Placeholder

Op visite

Als Stefanie en Dirk een paar asielzoekers helpen, helpen ze daar onbewust ook zichzelf mee.

Als Stefanie en Dirk een paar asielzoekers helpen, helpen ze daar onbewust ook zichzelf mee.

Dirk zoekt naar boeken en zeldzame spulletjes. Adriana en ik snuffelen tussen het speelgoed. Als we de kringloopwinkel uit komen, zien we een man die samen met zijn zoontje een kinderbiljart achter op een fiets probeert vast te maken. Dirk schiet hem te hulp, maar een veilige constructie wordt het niet.
‘Waar moet u naartoe?’ vraagt Dirk.
‘Sorry, I don’t, eh?’
‘Where do you live?’
‘Asiel’, zegt de man.
Dirk wijst naar onze auto en maakt duidelijk dat hij het biljart wel wil brengen. ‘Thank you’, zegt de man wel een paar keer.

Bij het asielzoekerscentrum komt, behalve de man en zijn zoontje, ook een jongen van een jaar of vijfentwintig naar ons toe. ‘Thank you, thank you,’ zegt ook hij. Hij blijkt een vriend van de man te zijn en spreekt goed Engels.
We worden uitgenodigd om iets te komen drinken. Er staan allemaal rijen donkergroene etagewoningen op het terrein. Overal staan fietsen en er spelen veel kinderen op straat.
We komen binnen in een piepklein woninkje. Er staat een bankstel, een salontafel, een eethoek en een tv’tje. Behalve twee kleurplaten aan de muur is er weinig decoratie. De man blijkt drie zoontjes te hebben. Zijn vrouw komt uit de slaapkamer en stelt zich voor. Ze heeft een groene jurk aan met een bijpassende hoofddoek. Ze brengt ons thee, limonade en koekjes.
Zowel het gezin als de jongeman komen uit Syrië en zijn hier nog maar kort. Wij denken de situatie in Syrië te kennen, maar de jongeman zegt: ‘What you see on television is nothing.’
In Syrië studeerde hij economie. De vader van de jongetjes was daar bruidsmodeontwerper. Hier is hij asielzoeker, maar in beide landen is hij dezelfde man.
‘Here everyday is the same’, vertelt de jongen, maar hij zegt dat het vandaag anders is en kijkt ons dankbaar aan.
Dirk schrijft ons adres op en zegt dat ze best eens langs mogen komen. Adriana zit op mijn schoot. Ze kijkt nergens van op en accepteert de mensen en de situatie gewoon, omdat wij dat ook doen.

‘Mag ik de volgende keer ook mee?’ vraagt Faith enthousiast als we ’s avonds het verhaal vertellen. Hierdoor hebben we weer een raakvlak met Faith. Vorige week ging het even niet en heeft ze een extra nachtje in het logeerhuis geslapen. Het is fijn dat we nu weer nader tot elkaar komen. Zo hebben de mensen uit het asielzoekerscentrum ons ook geholpen.