of tien kinderen in het dorp en mijn oom en tante hadden ook een hele rij kinderen. Maar wij waren wel echt het grootste gezin.
In zo’n groot gezin word je snel zelfstandig. Je leert je eigen zaakjes regelen. We moesten van jongs af aan al in het huishouden meehelpen. Tussen de middag moesten we na het eten van ons brood afwassen. Deed je dat niet, dan stond het er om half vier nog. We moesten ons als kinderen aan onze afspraken houden. We hielpen ook met stofzuigen en strijken. Op zaterdagochtend poetsten we alle schoenen of liepen we met zendingsbusjes van de kerk. Natuurlijk vond ik dat niet altijd even leuk. Alweer…, dacht ik dan. Maar er was gelukkig ook alle ruimte om te spelen. Er kwamen kinderen mee naar ons huis, wij speelden bij klasgenootjes. Zelfs mee-eten of logeren was geen probleem; er was altijd wel een aardappel of een broodje over. Mijn moeder was heel gastvrij.”
Harde werker
“Mijn moeder was fulltime huisvrouw. Ze had alle aandacht voor ons, echt dat ‘kopje thee met een koekje’-verhaal. En als er een keer geen aandacht was, dan was er wel een oudere broer of zus die met mij wilde kletsen. Bij de oudste kinderen kon ik ook terecht met mijn huiswerk. Mijn moeder was ‘s avonds altijd aan het breien. Ze was lid van een vrouwenvereniging van de kerk, maar sporten deed ze bijvoorbeeld niet. Het waren écht andere tijden.
Ik was acht toen ik voor het eerst tante werd. Mijn oudste zus is tegelijk met mijn moeder zwanger geweest. Best bijzonder, als je daar over nadenkt. Ook voor mijn moeder moet dit speciaal geweest zijn. Mijn jongste broer en oudste neefje zijn even oud.
Mijn vader werkte bij de waterleidingmaatschappij. Hij was een harde werker. Financieel moet een gezin van zestien een grote verantwoordelijkheid zijn geweest. Er zullen ongetwijfeld geldzorgen zijn geweest, maar daar heb ik niets van gemerkt. Ik heb nooit het gevoel gehad dat ik iets tekort ben gekomen. We deelden en soms kon iets gewoon een maand niet. Kleding kreeg ik van mijn oudere zussen en met Pasen kreeg ik een nieuwe jurk. Schoenen werden pas gekocht als het echt nodig was. En je fietste op de fiets die er nog stond.
Mijn moeder was goed in organiseren en goed met geld. Zuinig ja. Ik kreeg geen hele, maar een halve appel mee naar school. Wij kregen niet iedere dag kaas op ons brood, dat was te duur. Boterhamworst was een stuk goedkoper. En pas toen de meeste kinderen de deur uit waren, kreeg ik een hele in plaats van een halve gehaktbal bij het eten.”
Anders dan nu
“Verjaardagen werden echt gevierd, alleen niet met taart, maar met een zelfgebakken cake. We kregen een cadeautje en we mochten trakteren op school. Dat ging er wel anders toe dan tegenwoordig. Wij trakteerden meestal op toffees. Ik zie als leerkracht op mijn school soms traktaties voorbijkomen die behoorlijk wat geld moeten hebben gekost. ‘Goh, je hebt er wel veel werk van gemaakt’, zeg ik dan maar. Je wil ouders niet kwetsen, maar ik vind zo’n uitgebreide traktatie niet nodig. Ik ben zelf in oktober geboren en soms waren de mandarijnen dan al in de aanbieding; die mocht ik dan uitdelen. Daar moet je bij de kinderen van nu niet mee aankomen.
Ook gingen we ieder jaar op vakantie. Het bedrijf waar mijn vader werkte, had vakantiehuisjes in Exloo die we konden huren. De jongste kinderen sliepen in zo’n huisje en de oudere kinderen in een tent. Wij fietsen erheen en mijn oom bracht met zijn bestelbusje de tassen, tent en de boodschappen. We vermaakten ons prima met fietsen in de omgeving en spelen in de bossen.
Ik heb al met al een heel gelukkige jeugd gehad. Dat ik een van de jongste kinderen was, maakte het voor mij wel makkelijker, denk ik. De oudste kinderen hebben veel meer verantwoordelijkheden gehad. Het ontbrak mij aan niets; ik heb alle mogelijke kansen in het leven gekregen.”
Nooit alleen
“Op m’n 21ste ging ik het huis uit. Ik kreeg een baan op een school in Coevorden en in die tijd moest je wonen waar je werkte. Op m’n 22ste trouwde ik, maar aan een gezin moest ik nog niet denken; ik wilde eerst een aantal jaar werken. En een groot gezin zoals mijn ouders hadden gehad? No way! Op m’n dertigste was ik zwanger van mijn oudste. Het was nog best lastig parttime terug te komen, de meeste vrouwen stopten in die tijd met werken. Ik wilde het allemaal combineren: werken, kinderen opvoeden en leuke dingen voor mezelf doen. Dat is met een groot gezin niet te doen.
Na een dochter kreeg ik nog een zoon; een jongen en een meisje – prima! Voor mij was dat genoeg. Zestien keer zwanger zijn; ik vind het heel knap dat mijn moeder dat heeft gedaan. Het was niets voor mij geweest.
De geboorte van mijn eerste kind heeft mijn moeder overigens al niet meer meegemaakt. Mijn ouders zijn kort na elkaar overleden. Ik was 22 toen mijn vader en hartstilstand kreeg. Mijn moeder werd drie jaar later ziek, drie maanden later overleed ze aan kanker. We hebben haar met z’n allen verzorgd, haar laatste jaren. Ook dat is een voordeel van een groot gezin… Je staat er nooit alleen voor. Drie jaar na mijn vader is ze overleden. Ze is slechts 63 jaar geworden.
Mijn eigen gezin is uiteindelijk toch wat groter geworden dan ik aanvankelijk had gepland. Ik ben op m’n 48ste gescheiden en Henk, mijn huidige partner, heeft ook twee kinderen. Zijn dochters zijn echter een stukje ouder dan die van mij, we hebben nooit met z’n allen in een huis gewoond. We hebben als gezin een behoorlijk heftig jaar achter de rug; mijn zoon Joost is ernstig ziek geweest en ik was door een lelijke val een tijdje uit de running. Maar we hebben ook een kleinzoon gekregen. We zijn zo blij met hem. Met Joost gaat het weer goed en hij wordt vader. Hij en zijn partner krijgen een dochter, waar we allemaal enorm naar uitkijken.”
Goede band
“Ik heb een goede band met mijn broers en zussen. We hebben een paar jaar geleden, toen we samen meer dan duizend jaar waren geworden, een fotoshoot gedaan. Als we alle broers en zussen, kinderen en kleinkinderen bij elkaar optellen, kom je rond de 120 à 125 uit, volgens mij. Ik ken de namen van mijn neefjes en nichtjes wel, maar daar houdt het op. Mijn jongste broer Ernst-Jan woont in hetzelfde dorp als ik. Met hem ga ik nog wel eens wandelen of we eten samen een hapje. Met mijn zus Anna zit ik samen op een koor. Eens in de zoveel tijd gaan we met alle zeven zussen iets leuks doen. We volgen dan een kookworkshop, bijvoorbeeld. En binnenkort gaan we naar Mallebabbe, de musical. We worden allemaal ouder, de uitjes worden steeds wat minder actief.
Bij elkaar op visite gaan als er iemand jarig is, doen we niet meer. Dat is niet te doen. We komen nu iedere drie maanden een avond bij elkaar. Op wat kwaaltjes na zijn we allemaal gezond en iedereen heeft een partner. We zijn zo’n avond met 32 man samen en dat is altijd heel gezellig. Een kippenhok? Nee, dat is het niet. We zijn het gewend dat je niet door elkaar heen moet praten als je elkaar wil verstaan. Zo hebben we het vroeger van onze ouders geleerd!”
Tekst: Hester Zitvast
Foto: Marloes Bosch
Visagie: Wilma Scholte
Meer Vriendin? Volg ons op Facebook en Instagram. Je kunt je ook aanmelden voor onze wekelijkse Vriendin nieuwsbrief.
LEES OOK
Uit andere media