Placeholder

Lieske

Als Stefanie een klasgenoot van vroeger tegenkomt, beseft ze dat mensen veranderen.

Als Stefanie een klasgenoot van vroeger tegenkomt, beseft ze dat mensen veranderen.

Is dat Lieske?
Ik kijk nog eens goed, al is ze het onmiskenbaar. Ze heeft nog steeds hetzelfde piekhaar en ik herken de zijkant van haar wipneus als zij haar pincode intypt.
Er zit een peuter in de boodschappenkar. Zij heeft dus ook op latere leeftijd nog een kindje gekregen.

Ik heb kort bij haar in de klas gezeten. Ineens was ze er niet meer. Er gingen geruchten dat zij van school gestuurd was.
Ik ging niet veel met Lieske om, maar weet nog dat zij er geregeld uitgestuurd werd. Dan lachte ze uitdagend. Achteraf begrijp ik dat zij zich op die momenten helemaal niet goed voelde, maar zichzelf overschreeuwde.
Lieske zat in een pleeggezin. Ze schepte op over haar echte vader, totdat een klasgenootje erachter kwam dat het verzinsels waren.

Eigenlijk ken ik haar niet goed, maar ze ziet er aardig uit. Ik wil haar groeten en wacht tot zij mijn kant uitkijkt. Dan zegt ze de caissière gedag en duwt de boodschappenkar de winkel uit.
Ik sta met Adriana in de rij en durf niet naar Lieske te roepen.

Als Adriana en ik met de boodschappen naar de auto lopen, komt Lieske ons met een geleegde kar tegemoet.
‘Hé! Hoe gaat het?’ vraagt ze vrolijk.
Haar dochtertje zit nog in de kar.
‘Goed, en met jou?’
‘Prima’.
‘Dat is zeker twintig jaar geleden! Heb jij nog iets met de secretariële opleiding gedaan?’ vraagt ze belangstellend.
Ik vertel dat ik op kantoor zit.
‘Het was niets voor mij’, zegt Lieske.
Lieske heeft nu een baan in de keuken van een verzorgingshuis.
‘Ik werk in een leuk team’, voegt ze er tevreden aan toe.
Ze blijkt ook nog een zoontje te hebben. Die is op school.
Lieske vindt het fijn dat ik ook nog een biologisch kindje heb gekregen.
Zelf heeft ze haar leven op de rails. Ik zie het aan haar. Ze straalt rust uit.

Wat goed dat Lieske haar leven invulling heeft gegeven.
Ik hoop dat mijn woelige, nog thuiswonende, dochter daar ook de rust voor zal vinden. Zij is nu even oud als wij destijds op school waren. Af en toe begrijpen wij elkaar niet. Maar soms drinken we samen een kopje thee. Daar houden we allebei van.

Adriana en ik komen thuis. Ik ruim de boodschappen op en zet de waterkoker aan. Als mijn wervelende dochter straks ook komt, drinken we een kopje thee op de toekomst.