vrouw

Rianne: ‘Mensen mijden mij sinds de dood van mijn zoontje’

Rianne (36) is getrouwd met Jacco (42). Samen kregen ze Tijn (7) en Mats. Bijna anderhalf jaar geleden overleed de laatste op 11-jarige leeftijd aan een hersenbloeding. Na een korte periode van medeleven werden de bezoekjes van vrienden en kennissen nihil.

“In de dagen naar Mats crematie toe was het huis vol. Onze mooie, lieve zoon lag opgebaard in de woonkamer en er was veel aanloop. Zijn vrienden, familieleden, buren en kennissen. Er stonden wildvreemden met knuffelberen, bloemen en pannen soep op de stoep. En onze jongste zoon Tijn werd meegenomen naar de speeltuin en kreeg troostbeertjes. Hartverwarmend.
Niemand had aan zien komen dat een op het eerste gezicht gezonde, Hollandse jongen van elf, die sportte en altijd actief was, zo plotseling zou sterven aan de gevolgen van een hersenbloeding. Wij konden het niet bevatten. En Tijn, die toen vijf was, al helemáál niet. Die riep op een gegeven moment tegen iedereen: ‘Hoi, mijn broer is dood.’ Alsof het iets leuks was. Er was immers veel visite en hij kreeg veel aandacht. Ook al was hij ook diep bedroefd om het overlijden van zijn grote broer, hij besefte niet alles en vond de visite erg gezellig.
Ik vond het fijn dat hij werd opgevangen. Mijn man en ik wisten ons geen raad, waren kapot van verdriet en hielden onszelf overeind met kalmeringstabletten. We konden de zorg voor hem er op dat moment ook eigenlijk niet bij hebben. De schok van de dood van Mats was té heftig. Maar het medeleven van iedereen om ons heen deed ons goed. Zijn school maakte een herdenkingsruimte in de aula, met kaarsen en een gedenkboek. Op de dag van de crematie vormden alle kinderen een erehaag op het pad naar het crematorium en strooiden witte rozen. En zijn voetbalvrienden liepen achter de kist. Ergens werden we daardoor ook gesterkt, de wetenschap dat zóveel mensen verdriet hadden om onze Mats.
Hoe anders is dat nu, bijna anderhalf jaar later. Op zijn beste vriend en een melding in de nieuwsbrief van school dat de sterfdag van Mats een jaar geleden was na, horen we niets meer. En het lijkt wel alsof andere moeders op school en in onze omgeving mij bewust uit de weg gaan.”

Tikkende tijdbom

“Vóór het rampjaar 2019 zag ons leven er prachtig uit. We waren een normaal gezin: vader, moeder en twee zoons. Jacco en ik hadden al twaalf jaar verkering voordat Mats zich aandiende. Die tijd hadden we gebruikt om elkaar te leren kennen, te werken, te reizen, geld te sparen en zo een eigen huis te kunnen kopen. Maar ook met onze zoons maakten we nog reizen. We waren gek op Oost-Europa. Caravan mee en gaan. Heerlijke vakanties waar ik met een grote glimlach aan terugdenk.
Mats was echt een modelzoon. Onze jongste is een compleet ander kind – ook helemaal prima. Tijn is een boender. Hij heeft een ondeugende kop, is altijd in voor kattenkwaad en zoekt naar de grenzen thuis. Mats was een ontzettende lieve, zachtaardige knul. Ook al ging hij richting puberteit, ik heb nog nooit een grote mond van hem gehad.
Iedereen mocht hem graag. Op school was hij geen ruziezoeker maar juist de verbinder. In zijn voetbalteam was hij altijd de eerste die een hand uitstak als een ploeggenoot of tegenstander op de grond lag. Mats stikte van de vrienden. We hadden wekelijks wel een vriendje van hem te logeren of te eten.
Ik ben een echte moederkloek die geniet van het rumoer om haar heen. Het kan me nooit te druk zijn als het om kinderen gaat. We hebben weleens twee vrienden van Mats en een van Tijn te logeren gehad: alle matrassen, dekbedden en luchtbedden op zolder en keten maar. Met verjaardagsfeestjes nodigde ik altijd de hele klas uit. Net als Mats ben ik van het harmoniemodel. Niemand mag erbuiten vallen, dus ook niet op een partijtje.
Dat Mats rondliep met een tikkende tijdbom, zoals zijn artsen de bloedprop in zijn hersenen later omschreven, wisten we niet. Gelukkig maar, denk ik nu. Misschien hadden we hem dan heel anders opgevoed. Veel beschermender. Het had overigens niets uitgemaakt. Hij had een zeldzame, genetische ziekte en zou hier sowieso aan overleden zijn. Als het niet nu was, dan over tien jaar. Maar het had ook al op zijn derde kunnen gebeuren. Achteraf ben ik dus dankbaar dat wij elf jaar en vijf maanden van hem hebben mogen genieten.”

Angstig stil

“De eerste dagen na de crematie kwam er nog steeds bezoek. Vrienden die informeerden of we wat nodig hadden, buren die Tijn kwamen ophalen, een lieve kaart op de mat. Maar na een week of drie, merkte ik ineens dat we die dag helemaal niets meer hadden gehoord. Geen telefoontje, geen appje, niets. Misschien was het ook wel tijd. Ooit moesten Jacco en ik weer uit onze bubbel komen en het leven weer oppakken. Jacco is vrij snel weer gaan werken. Zelf heb ik eerst een jaar buitengewoon verlof genomen en ben ik daarna helemaal gestopt. Ik werk met kinderen en dat kon ik niet meer aan. Bovendien wil ik me volledig op Tijn richten. Hem begeleiden in zijn rouwproces en er tegelijk voor zogen dat hij een zo’n normaal mogelijke jeugd krijgt.
Maar ik vond het wel erg stil ineens en dat is het nu, anderhalf jaar later, nog steeds. Angstig stil. Natuurlijk, Tijn heeft nog wel zijn vriendje die hier komt spelen en Brandon, de beste vriend van Mats, wipt eens in de twee weken aan. Verder horen we niks. Ik heb zelfs het idee dat kinderen bewust weggehouden worden. Tijn vertelde dat hij een jongen had gevraagd voor een playdate na school en dat de moeder van dat jongetje letterlijk zei: ‘Doe maar niet, het is daar vast heel triest.’
Misschien een begrijpelijke reactie voor een buitenstander. Maar wel pijnlijk en kwetsend. Want natuurlijk is de pijn om Mats niet weg. Dat zal altijd een enorme wond zijn, die nóóit meer over gaat. Jacco en ik hebben er veel verdriet om, maar houden dat privé. Het is niet zo dat Jacco en ik de hele dag in tranen depressief op de bank zitten. We bewaren het verdriet sowieso zo veel mogelijk voor na bedtijd. In de buurt van Tijn proberen we opgewekt te zijn.
Als er één ding is dat ons op de been hield, dan was het de zorg voor Tijn. We vinden allebei dat hij gezond groot moet worden. Niet in een rouwhuis. We praten over Mats en er mag best een traan zijn, maar we lachen ook veel. We halen bij voorkeur fijne herinneringen op. En we zorgen ervoor dat Tijns leven niet ook voorbij is. Dus gaan we op zondag naar de Mac Donalds en bezoeken we pretparken. Vlak na de crematie zijn we bewust met Tijn naar het openluchtzwembad gegaan. Dorpsbewoners keken vreemd op toen wij binnenkwamen, maar we móéten door. Mats was zo lief, hij zou niets liever zou willen dan dat zijn broertje weer blij zou zijn. En hij zou absoluut niet willen dat wij dagelijks om hem huilen.”

Gemeden

“Sinds Mats is overleden, heb ik het gevoel dat ik word gemeden op het schoolplein, bij de judo van Tijn en in de supermarkt. Alsof ik besmet ben met corona en al niezend en proestend rondloop. Maar toen ik voor het eerst zo gemeden werd, was er nog helemaal geen sprake van een pandemie.
Dat mensen de dood niet willen zien, zeker niet als het om een jong kind gaat, kan ik nog snappen. Het is ook vreselijk. Godzijdank gebeurt het niet vaak dat een kind zo vroeg overlijdt. Maar het is niet besmettelijk. We hebben geen enge ziekte. Mats heeft pure pech gehad.
Op twee goede vrienden, onze ouders en onze broer en zus na, krijgen we nog maar weinig bezoek. Veel van ons sociale leven draaide om de kinderen. Ik sprak af met moeders van het kinderdagverblijf, de voetbal en later van school. We hebben niet veel vrienden meer van onze kinderloze tijd. Dat verwaterde toen we Mats kregen. Onze gesprekken werden anders, onze vakantiebestemmingen veranderden. Dat is ook niet erg, zo gaan die dingen. Maar nu blijken het juist de ouders te zijn die ons het meest mijden.
Mijn man Jacco heeft op zijn werk nog wel collega’s met wie op vrijdag nog wel eens een borreltje deed. Voor hem belangrijk om zich even te kunnen ontspannen. Maar dat contact is er sinds het verplichte thuiswerken niet meer. Ook hij vindt het lastig dat onze sociale kring zo klein is geworden. We zijn als gezin daardoor extra op elkaar aangewezen.”

Stiekeme blikken

“In het begin kreeg ik veel berichten waarin stond dat ik altijd kon bellen als ik daar behoefte aan had. Maar dat is zo vaag. Want wanneer doe ik dat dan? Om twee uur ’s nachts, als de gedachte aan Mats me wakker houdt? Om 17.15 uur, als ik word overvallen door verdriet omdat dat het tijdstip is waarop Mats altijd de tuin uit fietste om te gaan trainen? Het voelt voor mij gek om dan een kennis op te bellen met: ‘Ik voel me ineens zo naar’. Ik wil anderen ook niet lastigvallen. Net na vijven zijn de meesten aan het koken en ik geloof ook niet dat je blij bent als middenin de nacht de telefoon rinkelt.
Ik laat het initiatief daarom bij anderen. Alleen, dat komt niet. Waarschijnlijk weten mensen zich geen raad. Het liefst zou ik willen dat mensen zich normaal gedragen. Ik zie de stiekeme blikken en het medelijden in de ogen. Ik zie dat iedereen het erg voor ons vindt, maar niemand doet zijn mond open.
Ik denk niet dat het onwil of kwade bedoelingen zijn, maar onmacht. Ze weten misschien niets te zeggen, of zijn bang voor een verkeerde opmerking. Maar zeg dát dan. Zeg: ‘Goh Rian, ik heb er geen woorden voor, maar wil je toch laten weten dat ik aan je denk’. Dat zou al te gek zijn. Die woorden hebben wij namelijk ook niet, dus ik zou zo’n reactie volkomen begrijpen.
Weet dat wat je ook zegt, welke foute opmerking je misschien ook per ongeluk maakt, het nooit méér pijn kan doen dan een overleden kind. Wij krijgen Mats nooit meer terug en dat is al erg genoeg. Het zou ontzettend helpen als we in ons proces wat steun zouden krijgen. Ik wil niet klagen of met een beschuldigende vinger naar anderen wijzen. Maar al was het maar een keer: ‘Ik mis Mats ook’, of: ‘Wat zou Mats genoten hebben van een schoolvoetbaltoernooi’. Gewoon iets simpels, waardoor ik besef dat Mats ook in andere harten leeft.”

Tekst: Lizzy Jansen
Foto: Getty Images

Meer persoonlijke verhalen lezen? Neem nu een digitaal abonnement op Vriendin.