Placeholder

Naomi moest kiezen: haar grote liefde of een kind?

Naomi en Sven verschillen als dag en nacht van elkaar, maar hebben een stabiele, fijne relatie. Totdat Naomi een kind wil. “Ik heb gespeeld alsof ik stapelverliefd was”

Naomi en Sven verschillen als dag en nacht van elkaar, maar hebben een stabiele, fijne relatie. Totdat Naomi een kind wil. “Ik heb gespeeld alsof ik stapelverliefd was”

Naomi: “Ik heb altijd geweten dat Sven en ik erg verschillend zijn. Hij is heel extrovert, ik ben veel rustiger. Al van jongs af aan doe ik in mijn vrije tijd niets liever dan lezen en knutselen. Sven snapt niet waar ik het geduld vandaan haal. Hij is het liefst altijd onder de mensen. Toch werden we, ondanks onze verschillende karakters, smoorverliefd op elkaar, en we vonden dat we elkaar perfect aanvulden. Maar zo’n half jaar na het begin van onze relatie begon het toch te botsen. Hij wilde voortdurend allerlei feesten af, terwijl ik liever romantisch voor ons samen kookte. Het heeft voor heel wat ruzies gezorgd. Later lieten we elkaar vrij: hij ging veel uit, maar ik bleef lekker thuis. En er waren gelukkig nog genoeg avonden die we wèl samen doorbrachten.

Ik heb dit lange tijd geen probleem gevonden. Maar sinds ik graag een kindje wil, is mijn mening veranderd. Ten eerste heeft het me al meer dan een jaar gekost om Sven te overtuigen van een kind. Hij voelde er niets voor; kinderen zijn ‘handenbindertjes’, vond hij. Na eindeloos praten was hij toch om. Ik stopte met de pil en verslond het ene babyboek na het andere. Ondertussen leidde hij nog steeds een wild leven. Vooral in het weekend. Lag ik om half twaalf in bed, was hij nog tot zes uur de hort op. Om de volgende dag tot twee uur uit te slapen. Hoe zou dat moeten met een kind? Gesprekken over dit onderwerp liepen op knallende ruzie uit. ‘Hoor eens,’ zei hij dan, ‘als jij erop staat wil ik best een kind, maar je moet niet verwachten dat ik mijn leven volledig om ga gooien.’ Ik werd steeds ongelukkiger. Ik ben zelfs stiekem weer begonnen met de pil. Sven en kinderen, dat sloeg nu nog nergens op. Maar wie weet, als ik geduld had, zou dat veranderen?

En toen leerde ik Paul kennen, op mijn werk. Een leuke man, zonder twijfel, maar zonder kinderwens was ik nooit met andere ogen naar hem gaan kijken. Hij kon niet tippen aan Sven, die, buiten dat vele uitgaan, absoluut de ideale man voor mij was. Maar ik realiseerde me steeds meer dat ik mijn kinderwens zou moeten vergeten als ik met hem verderging. En mijn liefde was groot, maar niet zó groot. Paul is een totaal ander type. Rustig, huiselijk. Verlaten door zijn vriendin, omdat ze hem te burgerlijk vond. Hij droomde van een gezin, net als ik. Ik ben stiekem een verhouding met hem begonnen. En we konden het goed vinden samen. Ik wist dat het met hem nooit zo spannend zou worden als met Sven, dat ik met hem nooit zó de slappe lach zou krijgen. Maar hij kon me wel geven wat ik wilde. Na drie maanden heb ik Sven verteld dat ik een ander had. Ik heb gespeeld alsof ik stapelverliefd was; ik wist dat hij mij anders niet zou laten gaan. Zijn hart was gebroken, het mijne ook. Maar ik heb doorgezet. Paul en ik wonen nu een halfjaar samen. Ik mis Sven nog iedere dag. Soms draait mijn maag zich om van verlangen naar zijn pretogen, naar zijn daverende lach. Maar ik maak er het beste van met Paul. En we worden vast heel gelukkig: ik ben inmiddels vier maanden zwanger. Het babykamertje is al klaar…”