vrouw

Sandra: ‘Ik weiger mijn moeder in huis te nemen en iedereen vindt daar iets van’

Sandra (46) woont in hetzelfde dorp als haar hulpbehoevende moeder, in tegenstelling tot haar twee zussen, die een half uur verderop zitten. Daardoor komt alle zorg op haar neer. “Mijn zussen vinden het heel normaal dat ik alles doe en zij niks.”

“Jarenlang vergezelde ik mijn moeder als ze op controle bij haar cardioloog ging vanwege hartproblemen. Of als ze moest bloed prikken, tijdens haar maandelijkse bezoek aan de huisarts, of als ze allerhande andere doctoren bezocht zoals een orthopeed en fysiotherapeut. Ze kon er niet alleen heen. Het was of te ver of ze vond de medische termen van de artsen ingewikkeld. Automatisch nam mijn moeder aan dat ik haar wel begeleidde. Ze vroeg niet eens of ik het wilde, ze plande haar afspraken gewoon in op mijn vaste vrije middagen. Dat kwam ook door mijn zussen Vera en Linda die rustig tegen haar zeiden: ‘Sandra gaat wel met je mee’. Dat deed ik dan, omdat ik ma niet wilde laten vallen, al baalde ik van het gemak waarmee mijn naam altijd werd genoemd.
Net zo makkelijk zeiden diezelfde zussen dat ik ma wel in huis kon nemen toen ze bijna een jaar terug viel en haar heup brak. Maar dit keer kwam ik in opstand. Ik piekerde er niet over. Ik vond dat ik genoeg had gedaan. Ik had ook een eigen leven en het was tijd dat mijn zussen in actie kwamen. Maar terwijl zij wegkomen met smoezen en excuses, kijkt iedereen mij erop aan. Hoe kan ík mijn moeder zo aan haar lot overlaten en onderbrengen in een verpleeghuis? Hoe kan ik haar nu zo alleen laten aanmodderen? De buitenwereld vindt dat een echte liefhebbende dochter haar moeder in huis neemt, zeker als ze daar de ruimte voor heeft, zoals ik. Maar hoeveel ik ook van mijn moeder hou, ik trek hier de grens.”

Lieve vrede

“Ik ben de jongste van drie dochters en de enige die in dezelfde plaats als onze moeder woont. Mijn zussen wonen dertig kilometer verderop. Dat klinkt verder dan het is: het huis van Vera, mijn oudste zus, staat dichtbij het station, voor haar is het maar één halte en kan ze daarna lopend naar mijn moeder. Toch is het al die jaren geweest: ‘Laat Sandra het maar doen’. Moest mijn moeder naar de dokter of het ziekenhuis, of haar badkamer eens flink uitgesopt, dan gingen mijn zussen er gewoon vanuit dat ik wel tijd vrij maakte om mee te gaan. Omwille van de lieve vrede zei ik niks, maar ik voelde me redelijk gefrustreerd. Ook toen mijn vader nog leefde, werd er bij allerhande vragen een beroep gedaan op mij, mijn man en onze kinderen. Zowel om henzelf of zware boodschappen te vervoeren als klusjes in en om het huis. We maakten er geen probleem van, oude mensen laat je immers niet aan hun lot over. Al vond ik het wel vervelend, wederom vanwege het automatisme waarmee ze er vanuit gingen dat mijn gezin wel klaar zouden staan.
Vera, Linda en ik zijn met z’n drieën thuis en hebben alle drie een even goede band met onze ouders. Zo hebben onze ouders bijvoorbeeld altijd op mijn nichtjes en neefjes gepast toen ze nog klein waren. Toen vonden mijn zussen het geen enkel punt om de kinderen hierheen te rijden, of stapten mijn ouders zonder klagen op de trein. Nadat pa overleed, nu zeven jaar terug, werd ma al een stuk minder zelfstandig. Na haar kleine hartinfarct was ze helemaal afhankelijk. Vooral van mij dus. Want toen de rollen werden omgedraaid en ma degene was die hulp nodig had in plaats van zij, zijn mijn zussen afgehaakt. Ze kwamen heus nog wel op visite en nodigden ma bij hen thuis uit, maar niet elke week. En bovendien hadden ze alle zorg op mijn bordje gelegd. Puur om het feit dat ma en ik dezelfde woonplaats hadden. Maar ze vergaten dat ik ook nog een gezin had, naast een baan voor 20 uur en een eigen huishouden.”

Garage als mantelzorgwoning

“In coronatijd klaagde onze moeder dat ze zo eenzaam was. Dat was verschrikkelijk om te horen. Mijn man en ik deden wat we konden, zoals boodschappen die we op de galerij voor de deur zetten, en we belden dagelijks en zwaaiden voor het raam, maar ze kwijnde echt weg. Nadat alles weer normaal was, gleed ze uit en brak haar heup. Na de operatie moest ze naar een verpleegafdeling, maar daar kon ze niet blijven. Ze moest ergens gaan revalideren, want dat kon ook niet (alleen) thuis. De artsen, maar ook mijn zussen en haar omgeving, iedereen ging er vanuit dat ze daarna wel naar mij toekon. Ik had immers een kamer op de begane grond: we hebben ooit de garage omgebouwd tot slaapkamer voor mijn dochter Patricia. Dan zou die gewoon bij haar broer op de kamer moeten slapen. Maar dat heb ik niet gedaan. Niet alleen wist ik niet hoe ik fulltime zorg kon combineren met mijn eigen leven, ik vond het ook niet fair tegenover de kinderen. Ma is toen – onder luid protest –  in een verpleeghuis terechtgekomen. In mijn ogen een prima plek voor haar: ze was er in goede handen, vanwege haar hart en slechte mobiliteit, en ze had er veel aanspraak. Er zaten meer dames van haar leeftijd met wie ze maaltijden en koffiemomenten deelde. Maar ze vond het er zelf vreselijk en deed niets anders dan mopperen tegen mij en mijn zussen.
Nu ze hersteld is van haar heup en achter een rollator kan lopen, is ze weer terug in haar eigen woning. Ze heeft thuishulp en die geeft haar prima zorg. Maar nu klaagt ze weer dat ze vereenzaamt en de mensen om haar heen mist. Ze laat keer op keer blijken dat ze vindt dat ze eigenlijk bij mij in huis zou moeten. Daarbij geholpen door het feit dat mijn dochter Patricia sinds november in Leiden op kamers woont om daar te studeren. Ma lonkt erg naar de oude slaapkamer van Patricia. Die is immers op de begane grond en heeft zelfs een kleine wastafel. Ideaal als mantelzorgwoning, heeft zij bedacht. En uiteraard vinden mijn zussen dat ook een topoplossing. Noem me maar egoïstisch of hard, maar ik wil helemaal niet de kamer van mijn dochter vergeven. Ten eerste komt ze nog regelmatig over in het weekend, en ten tweede: stel dat het niks wordt met studeren of ze wil toch terug, dan moet dat kunnen. En dat kan niet als oma in haar kamer woont.”

Bemoeizuchtig

“Maar bovenal denk ik dat het helemaal niet goed zou zijn als ik mijn moeder in huis zou nemen. Ik denk dat we snel zouden botsen, omdat ze wel lief, maar vrij dominant is en graag kritiek uit. Ze is extreem in haar ideeën, terwijl ik veel genuanceerder ben en liever het grijze midden opzoek. Als mijn moeder ergens iets van vindt, geeft ze direct haar mening, ongeacht wie ze daarmee kwetst. Het maakt niet uit wat voor discussie het is, of het nu over boeren, asielzoekers of het milieu gaat, ze vindt er iets van. Hard en zonder nuance. Ze bemoeit zich ook graag met hoe ik mijn huishouden doe, hoe mijn kinderen gekleed zijn en over de tatoeages die zij hebben. Meestal probeer ik haar een beetje te sussen of haal mijn schouders op, maar leuk is anders.
Ik denk ook niet dat het zou klikken met mijn man als ze hier zou wonen. Remco houdt van een biertje als hij uit zijn werk komt. Is mijn moeder toevallig bij ons als hij dat doet, dan kan ze het niet laten er een opmerking over te maken. Ook al druk ik haar nog zo op het hart niks te zeggen. Mij maakt het niks uit: als die man uit zijn werk komt en het fijn vindt om dan even op de bank te ontspannen met een biertje, príma. Maar ma doet net alsof hij een zwaar alcoholprobleem heeft. Dan zegt ze dat ze op Koffietijd gezien heeft dat het gevaarlijk is, of dat ze gelezen heeft dat overmatig drankgebruik kanker veroorzaakt. Ze is daar dan niet van af te brengen en zo zijn er meer dingen die zij vindt horen bij een gezonde levensstijl en die wij in haar ogen verkeerd doen. Ik voorspel nu al dat als ze hier zou wonen wij dagelijks ruzie zouden hebben thuis.”

Trieste weduwe

“Voor ons zijn er dus genoeg redenen om mijn moeder niet in huis te willen hebben. Maar dat wordt niet door iedereen begrepen. Mijn moeder klaagt graag tegen mijn tantes, nichten en buren en speelt daarbij de trieste weduwe die zielig wegkwijnt. Nou is ze ook wel beklagenswaardig: ga er maar aanstaan als je na vijftig jaar huwelijk plotseling door een overlijden uit elkaar wordt getrokken, dat voelt als een amputatie. Ik doe er ook echt zoveel mogelijk aan om regelmatig langs te gaan bij haar. Maar ik vind het niet eerlijk dat iedereen ervan uitgaat dat ik haar áltijd kom helpen en bezoeken, en ze mij erop aankijken als ik een keer niet kan. Of als ik dus weiger haar in huis te nemen. Zeker omdat er nog twee dochters zijn en niemand boos is op hen.
Het meest irriteert me denk ik dat zij overal zonder één wanklank mee weg komen. Niet elke zondag op visite komen, nooit mantelzorgen of boodschappen doen. Puur en alleen omdat ze dus op een half uur afstand wonen. Niemand die hen ooit verwijt dat mijn zussen ma in de steek laten. Laat staan verzoeken haar in huis te nemen.
Ik krijg ook letterlijk telefoontjes van mijn moeders jongste zuster, die keihard vraagt waarom ik zo egoïstisch ben en mijn ‘arme lieve mama’ niet een fijne oude dag gun. En elke keer steken onder water geeft als ik haar bij ma aantref. Door dwingend te vragen of ik ook niet vind dat ma zo mager is geworden. Of als ze semi-vriendelijk zegt dat ze zich zulke grote zorgen maakt, omdat ‘niemand alleen zou moeten blijven op deze leeftijd’. Daardoor heb ik regelmatig een rotgevoel en begin ik aan mezelf te twijfelen. Nogmaals, ik hou veel van mijn moeder en ik, en ook mijn man en kinderen, doen wat we kunnen. Behalve haar daadwerkelijk in huis nemen. Maar ben ik dan een slechte dochter of heb ik ook recht op mijn eigen gezin?”

Tekst: Joan Makenbach. Om privacyredenen zijn alle namen veranderd. De echte namen zijn bekend bij de redactie.​​​​​​
Foto: Getty Images

Meer persoonlijke verhalen lezen? Neem nu een digitaal abonnement op Vriendin.