Placeholder

The horse whisperer

Stefanie en haar gezin zijn al een paar jaar niet op vakantie geweest, en dat vond ze wel prima. Maar nu ze samen met Dirk en Adriana een paar nachtjes van huis is, voelt dat toch wel heel erg goed.

Stefanie en haar gezin zijn al een paar jaar niet op vakantie geweest, en dat vond ze wel prima. Maar nu ze samen met Dirk en Adriana een paar nachtjes van huis is, voelt dat toch wel heel erg goed.

De laatste keer dat ik niet thuis sliep, was de nacht in het ziekenhuis na Adriana’s geboorte. Wij zijn er al een paar jaar niet echt uit geweest. Ach, als ik een dagje weg ben, voel ik mij er al gauw helemaal uit. Toch vind ik het heerlijk om er nu met Dirk en Adriana tussenuit te gaan, ook al zijn het maar twee nachtjes en ligt de locatie vlakbij huis.

Faith is in het logeerhuis, maar Nico en Deborah zijn thuis. De deur achter mij dichtrekken valt mij zwaar. Ik wil voor de thuisblijvers opschrijven waar ze allemaal aan moeten denken, maar nee: niet betuttelen! Onder ‘lieve Deborah en Nico’, schrijf ik iets over het eten en ‘Denken jullie aan Boeddha?’ Maar de kat vergeten zij heus niet.
Vijfenveertig kilometer van huis is alles compleet anders: het bos ruikt heerlijk, de bladeren van hoge maïsplanten glanzen en de huurfietsen trappen soepel. We gaan zwemmen en eten Chinees.
Ik ga net als thuis even bij Adriana in bed liggen. Ze slaapt snel in ons tijdelijke onderkomen. De romantische avond van Dirk en mij bestaat vooral uit een paar lekkere zoutjes en een heleboel moeheid. Nu wij tot rust komen, voelen wij pas hoezeer wij aan ontspanning toe zijn.

’s Morgens maken we een fietstocht. Het is nog fris. We fietsen door het bos en langs weilanden en landbouwgewassen. Grote wolken steken wit af bij de blauwe hemel. Naast een weiland met paarden stappen wij af. De prachtige beesten, bruin, gevlekt en zwart, komen rustig naar ons toe. Adriana plukt gras en steekt haar hand uit naar een paard, dat zich voorover buigt. Met zijn lippen pakt het voorzichtig het gras uit Adriana’s handje. Een groot paard, een klein meisje en een wederzijds vertrouwen. Het raakt mij. Even ben ik sprakeloos. Dan zeg ik tegen Adriana dat we de volgende keer appeltjes van de appelboom bij ons huisje voor de paarden zullen meenemen.
Adriana buigt door haar knieën, alsof zij zich klein maakt voor een jonger kind dan zij zelf en zegt tegen het grote paard dat ze gras gevoerd heeft: ‘We nemen appeltjes voor je mee. Weet je wel wat appeltjes zijn? Ja?’
Het paard weet het. Blauwe kinderoogjes verdrinken in bruine paardenogen.

Als we thuiskomen, ziet alles er netjes uit. Volgende week zijn we nog vrij.
‘We kunnen nog wel een paar dagen weggaan,’ stelt Dirk voor.