Schrijf Je In Voor De Nieuwsbrief (86)

Juf Kim is bijna helemaal blind: ‘Mijn hulphond is altijd bij me’

Licht en donker kan ze nog net onderscheiden, verder is Kim (21) bijna volledig blind. Toch rondde ze afgelopen jaar met succes de pabo af en staat ze dit jaar voor haar eigen groep 7 op een basisschool. “Mijn hulphond Fender is altijd bij me.”

Kim: “Ik hoef niet te kunnen zien. Dit is wat mij mij maakt en – al klinkt het misschien wat raar – het heeft me ook veel gebracht. Bijzondere vriendschappen en ontmoetingen. Als kind mocht ik in een dierentuin giraffen aaien. Omdat ik ze niet kon zien, mocht ik de dieren voelen.”
Kim is geboren met Leber Congenitale Amaurosis (LCA), een zeldzame genetische oogaandoening waardoor ze slechtziend is. Ze gebruikt de woorden blind en slechtziend door elkaar. “Als ik alleen slechtziend zeg, denken mensen dat ik met een loep of vergroter tekst kan lezen. Maar daarmee kan ik niet uit de voeten. Ik zie nog een beetje, maar het is niet veel.” Wat ze wél kan waarnemen, is voornamelijk licht en donker. Op een heldere dag kan ze een silhouet onderscheiden en soms zelfs een kleur ongeveer benoemen. Als het schemert of als het bewolkt is, ziet ze niets meer. Haar nachtblindheid maakt dat ze ontzettend veel licht nodig heeft om haar beperkte zicht te gebruiken. Daarnaast heeft Kim een kleiner gezichtsveld: ze kijkt door een soort brede koker van vijftig graden. “Vanuit mijn ooghoeken zie ik niets.” Alsof dat nog niet genoeg is, hoort bij haar oogaandoening ook nystagmus: trillende ogen. “Je hersenen compenseren dat wiebelende beeld meestal, maar als ik moe ben lukt dat minder en gaan mijn ogen meer trillen. Bij mij komt informatie door minder zintuigen binnen, ik doe veel op geheugen en ook dat kost energie. Om weer te herstellen heb ik veel slaap nodig en moet ik tussen dingen die ik doe in, rust inbouwen. De vermoeidheid, die vind ik wel lastig.”

Onbegrip

Zo halverwege de middelbare school was voor Kim wel duidelijk dat ze leerkracht wil worden. “Ik maak mezelf graag nuttig, ik ben dol op kinderen en houd van eigen regie. Dat komt allemaal samen in dit vak. Mijn ouders, mijn vrienden en ook de docenten van de havo van het speciaal onderwijs waarop ik zat, reageerden allemaal enthousiast. De onderwijskundig begeleider die ik in mijn examenjaar kreeg, had zelf ook de pabo gedaan en heeft me tijdens mijn studie erg geholpen.” En dat was nodig. Want na twee maanden op de pabo, werd er een gesprek gepland tussen Kim, haar moeder en een docent en iemand van de examencommissie. “Ik had het naar mijn zin op de stageschool waar ik al was begonnen en had net mijn eerste toetsweek met mooie cijfers afgerond. Tijdens dat gesprek werd me plompverloren medegedeeld dat ik de opleiding niet kon afronden. Ik was helemaal verbaasd toen er argumenten werden gegeven als ‘dat ik geen proefjes kon doen in de lessen natuur en techniek’. Ik had nota bene natuurkunde op de havo afgerond met een acht. En serieus: hoe vaak worden er op een basisschool proefjes gedaan? In mijn ogen valt daar dan echt wel een oplossing voor te vinden. Ik was een goede en serieuze student. De wetgeving is vaag: scholen moeten voor hun studenten aanpassingen doen zolang het ‘behapbaar’ blijft. Maar mijn verzoeken waren allesbehalve buitensporig – een toetslaptop, tijdsverlenging en een aparte ruimte. Toch ontstond er blijkbaar ineens paniek bij de examencommissie en de coördinator van het eerste jaar. Zij verzonnen steeds iets nieuws waardoor ik de opleiding niet zou kunnen afronden. Dat komt voort uit onbegrip en het onvermogen zich voor te stellen dat je met een beperking volwaardig kunt leven én presteren. Ik heb die dag geen colleges meer gevolgd, in de bus naar huis zat ik wezenloos voor me uit te staren. Precies op het moment dat mijn moeder en ik uitstapten, stapte er een kindje uit mijn stageklas in. Toen hij ‘hi juf Kim’ zei, hoorde ik wie het was. Ik kon hem nog net groeten en toen brak ik. De tranen stroomden over mijn wangen. Ik had het gevoel dat ‘juf Kim zijn’, me die dag was afgenomen.” Even overweegt Kim een totaal andere opleiding te gaan doen. In gesprekken met haar decaan – die achter haar stond – ontdekt ze dat ze van pabo kan switchen. Er wordt voor haar geregeld dat ze haar eerste jaar toch mag afmaken op de school waar ze is begonnen, zodat ze met een propedeuse op zak en zonder studievertraging in het tweede jaar op een andere pabo kan instromen. Daar voelt ze zich welkom en drie jaar later neemt ze vol trots haar diploma in ontvangst. 

Onbetaalbaar

Het leerzaamste van haar opleiding vond Kim het stagelopen. Van meekijken tot losse lessen geven en uiteindelijk een paar dagen in de week vrijwel zelfstandig de klas draaien. Ze straalt als ze erover vertelt: “Stagelopen is geweldig: je leert niet alleen hoe je dingen uitlegt of een les opbouwt, je merkt ook dat kinderen groeien. Die ‘aha-momenten’ wanneer het kwartje valt, zijn zo waardevol. Ik probeer met ieder kind in de klas elke dag contact te maken. Ik ben echt zo’n juf die naast een tafeltje op de grond hangt om even te kletsen. Hoe was je weekend? Hoe gaat het met je zwemlessen? Is je cavia weer beter? En als ze je dan aan het eind van de dag een knuffel komen geven of op een andere manier laten weten dat ze een fijne dag hebben gehad, geeft dat een goed gevoel. Als juf beteken je echt iets. In de vier jaar dat ik nu al voor de klas sta, heb ik alleen maar positieve reacties van ouders gekregen. Ze tonen oprechte interesse in hoe ik werk. En wanneer ik dat uitleg, laten ze vaak merken hoeveel respect ze daarvoor hebben. Afgelopen kerst kregen alle leerkrachten van een moeder een kerstsok, met chocolade erin en een kaartje eraan. Voor mij had ze het braille-alfabet opgezocht en met een lijmpistool alle puntjes op de juiste plek gezet tot er stond ‘Fijne feestdagen, juf Kim’. Al die moeite zodat ik mijn kaart kon lezen, dat raakte me enorm.”

Voorbereiden

“Het begin van het schooljaar vind ik altijd bijzonder. Je hebt een week de tijd om je klas in te richten, je rooster te maken en alles klaar te zetten voordat de kinderen komen. Voor mij betekent dat ook praktisch voorbereiden: overal braillestickers plakken. Op dagritmekaartjes bijvoorbeeld, zodat ik precies weet of we beginnen met rekenen of schrijven. Als ik het even vergeet, loop ik naar het bord, voel de stickers en weet meteen wat er op het programma staat. Hetzelfde doe ik met kaartjes van de kinderen, bijvoorbeeld wie het hulpje is die dag. Daarnaast denk ik na over de indeling van de klas. Vaak krijg ik tips van de vorige leerkracht: welke kinderen wel of juist niet naast elkaar kunnen, wie wat meer begeleiding nodig heeft. Ook leer ik meteen waar mijn spullen liggen – van gummen tot potloden – zodat ik alles snel kan pakken als een kind iets nodig heeft. De eerste dagen is het wennen: alle stemmetjes lijken op elkaar. Dan denk ik: hoe ga ik dit ooit uit elkaar houden? Maar na een week ken ik ze al. Ieder kind heeft een eigen geluid, een eigen verhaal en karakter.” Kinderen zijn van nature nieuwsgierig. Kim, lachend: “En dat blijven ze het hele jaar. In het begin vragen ze me van alles: hoe ik lees, hoe ik weet wie waar is en ga zo maar door. Nooit uit wantrouwen, echt uit nieuwsgierigheid. Tijdens een rekenles over klok kijken komt bijvoorbeeld ineens de vraag: ‘Juf, hoe weet jij eigenlijk hoe laat het is?’ Terwijl ik het hele jaar al roep: het is tien uur, we gaan naar buiten en niemand daarover twijfelt. Dan leg ik uit dat mijn telefoon kan praten en dat ik een voelbaar horloge heb. Kinderen willen leren en ik vind het mooi dat ik kan laten zien wat er allemaal mogelijk is.” De vraag die Kim het meest krijgt, is hoe ze het werk van haar klas controleert. “Wat ik vaak doe, is samen met de kinderen nakijken. Ze maken eerst de opdracht en daarna zet ik de antwoorden op het bord. Natuurlijk zie je dan niet alle fouten, maar ze leren er veel meer van dan wanneer ik het inneem, het na schooltijd nakijk en het pas dagen later teruggeef. Dan zijn ze het vaak al vergeten. Daarnaast gebruik ik soms ook apps waarmee ik foto’s kan maken van hun werk. Die zetten het handschrift om in tekst, zodat ik kan lezen wat er staat. Dat werkt steeds beter, maar kost wel veel tijd. Daarom doe ik dat alleen als ik iets heel precies wil weten. Zo blijft het werkbaar én leren de kinderen er zelf ook meer van.” Reizen van en naar school, is uitdagend. Kim probeert zoveel mogelijk met het openbaar vervoer te doen. “Maar dat is niet altijd even betrouwbaar en kost me veel energie. Vorig jaar werd ik door mijn ouders of opa gebracht en ging ik met de bus weer naar huis. Ik wil niet afhankelijk zijn van hen, daarom heb ik nu voor de heenreis taxivervoer aangevraagd. Ook met schoolreisjes, uitjes en etentjes met collega’s kom ik soms voor uitdagingen te staan. Paintballen met het team? Dat lukt mij niet. En ik moet goed nadenken over hoe ik weer thuiskom na zo’n avond. Soms is dat lastig, uiteindelijk komt het altijd wel goed.” 

Hulphond

Hulphond Fender is elke dag bij Kim, al helpt hij haar vooral buiten de klas. In de klas zelf is de ruimte te klein om echt te werken: daar ligt hij meestal gewoon rustig te slapen. “Zodra we naar de gymles gaan, het schoolplein op, een uitstapje maken of zelfs als ik thee ga halen, gaat hij mee. Dan doe ik zijn tuig om en zorgt hij dat ik nergens tegenaan loop en niet val. Hij is dus vooral buiten de klas mijn veilige gids. Voor kinderen is dat heel interessant, want veel van hen hebben nog nooit een hulphond aan het werk gezien. Daarom leg ik altijd goed uit wanneer Fender wel of niet benaderd mag worden. Ik vergelijk het vaak met een toets: stel je bent heel geconcentreerd bezig en iemand begint ineens tegen je te praten of zwaait voor je gezicht. Dan kun je je niet meer goed focussen. Dat is precies zo voor Fender: als hij in tuig staat te werken en iemand gaat hem aaien of afleiden, kan hij fouten maken. Daarom maak ik het onderscheid heel duidelijk: tuig aan is werken, tuig uit betekent dat hij gewoon hond mag zijn en kinderen hem mogen aaien. Kinderen snappen dat vaak heel snel en vinden het prachtig. Soms moet ik het nog eens uitleggen – bijvoorbeeld dat stil staan met tuig om óók werken is – maar meestal helpt die vergelijking met hun eigen ervaringen.”
Sinds dit schooljaar werkt Kim op een andere school en staat ze voor groep zeven. “Op deze school is het fijn dat we vaak met twee leerkrachten op een groep staan, zodat taken en instructies verdeeld kunnen worden en kinderen op hun eigen niveau les krijgen. Dat geeft ook rust: valt een leerkracht eens uit, dan hoeven er geen klassen naar huis en kan het team schuiven waar nodig. Voor mij als startende leerkracht is dat ideaal. Ik kan rustig ontdekken hoe de routines hier werken, hoe de regels zijn en hoe de methodes ingezet worden. Zo leer ik alles stap voor stap kennen. Het voelt bijna als een droom: vier jaar geleden leek het nog alsof mijn ambitie me werd afgenomen. Nu heb ik gewoon mijn eigen klas, met een duo-collega. Ik word er echt blij van. Ik wil iets nuttigs doen met mijn leven en mijn kennis, het onderwijs geeft me dat gevoel: juf zijn is voor mij een van de belangrijkste beroepen.”

Tekst: Yvonne Brok
Foto: Mariel Kolmschot
Visagie: Wilma Scholte

Meer Vriendin? Volg ons op Facebook en Instagram. Je kunt je ook aanmelden voor onze wekelijkse Vriendin nieuwsbrief.

LEES OOK

Lees meer Persoonlijke verhalen

Uit andere media