Placeholder

Susanna: ‘Het liefst zat ik dag en nacht aan zijn bed’

Als haar geheime relatie met een getrouwde man abrupt ten einde komt, is Susanna ten einde raad.

Als haar geheime relatie met een getrouwde man abrupt ten einde komt, is Susanna ten einde raad.

Susanna: “Ik heb nooit geleden onder mijn geheime verhouding met Jasper. Ik ben opgegroeid met een erg dominante vader, en mijn ouders hadden een uitgesproken slecht huwelijk. Toen ik op mijn zeventiende thuis wegvluchtte, was ik vastbesloten nooit te trouwen en me ook nooit door een man zo op mijn kop te laten zitten.

Bij Jasper hoefde ik daar niet bang voor te zijn. Hij was al getrouwd, had drie kinderen en hoewel hij niet meer echt van zijn vrouw hield, wilde hij zijn gezin niet in de steek laten. Maar hij was wel verliefd. Tot over zijn oren! Op mij, en ik ook op hem. We ontmoetten elkaar wanneer hij zich vrij kon maken en dan hadden we het heerlijk, daarna pikte ik mijn leven als alleenstaande, zelfstandige meid weer op. Omdat Jasper thuis behoorlijk onder de plak zat, hadden we een truc bedacht om elkaar vaker te zien: ik solliciteerde op een baan binnen zijn bedrijf, als zijn rechterhand, en natuurlijk koos hij mij uit meer dan honderdvijftig sollicitanten. Nu konden we elkaar alle dagen zien…

Zo hebben we het negen jaar volgehouden. Hoogtepunt van die jaren waren de keren dat we samen op reis moesten voor ons werk: dan leefden we als man en vrouw en verbaasde het mij hoe intens gelukkig ik was met hem steeds om me heen. De laatste jaren dacht ik toch wel: als zijn kinderen straks volwassen zijn, misschien kan hij dan toch voor mij kiezen, en kunnen wij samen wat opbouwen.

Tot het noodlot toesloeg, acht maanden geleden. Jasper kreeg een hersenbloeding en overleefde het maar op het nippertje. De periode dat hij in het ziekenhuis, en zelfs op de intensive care lag, was afschuwelijk. Via het werk werd ik op de hoogte gehouden hoe het met hem was, maar het liefst zat ik dag en nacht aan zijn bed. Maar daar was niet míjn plek, maar die van zijn bezorgde echtgenote. Nog nooit was ik jaloers op haar geweest, nu wel. Zo erg dat ik er niet van kon slapen. En nog steeds ben ik jaloers. Jasper is aan één kant van zijn lichaam verlamd geraakt en is nog steeds thuis. Het is nog niet zeker of hij ooit nog in staat zal zijn om te werken. Ik bezoek hem ongeveer twee keer in de maand, vaker kan niet zonder dat het opvalt. Echt praten samen kunnen we dan amper, want zijn vrouw is er steeds bij. Zij verzorgt hem en wijkt zelden van zijn zijde. Alleen als zij naar het toilet gaat, of koffie inschenkt, kunnen we even elkaars hand vastpakken. Wel probeert hij me te bellen zo vaak als hij kan, maar ook dat is altijd oppassen geblazen.

Ik mis hem verschrikkelijk; het is haast niet vol te houden. Ik zou er alles voor over hebben om hem bij mij thuis te hebben, hem te kunnen verzorgen en vertroetelen. Als hij zou willen, zou ik á la minute met hem trouwen, zonder nadenken, al wordt hij nooit meer beter. Nu pas weet ik hoe belangrijk hij voor mij is en hoe vreselijk veel ik van hem houd."

Tekst: Lydia van der Weide