Placeholder

Medemoeder

Herkenning en bewondering maken dat Stefanie een onbekende moeder wel een complimentje móet geven.

Herkenning en bewondering maken dat Stefanie een onbekende moeder wel een complimentje móet geven.

De jongen is aan het schreeuwen. Hij schopt tegen het ronde tafeltje. Ik zit aan een tafeltje naast hem en merk dat het niet om een gewone kleuterdriftbui gaat. Ik herken het speciale gedrag van lang geleden.
‘Ik zet het hier neer. Als je wilt, dan kun je het pakken.’ De moeder zegt het beslist en toch liefdevol als ze een pakje drinken op het tafeltje zet. De jongen zegt: ‘Nee’ en geeft nogmaals een schop tegen de tafel. Ogenschijnlijk stoïcijns gaat de moeder verder met het voeren van haar baby. Ze verdeelt haar aandacht evenredig tussen de baby, de schreeuwende jongen en een jochie van een jaar of drie.
‘Zal ik haar aanspreken of is dat raar?’ vraag ik mij af. Gek dat ik met mezelf bezig ben, in plaats van met het gevoel van de moeder en haar zoon.

De tweeling kon vroeger ook drift- en huilbuien hebben. Adriana heeft die ook wel eens. Zij is een lieve, pittige peuter, die zich goed kan uiten. Ik vind dat niet erg en voel wel dat het bij haar normale peuterdriftbuien zijn. Bij de tweeling was het meer overschreeuwen om gemiste aandacht. Het was niet zo dat Nico en Faith altijd schreeuwden, maar wij waren vaak omringd door schreeuwers. Op de dagverblijven en speciale scholen die de tweeling bezocht, kwam een soortgelijk gedrag veel voor.

De moeder negeert het geschreeuw. Haar kinderen mogen even later iets lekkers uitzoeken. De vrouw wendt zich tot het intussen minder boze kind en zijn broertje. De jongens gaan naar de toonbank van het restaurant in de kinderboerderij.
Ik draai mij om en zeg tegen de moeder: ‘Ik vind dat je het heel goed doet.’
De moeder glimlacht en gebaart dat ze het er warm van heeft. Ze vertelt dat haar zoon binnenkort getest zal worden op autisme en hoogbegaafdheid. Dat vindt ze jammer. ‘Hij is nog zo jong.’
‘Wat heeft die van jouw mooie krulletjes’, merkt ze op. Ik vertel dat ik nog vier kinderen heb. Het verbaast haar dat mijn oudste dochter al tweeëntwintig is.
‘Dan ben ik twee jaar ouder dan jouw oudste dochter,’ zegt ze.
De moeder straalt zoveel volwassenheid uit, dat ik haar ouder had geschat. Wat een sterke, jonge vrouw!
Als ik met Adriana in de apenkooi ben, zie ik de moeder met haar kinderen vertrekken. We zwaaien naar elkaar. Het voelt goed, gewoon eens iets positiefs uitspreken tegen een andere moeder.