Placeholder

Voorproefje uit: Weerstand (deel 1)

In de roman Weerstand zoekt Nanny na een gewelddadige jeugd veiligheid in een verstandshuwelijk. Maar haar huwelijk wordt ondraaglijk, en ze vlucht.

In de roman Weerstand zoekt Nanny na een gewelddadige jeugd veiligheid in een verstandshuwelijk. Maar haar
huwelijk wordt ondraaglijk, en ze vlucht.

Als ze woonruimte heeft gevonden en haar kinderen terug wil, wordt ze tegengewerkt door haar ex-man. José Fernanda, € 16,95 Uitgeverij De Kring

Napels geel
Napels geel is een bleekgeel pigment. Het is de kleur van jonge boerenkaas, perkament en de flespompoen. Het lingeriesetje Femilet Platinum is er in deze kleur. Naarmate er meer lood in Napels geel zit, wordt het roder. Roodachtig Napels geel is de kleur van overgare zalm, van pleisters, van ouderwetse korsetten. Van de zeldzame zalmzwam, de rugveren van een Amerikaanse flamingo en van balletspitzen. Ik meng roodachtig Napels geel met titaniumwit om als basishuidkleur te dienen.

Napels geel is de beste kleur om het bleke gezicht van zuster Eufemia te duiden, die geconcentreerd achter haar lessenaar zat te lezen. Haar teint stak vaal af bij de witte kap met de zwarte voile sluier die het strenge gezicht insnoerden. Zuster gaf Franse les aan de meisjes die na de grote vakantie op de MMS waren toegelaten. Ik zat al een tijdje naar haar te kijken, de les was saai geweest en het klaslokaal benauwd. Ze had me gevraagd na te blijven om ‘iets’ te bespreken. Toen het lokaal was leeggelopen stond de magere non op en sloot het gordijn achter zich. ‘Kom eens hier Nanny, ik wil je wat laten zien.’ Ze begon zich te ontkleden, een langdurig ritueel. Een voor een legde ze haar lange kledingstukken over een stoel. In een zalmkleurige onderbroek die tot haar magere knieën hing, met witte sokken in haar gezondheidssandalen en met haar sluier nog op haar hoofd, stond het spierwitte kreukelige lichaam uiteindelijk voor me. De lege borsten boden een treurige aanblik.
‘Zuster, waarom is dit, waarom staat u hier zo?’ vroeg ik angstig. De zuster zuchtte een paar keer en zei toen stijfjes: ‘Ik wil dat je mijn borsten voelt en daarna die van jezelf.’ In de hoop hierna te mogen gaan, tastte ik met trillende vingers over de tanige, wat klamme huid. 
‘Nee, goed voelen, duwen en knijpen,’ gebood de zuster. Ineens voelde ik een flinke bobbel en zei dat hardop. 
‘Nu die van jezelf, je mag je omkeren.’ Ik kneep en duwde op mijn beginnende borsten en vond niets bijzonders. ‘Alleen u heeft een bobbel, zuster.’
‘Dank je kind, dit is het begin van het einde, de Heer roept me.’

Als katholiek meisje, kort na de oorlog geboren, kwam ik vanaf de bewaarschool in aanraking met nonnen. Zoals alles vanzelfsprekend is in een jong mensenleven waren de grote zwarte gevaartes met witte kappen dat ook. Op de lagere school begon ik te vermoeden dat ze ons van alles wijs maakten. De verhalen over zwevende heiligen en drie-in-één god kon ik moeilijk geloven, vooral omdat de zusters zelf in niets met deze wonderen van doen leken te hebben. De zwijmelende blikken die ze ten hemel hieven wanneer ze deze sprookjes aan ons probeerden te slijten hielpen niet om ze geloofwaardig te maken. Als ze naast je schoolbank kwamen staan rook je een onaangename lucht, een mengeling van goedkope zeep en rotting. Zoiets als luchtverfrisser na een vers gebruikt toilet of dennengeur in een doorrookte auto. Ze leken op uitgedoofde fakkels wanneer ze door de schoolgangen schreden. We leerden breien en knopen aanzetten en mochten zomers niet met blote armen op school komen. Ik had destijds geen idee waarom niet. Ze waren getrouwd met God en droegen een echte trouwring.

Vreemd bed
Het plafond waar ik nu naar lig te staren is zalmkleurig, er hangt een kitscherige kroonluchter aan en hoewel de zilveren gordijnen gesloten zijn, schijnt de ochtendzon er fel doorheen. De wanden zijn gedecoreerd met erotische zwart-wit foto’s en het roomkleurige satijnen dekbed glimt venijnig. Verbaasd ben ik zojuist wakker geworden in dit vreemde bed tussen twee slapende mensen in en als ik me voorzichtig beweeg lijkt het of we op een boot dobberen. Zo te voelen heb ik mijn ondergoed nog aan, maar ik heb geen idee wanneer en hoe ik de rest van mijn kleding ben kwijtgeraakt. Na een poosje beginnen de gebeurtenissen van de afgelopen avond en nacht door mijn mistige hoofd te tuimelen en langzaam wordt het me duidelijk hoe ik hier terechtgekomen ben. Gisterochtend liep ik op de trap van de academie mijn jeugdliefde Jorn tegen het lijf, letterlijk; door de botsing schoot mijn tekenmap onder mijn arm vandaan en wapperden de houtskoolschetsen als grote vogels naar beneden. Geschokt herkenden we elkaar van dertien jaar geleden toen we kortstondig een intense relatie hadden.

Morgen plaatsen we nog een deel uit het eerste hoofdstuk van Weerstand.