vrouw

Liesbeth: ‘Stiekem is het een opluchting dat mijn moeder er niet meer is’

De moeder van Liesbeth (47) stierf een half jaar terug aan de gevolgen van borstkanker. Liesbeth wordt nog bijna wekelijks gecondoleerd en sterkte gewenst met het verlies, maar weet niet goed hiermee om te gaan. Zo verdrietig is ze namelijk niet. “Als ik eerlijk zeg dat haar dood als een bevrijding voelt, zullen ze me veroordelen en mij harteloos vinden.”

Liesbeth: “Als mensen horen dat je net je moeder hebt verloren, krijg je hartverwarmende reacties. Collega’s, buren, kennissen, vage bekenden, iedereen wenst je veel sterkte en heeft medelijden met je. Zeker als het, zoals in mijn geval, gaat om iemand die binnen acht weken na de diagnose al overleed aan de gevolgen van borstkanker.
Ik vind het lastig om om te gaan met al die steunbetuigingen. Het voelt als huichelen. Vaak bedank ik zo neutraal mogelijk en probeer het gesprek snel op een ander onderwerp te krijgen. Of ik zeg iets standaards als “ze heeft gelukkig weinig pijn gehad”. Dat ik stiekem opgelucht ben dat ze is overleden, vertel ik er uiteraard niet bij. Niemand zal dat snappen, juist omdat ik elke week naar mijn ouders ging en altijd mantelzorgde voor mijn moeder. Als ik eerlijk zeg dat haar dood als een bevrijding voelt, zullen ze me veroordelen en mij harteloos vinden. Dus speel ik tijdens zo’n kort gesprekje op straat of bij het koffiezetapparaat het toneelstukje van de verdrietige dochter mee.

Weinig liefdevol

Eert uw vader en moeder. Dat hoorde ik elke zondag in de kerk. Het eerste gebod, dat ervoor zou zorgen dat je lang zou leven op aarde. Maar de dominee gaf in zijn preken vooral mee dat je jouw moeder moest vereren, zij was immers de vrouw die je het leven had gegeven. Ik vond die bewondering vooral als puber lastig. Ik kon mijn ma niet zien als een heilige. Onze relatie was moeizaam en weinig liefdevol. Dat kwam hoofdzakelijk van haar kant.
Mijn hele jeugd en ver in mijn volwassen leven hield ze alle genegenheid af. Ik deed erg mijn best een lieve dochter te zijn en ik bedelde ’s avonds om een nachtzoen, maar dat weigerde ze. Meer dan een “welterusten meid” kon er niet af. Ik kan me geen enkel kusje of omhelzing herinneren. Pas op het eind, in haar laatste weken, wilde ze af en toe knuffelen. Eerder kon ze het gewoon niet.
Mijn moeder was een verzuurde vrouw, ik kan het helaas niet anders omschrijven. Kil en hard. Ze liep steevast met een ontevreden blik en raakte snel geïrriteerd. Dat kwam niet zomaar. Ze was een vrouw getekend door het verlies van haar oudste kind. Zeven jaar voor mijn geboorte was er nog een broertje: Arnold. Mijn moeders blonde grote lieveling. Hij is slechts elf maanden geworden en overleden door een onbekende oorzaak. Nu zeg je wiegendood, toen was het iets mysterieus.

Ontroostbaar

Mijn moeder, die tot dat moment een spontane, leuke vrouw schijnt te zijn geweest, was ontroostbaar na de dood van Arnold. Heel begrijpelijk natuurlijk, de dood van een kind is levensbepalend en verwerk je niet zomaar. Ze raakte depressief en sloot zich maanden op in haar slaapkamer. Waarschijnlijk is met Arnold dat vrolijke, lieve karakter van haar gestorven.
Eigenlijk hoefde ze geen kinderen meer, maar mijn vader wilde zo graag. Hij was net zo verdrietig als zij, maar uitte het anders en wilde dolgraag nog een kind aan wie hij zijn liefde kon geven. Toen ze alsnog zwanger raakte, was ze volgens mijn vader wel blij met die zwangerschap. Ze hoopte op een jongen, om Arnold te vervangen. Na de geboorte van mij was ze hevig teleurgesteld dat ik een meisje was. Dat vertelde ze tegen haar artsen en mijn vader, maar ook tegen mij. Mijn hele leven heb ik van haar gehoord dat ik eigenlijk een jongen had moeten zijn.
Mijn vader was gelukkig wel blij met mij. Hij is een nuchtere Fries, zal niet snel zeggen dat hij van me houdt, maar gaf me nog wel eens een aai over mijn bol en probeerde echt zijn best te doen om er voor me te zijn. Maar we vormden een klassiek jaren 70-gezin met een vader die fulltime werkte en een moeder die thuis bleef. Mijn pa was en is een schat, maar ik zag hem alleen ’s avonds bij het eten en zondags in de kerk. Een enkele keer voetbalden we in de tuin, maar verder speelde hij niet zo’n rol in mijn leven.
Mijn moeder daarentegen wel, alleen zij was zoals gezegd vrij hard. Ze vond dat ze me streng moest aanpakken en gebruikte graag haar handen of een mattenklopper als ze dacht dat ik discipline nodig had. Mijn pa wist ervan. Hij keurde het slaan af, maar kon simpelweg niet tegen mijn moeder op. Zij was de baas in huis. Haar wil wet. Ma sloeg me nooit tot er striemen zichtbaar waren. Ze hield de schijn op voor de buitenwereld en daar kon ze geen blauwe plekken bij gebruiken, maar van binnen was ik wel beurs. Ik was bang voor haar buien. Ik zorgde er vaak voor dat ik geen reden gaf tot irritaties. Maar zelfs al was ik nog zo netjes, beleefd en deed ik klusjes in huis, dan ergerde ik haar alsnog. Ik was immers geen zoon.

Verkeerde mannen

Als je weinig liefde krijgt in je jeugd, maar daar wel veel behoefte aan hebt, neem je dat verlangen je hele leven met je mee. Het zorgde voor littekens op mijn ziel en beïnvloedt de stappen die je neemt in je leven. Wel of niet gaan voor het moederschap bijvoorbeeld. Maar ook partnerkeuzes en hoe je omgaat met relaties. Het lukte me nooit me lang te binden aan een man. Of ik koos de verkeerde uit. Ik was zo op zoek naar liefde, dat ik onbewust voor mannen ging die op mijn moeder leken en me alleen gebruikten of kleineerden.
Iedere keer als zo’n relatie uitging, lachte mijn moeder me bijna smalend uit. Tja, welke man hield het met mij vol? Ze gaf mij altijd de schuld van het mislukken van de relatie. Echt mijn liefdesverdriet met haar delen en me door haar laten troosten, lukte niet. Zelfs toen ik zou gaan trouwen en mijn verloofde het een maand voor de datum afzegde omdat hij een ander had, was ze boos op mij. Wat had ik gedaan om hem in de armen van een ander te drijven?
Ondanks haar negativiteit en de pijn die haar woorden me deden, bleef ik bij haar over de vloer komen. Ik ben loyaal aan mijn ouders. Ik heb verder niet veel vrienden en ergens hoopte ik dat ze zou verzachten of toch die arm om me heen zou slaan. In die tijd deden we zelfs nog veel samen. Op zaterdag naar de markt, winkelen, zwemmen. Het was niet per se gezellig, vooral omdat ze soms hard en gemeen uit de hoek kon komen. Maar ik bleef haar opzoeken, ze was toch mijn moeder.

Nietsnut als schoonzoon

Toen ik uiteindelijk tien jaar geleden mijn huidige man Gerard tegen het lijf liep, kon ik me langzaam losmaken van mijn moeder. Hij gaf me zelfvertrouwen en vooral veel liefde. Over Gerard, een goedzak eerste klas, was ma ronduit lelijk. Ik vond het vreselijk als ze tegen mensen riep dat haar schoonzoon maar een sukkel en een nietsnut was. Haar daarop aanspreken durfde ik niet, bang als ik nog steeds was voor haar scherpe tong.
Volgens ma deugde er veel niet aan mijn vriend. Misschien wel omdat hij stapelgek op mij was? Gerard is heel knuffelig en spontaan en droeg mij op handen. Hij was ook de eerste man bij wie ik nog een kinderwens had. In eerdere relaties durfde ik het niet aan. Wat als ik net zo werd als mijn moeder? Was ik wel in staat een kind moederliefde te geven als ik die zelf amper had ontvangen? Maar met Gerard aan mijn zijde durfde ik het wel aan. Helaas is het ons niet gegund papa en mama te worden. Ik was ook al 39 toen we het probeerden en mijn eitjes bleken al te oud. Na vier jaar en twee mislukte IVF-pogingen zijn we afgehaakt. Dan maar samen heel gelukkig worden.
Wat ook meespeelde bij mijn keuze te stoppen met verdere vruchtbaarheidsbehandelingen of eventuele pogingen in het buitenland, was de slechte gezondheid van mijn ouder wordende ouders. Ze hadden mijn hulp nodig. Mijn vader kreeg een lichte hartaanval en kwam in een scootmobiel terecht. Gerard en ik hebben geholpen het hele huis aan te passen, zodat hij thuis kon blijven wonen. Ook deden we zware boodschappen voor hen en maakten schoon. Gerard wist wel dat mijn moeder laatdunkend over hem sprak, toch stond hij altijd voor mijn ouders klaar. “Ik doe het voor jou”, zei hij altijd. Ook al zag hij ook hoe ik worstelde met mijn moeders buien en nare opmerkingen tegen hem en mij, hij wilde mij helpen.
Het stond me steeds meer tegen naar mijn ouders te gaan, maar ik deed het wel. Deels voor mijn vaders, die was altijd even dankbaar, deels uit loyaliteit. En toen mijn moeder begon te kwakkelen en uiteindelijk de desastreuze diagnose uitgezaaide borstkanker kreeg, kwam ik er zelfs bijna dagelijks over de vloer.

Sterk plichtsgevoel

Je leest vaak dat mensen met kanker “vechten” tegen hun ziekte. Net alsof het een wedstrijd is die je zou kunnen winnen. Onzin natuurlijk. Er valt weinig te strijden als je zo’n doodvonnis over je heen krijgt, je moet het allemaal lijdzaam ondergaan. Maar je kunt wel hopen op een wonder.
Mijn moeder was juist het hele andere uiterste: die wilde niets meer doen na de diagnose. Waarschijnlijk had ze al veel langer klachten, maar daar nooit iets over gezegd tegen een arts. Nu bleek de kanker al uitgezaaid naar haar hersenen. Vrijwel direct berustte ze in het lot. Ze gaf alle moed op. Ze weigerde chemo of bestralingen die eventueel haar tijd zouden kunnen verlengen. Ze was net 75, maar klaar met het leven. Ze ging naar Arnoldje toe.
Gek genoeg lukte het haar in haar laatste weken wel om mij enige affectie te geven. Ze leek te verzachten. Elke keer als ze me zag, wilde ze me omhelzen. Ik wist niet goed wat ik daarmee aan moest, ik was deze kant van haar niet gewend. Het deed me ook niet veel, alle liefde die ik ooit voor haar had gevoeld, was inmiddels verdwenen.
Wel heb ik haar keurig verzorgd tot het einde. Dat hoorde ik te doen vond ik, als haar dochter en enige nog levende kind. Ik vergezelde haar naar doktersafspraken, verschoonde kompressen en waste haar. Toen het einde nader kwam, zat ik aan haar bed en hield haar hand vast. En op haar begrafenis las ik een kort gedicht voor. Voor een speech had ik geen kracht, ik wilde ook niet simuleren dat ik zoveel verdriet had tegenover de aanwezigen. Maar vanuit mijn plichtsgevoel deed ik alles wat je als dochter behoorde te doen. Mensen vonden het allemaal even lief en knap van me en roemden mijn hulp en betrokkenheid.

Opgeleefd

Nu een half jaar na mama’s dood vindt iedereen het nog steeds vreselijk voor me. Ik krijg nog steeds lieve kaartjes en mensen spreken me op straat en in de buurt van mijn ouderlijk huis aan: “Wat erg voor je, meid.” Ik knik van ja, maar eigenlijk vind ik het helemaal niet erg. Ik voel een soort verademing dat ze er niet meer is.
Opgelucht dat ik nooit meer hoef te horen wat een slecht kind ik ben of gecommandeerd door haar te worden. Blij ook dat ik niet meer hoef op te boksen tegen mijn overleden broertje, wiens naam mijn moeder nog regelmatig liet vallen. Hij was namelijk echt een modelkind. Als ze hem nog had, was alles beter, zei ze altijd.
Ook voor vader is het gek genoeg een opluchting geweest. Hij mist haar echt en was intens verdrietig op haar uitvaart, maar ik zie hem nu opleven. Hij gaat er lekker op uit in zijn scootmobiel. Biljarten en klaverjassen in het buurthuis, koffie drinken bij de buren. Ineens maakt hij vrienden en doet allemaal dingen die niet konden toen hij nog met ma was. Ze hield hem onder de duim. Hij mocht nog geen boodschap alleen doen.
Pa zegt het niet en ook ik spreek het niet naar hem uit, maar we weten allebei dat het voor ons allebei beter is dat ma er niet meer is. Alleen zoiets kun je gewoon niet verkopen aan de buitenwereld en dus houden we allebei wijselijk onze mond.”
Tekst: Joan Makenbach
Foto: Getty Images
Om privacyredenen zijn alle namen veranderd. De echte namen zijn bekend bij de redactie.​​​​​​