Placeholder

Roken

Stefanie vindt het niks dat haar zoon Nico rookt. Zeker niet met een kleine in huis.

Stefanie vindt het niks dat haar zoon Nico rookt. Zeker niet met een kleine in huis.

Vroeger stonden de oudste vier kinderen onder toezicht. Toen de kinderen bij Dirk kwamen en alles goed geregeld was, werd de ondertoezichtstelling beëindigd.

We kregen er weer mee te maken, nadat Nico buiten westen raakte door drankmisbruik. Wanneer een minderjarige daardoor in het ziekenhuis belandt, wordt er een melding gedaan bij Jeugdzorg en volgen er een aantal gesprekken.

Er belt iemand van Jeugdzorg om de hulpverlening te evalueren. Ik zeg dat we tevreden zijn over de hulp: er was begrip voor de kwetsbare leeftijd van Nico en voor de schrijnende eerste jaren van zijn leven.

Nico is geen drinker, maar heeft zich laten gaan. Dat is zorgelijk. Controle hierop is goed.
Jongeren zijn kwetsbaar. Bovendien breekt teveel drank hersencellen af.

Ik vertel de vrouw, dat het best goed gaat met Nico. Hij doet soms druk op school, maar haalt goede cijfers. Ook heeft hij een baantje en piekert minder over zijn verleden dan voorheen. Ik maak me nog steeds zorgen, maar welke moeder van pubers doet dat niet?

Hoewel het een goed telefoongesprek is, heb ik een aanmerking:
‘Nico rookt ook. Daarvoor belt Jeugdzorg niet, terwijl tabak een zeer dodelijke consumptiemiddel is.’
‘Zover ben ik nog niet,’ excuseert de vrouw zich.
Dat begrijp ik.
Toch vind ik het merkwaardig dat roken bij zestienplussers min of meer geaccepteerd wordt.
Vorige week kwam nota bene in het nieuws dat politici een rol spelen in de tabakslobby. Longartsen vallen deze lobbyisten fel aan, maar waar blijft de politiek en waar is Jeugdzorg als het kinderen betreft?

Ik veroordeel rokers niet, maar mijn eigen zoon die ik zo gezond mogelijk heb opgevoed…

Van mijn vijf kinderen rookt er één. Maar achter dat ene kind zit wel een heel mensenleven. Iemand van wie ik houd.

Ik probeer er niet teveel meer over te zeggen.
Dan komt Nico thuis, vergezeld door een walm rook.
Ik wil aardig doen, vragen of Nico het gezellig heeft gehad, maar het lukt niet. Ik baal ervan dat hij rookt en de geur past niet in ons rookvrije huis waar ook een tweejarig kindje rondloopt.

‘Bah, wat een vieze lucht. Een schoorsteen is er niets bij! ‘
Ik hoor mezelf mopperen.

Verbieden, praten, afspraken maken, het helpt niet, maar mopperen helpt zeker niet.
Ik wil het leuk hebben met mijn zoon, die gewoon een aardige knul is.
‘Bah, wat ben ik toch aan het foeteren,’ mopper ik op mezelf.